| |
| |
| |
Plastische kunsten
Gunther Gooris
Authentieke plastische kunst mag meestal in het atelier beschimmelen. Oppervlakkige beeldjeskijkerij is troef. ledere keer dezelfde onzin: ‘Wat stelt dat voor?’, ‘Zie ik daar nu geen olifant op drie poten?’. De mensen, die het produkt zijn van onze roemruchte opvoeding tot kunstbegrip, verlangen veelal een reproduktie van de hen omringende, pakbare dingen. Er zijn er ook die een mooie versiering op hun kast of boven hun canapé willen, in bijpassende keuren en afmetingen. De laatste houding is volledig verantwoord als men met ‘toegepaste kunst’ heeft te maken. De gebruikskunst is inderdaad onmisbaar om ons alledaags leefklimaat interessant te maken. Ik ben er echter van overtuigd dat er daarnaast een ‘vrije kunst’ bestaansrecht heeft. En die heeft dikwijls weinig met de esthetiek van het leefmilieu te maken. Het is gewoon een ander expressiemiddel. Ondanks parallellen is er een wezenlijk onderscheid tussen een film van Ingmar Bergmann, een schilderij van Soutine, een boek van Kafka enerzijds en een creatie van Le Corbusier, een stoel van Arne Jacobsen en een interieur van Rietveld, anderzijds. Dit sluit niet uit, dat er ook kunstvormen bestaan, die de twee meer combineren: bv. Mondriaan en Van Doesburg. Het pluriforme is een van de interessante verworvenheden van onze cultuur. Ik betwist het bestaansrecht niet van de bestaande stijlen, richtingen en stromingen in de plastische kunst. Al doen sommige groepen
dat wel. Hetgeen ik betreur, omdat iedere strekking ergens het complement is van de andere.
Als maker van bepaald niet vlot verteerbare werken, ben ik overtuigd geraakt dat niet alle plastisch werk in de huiskamer dient te belanden en zeker niet in bankkluizen. ledere kunstvorm heeft zijn eigen specifieke uitdrukkingswijze. Het bestaan van mengvormen is geen ontkenning daarvan. De functie van bv. schilderijen en beeldhouwwerk is niet uitgespeeld. Integendeel. Doch ze moet veranderen. In afwachting kan ik alleen mijn droom op papier zetten. Ik zie rondreizende werken in gemeenschapshuizen. Iedereen die wil, kan daar in gezellige leefruimten contact krijgen met die werken. Een inrichting die mijn droom enigszins benadert is het ‘Stedelijk Museum’ van Amsterdam. Je kan daar spelen, lachen, eten en drinken, uitrusten, ingekeerd zijn, enz. Maar men zou ook meer plaatselijk kleinere evenementen kunnen verwezenlijken. Van al die werken worden dan massale kleurreprodukties gemaakt al dan niet in boekvorm, en verspreid tegen een zeer sociale prijs. Onnodig te zeggen dat dit systeem een ander onderwijs, een ander gebruik van de massamedia, dus een andere visie op mens en wereld, nodig maakt.
Ook een degelijk en massaal georganiseerd ruil- en huursysteem kan een alternatief bieden.
Het hierboven vermelde zou winstgevend kunnen uitgebouwd worden, zonder winstbejag. Aanvankelijk zal er wel wat geld ingepompt moeten worden. Maar verdorie! Wie betaalt de miljarden aan een leger, dat toch alleen opgebouwd is tot groot profijt van enkelen en vernietiging van velen?
Wie betaalt vele wetenschappelijke vorsers en priesters te velde? Over de fopspeentjes zoals prijzen, werkbeurzen en dergelijke aan kunstbeoefenaars, die schijnheilige aalmoezen, zullen we maar zwijgen. Is het opzoekingswerk, dat kunst eigen is, dan best onbestaande?
Moet een grove wereld nog meer vergrofd worden? Of zou de kunst, op haar eigen onvervreemdbare wijze, óók kunnen bijdragen om het leven een leefbaarder gezicht te geven? Maar ja, zolang de goederen van deze aarde onevenredig verdeeld zijn, en zolang loonslaven, anderen slaven, gehandicapten en bejaarden uitgebuit of misdeeld worden, zal dat wel een ijdele hoop blijven.
| |
Marcel De Backer, letterkundige en kunstschilder
Ik heb voor de zoveelste maal mijn ticket voor het ‘Musée d'Art Moderne de la Ville de Paris’ betaald, waarschijnlijk voor de laatste maal, maar ik ben nog geen ‘centime’ moderne kunst wijzer geworden, al weegt de ‘Nouveau Franc’ tamelijk ‘lourd’.
Het is dus verloren moeite geweest. 't Is ook jammer van het geld en de lange metrorit naar het museum.
