| |
| |
| |
Journalistieke arbeid van Albert Dusar
Het literaire debuut van Albert Dusar is te situeren onmiddellijk na de oorlog.
Hij werd laureaat van de Gulden Romanprijsvraag, door het Davidsfonds in 1945 uitgeschreven, en zijn roman ‘Tussen twee winters’ werd onmiddellijk gepubliceerd. Kort hierop begon hij zijn journalistieke activiteit als mede-oprichter en redactiesecretaris van het weekblad ‘Nieuwe Tijden’ en dit tot en met 1949. Mgr. Heuschen, de huidige bisschop van Hasselt, was een van de medestichters en hij belicht in een afzonderlijke bijdrage hetgeen Albert Dusar voor ‘Nieuwe Tijden’ heeft betekend.
Vanaf 1947 gaat het dagblad ‘Het Volk’ in Limburg van start en wordt Albert Dusar als beloftevol journalist belast met de uitbouw van ‘Het Volk’ en ‘Het Zondagsblad’ in Limburg.
Dit deed hij op dergelijke opmerkelijke wijze, dat hij in 1953 door gouverneur Roppe wordt aangezocht de nieuwe provinciale culturele Dienst uit te bouwen. Maurits Standaert, hoofdredacteur van ‘Het Volk’, beleefde deze periode van nabij en belicht de journalist Dusar als vriend en vakman.
Gedurende deze na-oorlogse periode werkte Albert Dusar ijverig mee aan het cultureel maandblad ‘De Tijdspiegel’, waarvan hij al vroeg en tot aan zijn dood redactiesecretaris zou zijn. Op deze literaire arbeid werd reeds ingegaan. Over zijn verdienste en aanwezigheid als redactielid van het tijdschrift ‘Vlaanderen’, vanaf 1967, schetst Kan. Dr. A. Smeets zijn betekenis en zijn belangrijke bijdrage in de schoot van het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond.
Ondertussen publiceerde Albert Dusar, vooral in de periode 1970-75, tientallen opmerkelijke boeken en brochures, waaruit zijn bekommernis om en zijn kennis van het artistiek en toeristisch patrimonium blijkt.
Wegens zijn verdienste op literair gebied werd hem dan ook in 1973 de Driejaarlijkse Provinciale Prijs voor Letterkunde van de Provincie Limburg toegekend.
Na deze journalistieke benadering van Albert Dusar volgt nog een uitgebreide bibliografie van zijn publicaties.
Ludo Raskin
Omslag: Albert Dusar: ‘Tussen twee winters’, roman.
| |
Nieuwe tijden 1945-1949
Albert Dusar was een geboren journalist.
Geen man voor de rubriek ‘gebroken armen en benen’. Maar iemand die spontaan de zaken nog al filosofisch aanpakte. Hijzelf had nimmer wijsbegeerte gestudeerd. Maar het lag in zijn aard te peilen naar de achtergronden van gebeurtenissen en van situaties. Hij kon wekenlang rondlopen met een probleem. Het werd de stof van een artikel wanneer hij oordeelde dat het tot rijpheid was gebracht. En wat hij schreef was altijd leesbaar en verstaanbaar voor de gewone man. Het was aan deze man dat hij iets wou bijbrengen. In heel zijn leven heeft hij trouwens in zijn dienst gestaan. Hij was gelukkig als men reageerde op zijn bijdragen. Zijn doel was steeds niet enkel informatie te verschaffen, maar ook de lezers te doen nadenken. Hen te verplichten het directe feitenmateriaal te overstijgen en doen te zoeken naar bevredigende
| |
| |
verklaringen, waarvan hijzelf een aantal elementen suggereerde.
Zijn interesse ging ook sterk uit naar de toekomst. Hij kon zich niet opsluiten in de enge kring van actualiteitsproblemen. Zijn stelling was altijd: ‘Wij moeten verder kijken’. Wat hem het sterkste boeide was hetgeen de maatschappij van morgen zou worden. Hij wist dat slechts een beperkt aantal mensen verder keken dan hun neus lang was. Het lag in zijn betrachting zoveel mogelijk personen voor de dag van morgen klaar te maken. Wat hij destijds geschreven heeft over de problematiek van de Limburgse kolenmijnen, over de crisis van het internationaal muntstelsel, over de evolutie van de Oost-West-betrekkingen, heeft zich, jammer genoeg, voor een groot deel bewaarheid.
Het gaat hier om bijdragen van vóór de jaren vijftig! Maar ook voor de positieve kanten van de maatschappelijke ontwikkeling heeft hij oog gehad, in het bijzonder voor de steeds groeiende bijdrage van de werknemer in het industriële proces en voor de democratisering van de culturele ontwikkeling.
Hij engageerde zich minder in de binnenlandse politiek. ‘Nieuwe Tijden’ was geboren uit het verlangen te beschikken over een tribune, waarin men de linkse literatuur, die in de jaren na de bevrijding Zuid-Limburg overspoelde, van antwoord kon dienen. In de regel vergenoegde men zich met een positieve uiteenzetting van het christelijke standpunt, soms sloeg men hard terug of viel men aan. Dit laatste lag minder in de aard van Albert Dusar. Hiervoor deed hij beroep op andere medewerkers. Hij hield van de rubriek ‘Nagels met koppen’, waarin bepaalde ongezonde toestanden scherp werden aangeklaagd.
Maar hijzelf deed er slechts zelden aan mee. Hij nam bepaalde theorieën op de korrel, maar de personen spaarde hij altijd. Nooit heeft hij willen gebruik maken van de kans, die voor het grijpen lag om wie hem onrecht hadden aangedaan op hun nummer te zetten.