Vorige keer, toen ik in de eerste zaal stond, dacht ik dat ik mij vergist had. Was ik een zaak van tweedehandse auto's binnengelopen? Vóór mij stond een Amerikaanse wagen, tamelijk gedeukt, waaromheen honderden Franse broden lagen, alle in een dagblad gewikkeld en met een touwtje toegebonden. Elders lagen duizenden lepels en vorken en bij een andere auto waren het platte en diepe borden. Televisietoestellen, aangesloten op een camera, stonden in, op, voor en achter de auto's. Men zag zichzelf overal, driemaal, tienmaal, twintigmaal. Er was op een T.V.-scherm niet gespaard.
Ik ben bereid in dit alles een ‘manifest’ te zien. We leven in een tijd dat de auto de auto begint te hinderen, dat de mens in de auto agressief wordt. Die mens ben je zelf. Je ziet je zitten in en op de auto, enz. Er is wel stof tot filosoferen als je daartoe bereid bent... maar wat heeft dit met kunst te maken?
Ingebouwde projectoren en flitslichten trokken de aandacht. Was dit het psychedelisch aspect van de tentoonstelling?
De elektrische motoren, die overal op de auto's waren gesoldeerd, deden borstels en
| |
| |
allerlei materieel bewegen.
Met goede wil en een flinke dosis ‘hineininterpretatie’ of beter nog ‘hinein-filosofie’ kunnen we dit alles opruiming noemen met de ‘grove borstel’. 't Kan een beeld zijn van onze consumptie- en wegwerpmaatschappij. De ingepakte broden - er lagen er ook een massa buiten het museum in weer en wind te rotten, alweer omheen een Amerikaanse slee - zullen wel iets te maken hebben met de honger in de wereld. Ik noem het een flauwe aanklacht. 't Is alleen vegen. Wat stelt men in de plaats? Niets! Mij stemde het eerder droef. Ik ken de prijs van een Franse baguette. Die is veel hoger dan bij ons. Voeg daarbij dat ik gedurende die week in Parijs dagelijks aangesproken werd door mensen die s.v.p. 1 Fr. vroegen. Dan is het gemakkelijk te begrijpen, dat ik die ‘inspiratie’ om broden in te pakken en omheen tweedehandse auto's te gooien, zinloos en tienderangs noem.
Ik wil over de kisten rotte salade (ook in het museum) zwijgen; ook over de ontelbare bokalen, gevuld met vies groen water, en zeker over de expositie van nu, waarin het anoniem geluid - gehijg, getrommel - een overdonderende rol speelt. Er staan twintig houten tafeltjes met een zwak lampje erboven en met een stoel ervoor... Een kunstwerk moet de leefruimte van de mens vermooien, rustiger maken, hem gééstelijk verrijken. Kàn dit met zo'n tafeltje, lamp, stoel en opdringerig geluid?
Ik wil wel een tafeltje méér in mijn living plaatsen, maar dan liefst het tafeltje uit het oude sprookje: ‘Tafeltje, tafeltje, dek je...’ Voor mij mag het democratisch een broodje met filet américain zijn. Ik heb het gevoel dat bij zulke ‘moderne exposities’ het geld een grote rol speelt. Ik ben ervan overtuigd dat die twintig houten tafeltjes zich duizendvoudig dekken met kreeft, kaviaar en de duurste champagne.
Die tafeltjes zijn terzelfder tijd het ezeltje met de goudstukken. Wie haalt voor dit idioot gedoe de knuppels uit de zak? Alleen voor die knuppeldans wil ik nog eens een ticket betalen van het ‘Musée d'Art Moderne de la Ville de Paris’.
| |
1. Is het mogelijk te leven van scheppende kunst zonder concessies te doen a/ aan de smaak van de doorsneemensen? b/ de smaak van de snob en de snobcritici? c/ of aan de eisen van de galerijhouders, d/ of aan de druk van de mode-trends?
Labor Omnia vincit improbus
Het is mogelijk voor enkelingen, die dan eerst jaren lang in de miserie hebben gezeten of vaders fortuin hebben opgeleefd. In de meeste gevallen moet je concessies doen hetzij aan het een of het ander; de smaak is uiterst persoonlijk maar helaas zo gemakkelijk te beïnvloeden door mooipraters, indien er geen grondige vorming aan voorafgaat.
| |
Raf Belmans
Het is zeer moeilijk te leven van scheppende kunst zonder concessies te doen aan de smaak van de doorsneemens. Er is maar één middel hiertegen: sociaal te blijven in de kunst, m.a.w. zich in geen ivoren toren op te sluiten.
| |
Maria De Graeve
Het is erg moeilijk zonder concessies te werken als men financieel afhankelijk is van zijn verkoop.
| |
Jos De Maegd
In de gegeven omstandigheden is het niet mogelijk van scheppende kunst te leven zonder concessies te doen om de reeds aangehaalde redenen. De kunstenaar is met huid en haar afhankelijk, 't zij van de smaak van de doorsnee mens, 't zij van die van de snob, de critici, de galerijhouders en de mode. Deze laatsten volgen trouwens bewust of onbewust de ‘managers’. Niets belet de kunstenaar echter scheppende kunst te maken zonder concessies, mits hij als mens psychisch en materieel voldoende vrij is. Materieel kan men vrij zijn door bv. kunst te beoefenen naast het beroep, dat men omwille van den brode uitoefent.
| |
Gaston J. Baert
Te allen tijd hebben grote kunstenaars de
groten der aarde gevleid. Galerijhouders, die contracten afsluiten per meter, werken de veelschilders in de hand.
| |
Madeleine Jorissen
Ik kan en ik wens geen concessies te doen aan wie dan ook; maar ik kan er dan ook niet van leven. Dit laatste is echter niet altijd het gevolg van het eerste.
| |
Piet Vlieghe
De meeste artiesten doen concessies, ten koste van hun eigen smaak.
| |
X
- | Ik geloof niet dat de scheppende kunst leefbaar is zonder concessies te doen aan de smaak van de doorsneemens en ook aan de eisen van de galerijhouder, alhoewel de kunstenaar daardoor geen afstand mag doen van zijn eigen persoonlijke visie, techniek, enz... |
- | Het is zeer moeilijk. |
| |
Mia Deprez
Ja, doch zeer moeilijk.
| |
Jef De Leeuw
leder kunstenaar, die iets wil bereiken, moet offers kunnen brengen. Ja, volgens mij is het mogelijk te leven om en van scheppende kunst, zonder concessies te doen; ook al moet men er uitsluitend van leven.
| |
Roger Van Belleghem
Om als zelfstandig kunstenaar, onafhankelijk
| |
| |
van alles wat hem omringt, gelukkig te kunnen leven, moet men volgens mij: 1/ artiest zijn in de diepste betekenis van het woord; 2/ zeer begaafd zijn; 3/ een harde werker met veel tucht en doorzettingsvermogen zijn; 4/ zich weinig storen aan kritiek. De afgunst in het slagen is ontzettend, ook van vrienden. Het werk van de kunstenaar is een levensopgave, waarvoor hij en de zijnen een zware tol betalen aan: twijfel, ontmoediging, onzekerheid, soms zware financiële moeilijkheden, uitbuiting en machteloosheid.
| |
2. Is men niet verplicht naast creatief werk een andere neven- of hoofdbetrekking (of activiteit) te hebben om een gezin te onderhouden? Is dit een nadeel of een voordeel op artistiek gebied?
Francis De Koninck
Met een leraarsbaantje kan men verder zonder concessies te doen, maar men voelt zich dan wel beperkt in zijn creatief werk. Voordeel en nadeel ligt daarin vervat en de keuze is dan wel de conclusie. In het kunstonderwijs staan, dient ook creatief beleefd te worden. Meestal is het een moeilijke taak om deze activiteiten gelijklopend te bedrijven.
| |
Jos De Maegd
Het nadeel - in dit geval niet over al de beschikbare tijd te beschikken - weegt niet op tegen het voordeel ‘moreel’ vrij te zijn... te zingen zoals men gebekt is.
| |
X
Naast het creatief werk is men wel verplicht een andere betrekking, zelfs een hoofdbetrekking, te hebben om een gezin te onderhouden... want niet iedereen geniet van een ‘politieke lange arm’. Bij gebrek aan zo'n steun is men wel verplicht toegevingen te doen om iets te kunnen verkopen. Er zijn er zelfs die oneerlijke praktijken gebruiken om hun werken aan de man te brengen (veelal door jaloezie in het kunstmidden).
| |
Raf Belmans
Het is een voordeel.
| |
Mia Deprez
Geld nodig om een gezin te onderhouden? De vraag is m.i. enigszins verkeerd geformuleerd: veel krachten schuilen soms in een gezin. Soms is een gezin nefast, doch veel mannelijke kunstenaars hebben een echtgenote met een behoorlijk inkomen en zeker en vast hebben veel vrouwelijke kunstenaars een echtgenoot met een voldoende inkomen. Dus!
| |
Madeleine Jorissen
Ik heb verschillende malen gedurende korte perioden gewerkt op kantoor. Voor mij was het onmogelijk na een volledige dagtaak 's avonds nog iets te doen. In het weekeinde kon ik dan op adem komen; maar gezien ik, als ik artistiek bedrijvig ben, uiterst geconcentreerd werk, was het voor mij niet mogelijk iets behoorlijks te doen.
| |
Piet Vlieghe
De meeste plastische kunstenaars trachten een job te vinden in het onderwijs. De meesten - hopen we - brengen dan ook hun verrijking door persoonlijk werk ook over op de studenten.
| |
X
Of een hoofdbetrekking naast creatief werk gunstig is, zal wel bij iedereen anders liggen. Maar over het algemeen is iemand die bv. zijn leraarschap als hoofdbetrekking ter harte neemt, wel enigszins geremd in zijn artistieke activiteiten.
Doch het ergste is wel dat deze persoon onder de slagbijl valt van de z.g. cumul zodat, wanneer hij als kunstenaar nog enigszins wil aan bod komen, hij op zijn beginwedde wordt geplaatst, alle verhogingen verliest en de in de loop der jaren z.g. te veel uitgekeerde wedde moet terugbetalen, wat soms in de miljoenen kan lopen.
Zo straft men in ons land uiterst streng degene die, om zijn kunstzinnige talenten volledig te kunnen uitleven en niet achterop te komen in zijn onderwijstaak, zich de moeite getroost cultureel werk voor de gemeenschap te scheppen (waarvoor hij belasting betaalt) in plaats van de duimen te draaien of een kaartje te leggen.
In Nederland komt het voor dat scholen een volledige betrekking niet toelaten, juist omdat de leraar verplicht zou worden in zijn branche bijkomend artistiek werk te presteren. Daar het merendeel van onze kunstenaars om den brode in het kunstonderwijs staat, zijn er een groot aantal die niet meer durven tentoonstellen of op andere manieren voor de dag komen en het wordt daardoor begrijpelijk dat ons kunstbeeld niet meer het juiste is. Vandaar dan ook het gesjacher met namen, plaatsen, prijzen, promoties, speculaties.
Daaruit spruiten dan benoemingen voort van uiterst onbekwamen in de kunstsector, alsook in het onderwijs, waar het op die manier steeds verder bergaf gaat.
Vastbenoemde beroepsrevolutionairen, met pensioen in het vooruitzicht, zijn een van de lachwekkendste dingen, die onze eeuw heeft voortgebracht. Vandaag, waar niet de herkenbare prestatie, maar alleen de ‘nieuwheid’ van het produkt geldt, waar cultuurdirigisten niet naar kwaliteit vragen, maar alleen dàt voortrekken wat een vooruitgangsdogma impliceert, is echte onderwijsbemoeiïng weerzinwekkend.
Een prof van een kunsthogeschool zei eens: ‘Kunst heeft met kunnen niets te zien, het is juist zo geweldig dat wij niet weten wat wij onderwijzen!’ Antwoord: onze kinderen zijn geen proefkonijnen.
Hoe kleiner de prijskamp, hoe naamlozer. Waaruit men kan besluiten dat de grootste prijzen gelijkstaan met de grootste doorgestoken kaart.
Stel u een ogenblik het debacle voor in het geval een eerste-rangsjury een naamloos werk primeert, dat toevallig op een farce berust! Welke gevolgen zou dit hebben ten aanzien van het gezicht van deze jury, van de betrouwbaarheid van zijn oordeel, van de waardebepaling van de z.g. gangbare kunst, van de kunstkritiek?... Het rijtje is onafzienbaar. Het zou de ineenstorting betekenen van het pronkerige, op de onwetendheid van de massa opgetrokken, kunstkasteel.
| |
Gaston J. Baert
Creatief werk om den brode is een voordeel. Zie de middeleeuwse miniaturistenboekverluchters.
| |
Pauwel Kennes
Het is mogelijk aan scheppende kunst te doen zonder concessies, indien men nog een andere neven- of hoofdbetrekking heeft.
| |
| |
Op artistiek gebied is dit zeker een voordeel, men gaat minder commerciële werken maken.
| |
Labor omnia vincit improbus
De meerderheid is verplicht een nevenberoep uit te oefenen. Iemand heeft me eens gezegd: ‘De kunst is ondergedoken in de maquis van het dagelijks leven’. Het feit dat men een nevenberoep moet uitoefenen, beperkt je alleszins, al was het maar op gebied van tijd; toch kan dit ook wel iets positiefs in zich dragen, want het dagelijks contact met de werkende mens heeft soms een heilzame invloed op de gedachtengang van de kunstenaar.
| |
3. Door wat moet een eerlijk kunstminnaar zich laten leiden bij het kopen van een kunstwerk? Hoe moet men tewerk gaan om geleidelijk een goede collectie samen te stellen? Wat denkt u van de aankooppolitiek van de openbare besturen en musea?
Pauwel Kennes
Bij het kopen van een kunstwerk moet men vooral aangesproken worden door het kunstwerk. Een kunstwerk is volgens mij een schepping van onze creatieve intelligentie, die wij allen bezitten, maar die bij de kunstenaar actief tot uitdrukking komt en bij de toeschouwer passief beleefd wordt. Om een goede collectie samen te stellen, moet men minimum 10 jaar musea en galerijen aflopen, zowel goede als slechte, en dan liever veel uitgeven voor één werk dat je aanspreekt, dan je geld te verspillen aan grote namen, die door galerijen worden opgedreven. Dat een kunstwerk soms te duur betaald wordt is
juist. Nochtans worden ook veel kunstwerken te weinig betaald. Bedenk maar eens dat een kunstenaar soms 1 jaar of meer met 1 werk bezig is, en van dit bedrag slechts 40% overhoudt.
| |
Mia Deprez
Naast de kwaliteit van het werk, dat steeds moet primeren, moet men de mens in de kunstenaar volgen, hem beluisteren, spreken zonder proberen te beïnvloeden; veel lezen over kunst en veel expo's en voornamelijk ateliers bezoeken. De aankooppolitiek en de rechtstreekse of onrechtstreekse subsidiëringspolitiek is op enkele voorbeelden na erbarmelijk.
| |
Noël Biebauw
Evenzeer als ik geloof dat er heel wat mensen zijn met geld en goede bedoelingen, ben ik ervan overtuigd dat zeer weinigen kunst zien. Erg vind ik dan dat zij die de kunstenaars zouden kunnen bijstaan meestal misleid worden door galerijen en al wat daarmee samenhangt; door letterkundigen die geestdriftig slechte tentoonstellingen durven openen; door mensen die door de staat betaald worden om de kunst te dienen, maar alleen meehollen en op de hol brengen.
| |
Piet Vlieghe
Dikwijls is de aankooppolitiek louter ‘politiek’.
| |
Francis De Koninck
De kunstminnaar moet inzicht hebben op de blijvende waarde van een gekocht werk om zich niet door speculatieve mode te laten leiden. Een aankoop dient eerst en vooral kwaliteit na te streven.
| |
Labor omnia vincit improbus
Door zijn zin voor schoonheid zou een koper zich moeten laten leiden, zonder onmiddellijk naar vaste namen te grijpen, die a priori een gevestigde waarde hebben.
In feite zou geen enkel werk van een kunstenaar mogen gesigneerd zijn en zou de stijl van het werk moeten dienen tot signatuur. Het is trouwens in de gevallen dat het werkelijk om iets waardevols gaat zo, dat de naam er zelfs niet meer op nodig is. De wijze van werken neemt dan die functie over of zou het toch moeten doen. In feite zou het de stijl van het werk moeten zijn, die de koper aanspreekt.
Om geleidelijk een goede collectie aan te leggen, zou ik aan de kopers aanraden zich in de eerste plaats te wenden tot hun goede smaak (als die er is); vervolgens werk aan te kopen van kunstenaars, die al enkele jaren actief zijn. Dit sluit uit dat er werk zou gekocht worden van ééndagsvliegen. Een jong kunstenaar moet eerst zijn weg vinden en een eigen stijl ontwikkelen. Het is zó dat, als je als jonge kunstenaar goed verkoopt, je gewoonlijk niet verder zoekt naar de essentie ervan en dus in één woord commercieel begint te werken.
De aankooppolitiek van de openbare besturen is over het algemeen zeer aanvechtbaar.
Ik druk wel op ‘over het algemeen’. In het algemeen is er weeral politiek mee gemoeid en dus kunnen wij maar best zwijgen over die aankopen.
| |
Raf Belmans
Door goede smaak en inzicht in de blijvende waarde van iets dat alle extremen vermijdt.
| |
| |
G.-K. Scholz: ‘Hopla’ of ‘Excuse my business’.
| |
Jos De Maegd
Door wat kan hij zich anders laten leiden dan door zijn persoonlijke voorkeur? Vraag is hoe die bepaald werd. Door kunstinitiatie gegeven door kunstcritici? Door informatie via de kunsthandel? Waar moet die ‘eerlijke’ man anders zijn licht gaan opsteken? Wie moet hij geloven?
Op het plan van de kunst is dat probleem niet groter dan voor het herkennen van goede literatuur. Beeldende kunst heeft dat bezwaar (of het voordeel, al naar gelang van het standpunt) dat de idee ‘goede collectie’ bewust of onbewust gekoppeld werd met de idee ‘goede belegging’... Normaal moet het voor de eerlijke liefhebber toch geen enkel probleem zijn te kiezen wat hij graag ziet. Hij kan zich totaal vergissen inzake kwaliteit, want kunstinzicht vraagt ervaring. Liefde (tot de kunst) kan blind zijn... Maar al bij al beter een liefde die blind is en zich vergist, dan een possessieve liefde voor de kunst... die belegging is. De eerlijke kunstminnaar kan zelf zonder geld rijker zijn met zijn ‘musée imaginaire’, dan degene die een collectie kunstwerken bezit zoals een sultan zijn harem. Vraag is echter of het verschijnsel kunstminnaar op zich al niet een bedenkelijke cultuur-uitwas is. In een oergezonde maatschappij kent men geen Kunst met een grote K en geen ‘kunstminnaars’. Kunst is er verweven met het leven zelf. Elkeen is erbij betrokken.
| |
Gaston J. Baert
De kunstminnaar moet zich laten leiden door eigen smaak. De aankooppolitiek der musea door onbevoegden is laakbaar en het gebeurt maar al te veel.
| |
Madeleine Jorissen
Kunst is nog niet genoeg een echte behoefte bij de meeste mensen, het blijft een versiering. Kunst is niet iets dat men in huis moet hebben, maar iets dat men moet beleven. Kunst moet de mens meer tot zijn totaalrealisatie brengen. De talloze maatschappij-aanklagers en welzijnsprofeten maken haast nooit gewag van kunst. Dat is een grote tekortkoming. Kunst is geen luxe, maar een levensnoodzaak (en dit niet alleen voor de scheppende kunstenaar). De kunstminnaar zal dus datgene kopen, waar hij mee wenst te leven. Hij moet proberen en leren zelf een oordeel te vormen. Er is natuurlijk een inspanning (van geestelijke aard) vereist. Kunst is niet gemakkelijk; contacten met kunst en kunstenaar kunnen helpen, maar men moet het echt willen. De kopers van kunst verlangen niet altijd genoeg van het kunstwerk. Het blijft gewoonlijk decoratie, status of geldbelegging.
| |
4. Wat te denken over het volgrecht van de kunstenaar bij de verderverkoop van kunstwerken?
Mia Deprez
Dit volgrecht moet verhoogd worden, doch zou voor 85% moeten aangewend worden om jongeren te helpen en oude behoeftige kunstenaars te steunen.
| |
Piet Vlieghe
Het volgrecht zou wettelijk (?) moeten geregeld worden.
| |
Labor omnia vincit improbus
Het volgrecht is wenselijk, daar men dan op de hoogte blijft van de scheppingskracht van de kunstenaar. Er zijn spijtig genoeg velen, die zeer weinig te zeggen hebben en dan maar alle stijlen uitproberen, die hen enigszins liggen, zonder ooit een eigen manier van werken te ontwikkelen. Hun hoofddoel is slechts te verkopen. Dit is zeker fout. In feite moet de kunstenaar voor zichzelf werken en moet het hem ergens pijn doen als één van zijn geesteskinderen verkocht wordt.
| |
5. Vindt u het redelijk dat kolossale sommen voor kunstwerken worden betaald? Over het puntensysteem bij de verkoop? Over belastingsvrijdom op kunstaankopen?
Willy Cools, kunstschilder
Het is volledig onverantwoord wanneer de staat fabelachtige sommen gaat uitbetalen. Meer dan een half miljoen mag niet gegeven worden aan een levende kunstenaar. De gecreëerde kunstbusiness en haar marchands mogen zeker niet nog eens beloond worden voor de manier waarop ze de markt beheersen. Musea daarentegen mogen wel hoge bedragen neertellen om ons kunstpatrimonium te beveiligen.
| |
Jos De Maegd
Het is inherent aan ons systeem dat kolossale sommen voor bepaalde kunstwerken worden betaald. Belastingvrijdom ligt in dezelfde logica begrepen.
| |
Gaston J. Baert
Te grof geld voor kunstwerken is niet redelijk. Belastingvrijdom evenmin. Belasting betalen is nodig en is een christelijk begrip: ‘Geef aan Cesar wat hem toekomt’.
| |
| |
| |
Labor omnia vincit improbus
Het is belist onredelijk kolossale sommen neer te tellen voor de aankoop van een werk. Iemand die dat doet, doet het, 't zij uit snobisme om er mee te kunnen pochen of uit belegging; en beide standpunten zijn mijns inziens even verwerpelijk.
Elke kunstaankoop zou moeten belastingvrij zijn, dit zou dan een steun zijn vanwege de staat waar het cultureel patrimonium zeker baat zou bij hebben.
| |
X
- | Kolossale sommen en belastingvrijdom vind ik niet goed. |
- | Het is onredelijk dat kolossale sommen voor kunstwerken worden betaald. Er wordt teveel gemikt op de ‘naam’ en de centjes die dan achteraf komen. |
| |
6. Wat denken over de kunstgalerijen? Hun methodes en eisen? Het met alle middelen lanceren en promoveren van een klein clubje eigen artiesten (stal)? De macht van de marchands op nationaal en internationaal plan om bv. willekeurige modes te creëren of kunstenaars tot genieën uit te roepen? Wat vindt u over het speculeren met kunstwerken?
Jos De Maegd
Kunstgalerijen gebruiken de methodes, die eigen zijn aan een maatschappij voor wie de sterkste, de best gewapende, het meeste kans op slagen heeft. Wie het anders wil aanpakken, gedraagt zich, van het standpunt van die wereld uit, als een dwaas: hij heeft geen enkele kans. Wie niet tot de ‘stal’ behoort of tot de uitverkorenen, die op internationale manifestaties uitgenodigd worden, heeft gewoon pech of is niet handig genoeg geweest. Waarom zich hierover ergeren indien men het met deze maatschappij eens is? Alleen een andere maatschappijstructuur, waarbij niet het winstbejag maar de mens primair staat, zou de rollen kunnen omgooien.
| |
Madeleine Jorissen
De galerijen kunnen een goede schakel zijn tussen kunstenaar, liefhebber en koper. Natuurlijk zijn er methodes en contracten, die niet interessant zijn. Maar het is aan de kunstenaar zelf om te beslissen of hij al dan niet produktiebeest wil worden in één of andere ‘stal’. Dat het een galerij lukt om iemand te lanceren, bewijst dat de mensen nog kunst kopen zoals margarine of waspoeder en dat zij kunst consumeren en niet beleven.
Norbert Feliers: ‘Mecenaat of geldbelegging?’, olie op paneel, 1,30 × 1 m, 1976.
Ook is de aspirant-koper niet gewapend tegen opdringerige publiciteit. In ons onderwijs wordt niet aan culturele ontwikkeling gedaan. Ik heb het meegemaakt dat leerlingen uit het laatste jaar van de humaniora nog nooit over Dürer hadden gehoord. Over hedendaagse kunstenaars wisten ze ook niets, iets ‘abstracts’ kunnen ze ook maken enz. Wel hadden ze in de krant gelezen van hoge prijzen op de veiling. Zij denken dan ook dat iedere kunstenaar schatrijk is en dat zij nooit zoiets zullen kunnen kopen. Over de betekenis van kunst, vroeger en nu, hebben ze weinig of niet nagedacht. Het is duidelijk dat men aan deze mensen, eens goed gevestigd in de maatschappij, alles kwijt kan. Men zal de markt onderzoeken om te weten hoe men het moet inkleden, wat er in de kritieken moet staan en welke goede geldbelegging het wel is!
| |
Pauwel Kennes
Het speculeren met kunstwerken vervalst de werkelijke waarde van het kunstwerk en ook van de kunstenaar zelf. De slechte werken worden ook als goede verkocht.
| |
Willy Cools
Critici en kunstgalerijen lanceren artiesten. Mensen, die meestal geen kunstopleiding genoten hebben, bepalen hoe het moet. Hoe kunnen we gezaghebbende criticasters hebben? Vele schrijvers aanzien het als een winstgevende bijverdienste. Een gedeelte ervan wordt door de kunstenaars zelf in stand gehouden, omdat ze er niet toe komen een tentoonstelling zelf te openen. Woorden kunnen immers toch de kunst niet verklaren. De eisen van de kunstgalerijen zijn onmenselijk. Geen uitbaters maar uitbuiters.
Van de andere kant hebben we zelf geprobeerd er iets aan te doen. In een gebouw van de gemeente kregen we ruimte, licht en verwarming. Indien de exposant verkocht, vroeg de gemeente een tekening. Door allerlei subsidies konden we deze tentoonstellingen zeer gunstig inrichten. Alles werd betaald: drukwerk, briefomslagen met postzegels, een mapje ter kennismaking met biografie en één of twee afdrukken. Wat stelden we vast? De meeste exposanten gromden omdat hun verkoop of de belangstelling te gering waren. Iemand was zelfs zo onbeschaamd om te eisen dat we een werk zelf zouden aankopen, indien er geen verkoop was. Wat willen sommigen nog?
| |
Gaston J. Baert
Vele geniale schilders schilderden zich dood (van Rembrandt tot Van Gogh). Speculeren met kunstwerken is een hobby van vampiers.
| |
Roger Van Belleghem
We moeten een onderscheid maken tussen de verschillende categorieën van galerijen.
Vooreerst zijn er de grote luxe-galerijen. Deze
| |
| |
worden gehouden door de marchands, die hun kunstenaars kiezen. De anderen komen er niet in. Verder zijn er de galerijhouders, die hun specifieke kunstenaars hebben, al dan niet met een contract. En dan hebben we al die andere: wie tegenwoordig geen beroep heeft, maar over geld of gronden beschikt, opent een galerij. In alle steden en dorpen vindt men ze. Zij riskeren niets, want de kunstenaar betaalt alles (transport, drukwerk, receptie... soms een waardevol werk weg te geven...). Tenslotte is er het cultureel centrum. Dit is tegenwoordig de meest democratische manier om uw werken tentoon te stellen. Zij beschikken meestal ook over mooie en goedverlichte ruimten. De huurprijs is niet hoog, evenmin als de percentages.
De speculatie met de kunstwerken is een echte ziekte geworden. Wie bepaalt eigenlijk dat, wat vandaag gering is, morgen miljoenen waard is? De wereld van de kunst is corrupt. Ge zijt of ge komt in de handen van de maffia en ge wordt dan onvermijdelijk groot, niet in geld, want dat eigenen ze zichzelf toe; en ge moogt content zijn dat ze wat over u praten. Maar wat is nu een marchand of een galerijhouder zonder kunstenaar?
| |
X
Het gaat soms zó ver, dat ge reeds op verkochte werken, die in de galerij worden gehangen ter aanvulling, ook nog een percent moet betalen. Wat de macht van de marchands betreft, die is zeer groot. Zij kopen een zogezegde collectie aan ‘marchand’-prijzen; drijven het zelfs zover een kunstboek over hun ‘fan’ uit te geven om hem als een genie uit te roepen. Dit om in werkelijkheid de waarde van de werken, die ze in hun bezit hebben, tot fantastische prijzen op te drijven. In de meeste gevallen komt alles neer op het speculeren met kunstwerken en hieraan valt er weinig te veranderen.
| |
Mia Deprez
Kunstgalerijen zijn er zeker nodig. Sommigen hebben zeer lovenswaardige methodes en eisen. De ‘stal’ is beneden alles en gewoonweg moord voor sommige karakterloze artiesten. De macht van de marchands valt te betreuren, doch is vooral een gevolg van het gebrekkig overheidsinitiatief terzake, dat nu vooral het kapitaal volgt en helpt. Het speculeren is een verkrachting van de ideeën van elke kunstenaar, dit woord waardig.
| |
Willy Verschelde
Kunstwerken worden helaas nog altijd op speculatieve criteria gewaardeerd: afgestemd op een snob-elite en niet op de persoonlijkheid van de kunstenaar. Dan maar hoogmoedig jammeren dat Jan-met-de-pet geen kaas gegeten heeft van kunst met een grote K, omdat hij wijs genoeg is te weten dat de kaas slecht is. Het is een mode geworden esthetische kunstwerken, die oprecht en liefdevol gemaakt zijn, te verwerpen als ‘kitsch’. Een hondedrol daarentegen is niet banaal, maar een ‘kunstwerk’. Spijtig genoeg zijn er ettelijke moderne kunstenaars, die dit valse muziekstuk helpen vertolken. Om een hondedrol tot kunstwerk te verheffen, moet je een verdomd knap demagoog zijn. De essentiële vijfledige vraag luidt: wie maakt de woekerprijzen, wie maakt het kunstwerk, wie maakt de kunstenaar, wie kan kunst betalen en vooral wat is kunst?
Wie de moed heeft deze eenvoudige vragen eerlijk te analyseren of relativeren, wordt vandaag de dag als een onderontwikkelde gebrandmerkt, waaruit de conclusie kan getrokken worden met de zoveelste bedenking: wordt de eerlijke kunstenaar hier niet gebrandmerkt met zelftwijfel en wie hanteert het brandmerk?
| |
Labor omnia vincit Improbus
Kunstgalerijen hebben een eerste nadeel, dat de mensen, die ze uitbaten, over het algemeen handelaars zijn en in veel gevallen van de opbrengst van de galerij moeten leven. Daar ligt in feite een terrein open én voor het mecenaat én voor vadertje staat. Dat er zich rond een galerij een stal van eigen schilders vormt, is niet a priori negatief. Dit laat dan groepsuitwisselingen toe, die wel nuttig kunnen zijn voor de uitbaters en voor de kunstenaars. Eén ding is echter spijtig, namelijk dat de galerijen zich het liefst omringd zien door kunstenaars, die reeds faam hebben. Dat komt het zakencijfer ten goede. De macht van de marchands is een vaststaand feit, een goede marchand kan een kunstenaar tot grote hoogte leiden of hem volledig breken, ongeacht de plastische waarde van het werk. De kopers zijn over het algemeen toch mensen die zich laten leiden door de marchands of ten minste zich door hen laten beïnvloeden.
Het speculeren met kunstwerken vind ik als kunstenaar een verwerpelijk iets. Daar is nooit iemand beter door geworden, alleen in sommige gevallen maar rijker.
Een kunstwerk moet in de eerste plaats een geesteskind zijn van de kunstenaar en zeker geen speculatieve waarde. Om nu te besluiten kan ik zeggen dat het ganse kunstgebeuren aan een min of meer ongeneeslijke ziekte lijdt, die in de vorige eeuw ontkiemde en nu zulkdanige afmetingen heeft aangenomen, dat er nog maar weinig aan te dokteren valt. Dit is waar, voor spijtig genoeg alle vormen, die zich met kunst identificeren. De kunst zou moeten een individuele uiting zijn, die de mensheid beter maakt; maar dan moet de kunstenaar ook over de materiële mogelijkheid beschikken om dit waar te maken.
|
|