Dat lag nu eenmaal niet in zijn karakter: hij kon geen kwaad met kwaad vergelden.
Toen men het plan opvatte ‘Nieuwe Tijden’ uit te geven, moest men op zoek gaan naar papier en naar een drukker. Dat was in Limburg niet te vinden. Toevallig kende men de heer Herbiet, de latere ondervoorzitter van de P.S.C. en de uitgever van de ‘Gazette de Liège’. ‘Nieuwe Tijden’ zal wel het enige Vlaamse weekblad zijn geweest, dat op de persen van een Waalse drukkerij gedrukt werd. De eerste maanden was dat een zware handicap. De tekst werd de donderdag gezet, maar de linotypisten, allen Walen, maakten zoveel fouten bij het zetten, dat men tot 's avonds laat drukproeven moest verbeteren. Maar goed dat de mannen van de rotatieven bereid gevonden werden overuren te doen. Albert was steeds van 's morgens in de drukkerij. Ik zelf ging hem vervoegen van zodra ik klaar was met mijn lessen in het seminarie. We aten 's middags onze boterham tezamen met het personeel en dat was zeer gezellig. Na enkele maanden konden ze veel beter overweg met Vlaamse teksten. We moesten ook de zetter helpen bij de compositie van het blad: de man verstond niet één woord Nederlands. Maar hij was blij dat men hem hielp en hij is steeds een goede vriend gebleven. Albert heeft veel vreugde beleefd als redacteur van ‘Nieuwe Tijden’. Hij kon er zich als schrijver uitleven, iets wat hem later sterk ten goede is gekomen. Hij heeft er ook
Omslag: Albert Dusar: ‘Limburg’, essay, 1946.
naam en bekendheid door verworven en zo de weg geëffend voor zijn latere loopbaan.
Ook hierin heeft hij steeds baanbrekend werk verricht en altijd maar geijverd voor de doorbraak en de komst van ‘Nieuwe Tijden’.
Mgr. J.M. Heuschen
Bisschop van Hasselt
| |
Het Volk 1947-1953 Albert Dusar: een eerlijk journalist
Toen Albert Dusar journalist werd - wij zeiden toen reeds ‘Ber’ - was de oorlog nog maar pas geëindigd. De radio-berichtgeving was nog hel gekleurd door de roes van de bevrijding, door de trauma's, die de bezetting bij velen had veroorzaakt en door de passies die leefden in een deel van de openbare opinie. De meerderheid van hen die bij de Vlaamse Beweging betrokken waren - ‘aangebrand’ of niet - deed er voorzichtig aan te zwijgen. Epuratie en repressie zorgden voor honderdduizenden dossiers. De verantwoordelijkheid van de Vlaamse schrijvende journalist was groot. Het was moeilijk in de stroom van tendentieuze berichtgeving en handelingen enige objectiviteit naar voren te brengen, want dit betekende dat men tegen die stroom moest oproeien.
Weken lang was aan alle Vlaamse katholieke kranten het verbod tot verschijnen opgelegd. De eerste die terug opdook was ‘Het Volk’ en onmiddellijk zocht zijn redactie naar die objectiviteit. De hoofdredacteur Karel Van Cauwelaert was een roepende in de woestijn, toen hij de buitensporigheden van de ‘uitzuivering’ aanklaagde.
Albert Dusar werd redacteur van ‘Het Volk’ in Limburg. En ook hij trachtte daar een informatie te brengen, die meer evenwichtig was. Er van overtuigd als hij was dat de bevolking ook het ‘andere’ mocht weten, schreef hij, te midden van de periode van eenzijdig gerichte verslagen over de bevrijdingsprocessen, een omvangrijke reeks artikelen over de ‘bevrijdingsmoorden’, die onder het mom van de weerstand waren gepleegd. Er was moed toe nodig, want er moest niet veel bij te pas komen om zelf als verdachte over de tong te gaan. Albert Dusar bracht die moed op en onafgebroken verschenen in ‘Het Volk’ zijn ‘dossiers’ over handelingen, die als verzetsdaden werden voorgesteld, maar die in werkelijkheid met het verzet niets te maken hadden.
In hoeverre dit er heeft toe bijgedragen dat er onder de bevolking geleidelijk een juister inzicht groeide, kan men niet meten, maar alleszins was het in die dagen een ingrijpend voorbeeld van journalistieke eerlijkheid.
Toen hij journalist werd, bestond er in België nog geen televisie. De culturele werking in het Vlaamse land was niet alleen gedurende
Omslag: Albert Dusar: ‘Sint-Odiliaschrijn’, kunstmonografie, 1965.
| |
| |
de oorlogsjaren afgeremd, maar ook nog lang na de bevrijding. Men moest bijna van vooraan opnieuw beginnen. De pers was naast het onderwijs praktisch het enige medium tot volksopvoeding. Ook hier was de verantwoordelijkheid van de Vlaamse schrijvende journalist groot. Het was al belangrijk dat een krant behoorlijk Nederlands bracht om haar lezers daardoor geleidelijk een taal-vorming te geven. Het was een van de taken waarop de redactieploeg, waartoe Ber Dusar behoorde, zich toelegde. Het was ook mede een van zijn eerste activiteiten in het kader van wat later zijn levensdoel zou worden: de cultuurspreiding in Limburg.
En tenslotte: toen hij journalist werd, had Limburg nog geen ministers, nog praktisch geen vertegenwoordigers in de nationale besturen van alle mogelijke organisaties, nog geen of weinig stem bij het centrale gezag.
Het had dus ook nog geen industrieterreinen, nog geen modern wegennet, nog geen hoger onderwijs, nog geen culturele centra, nog geen toeristische infrastructuur en nog geen nijverheden, behoudens de kolenmijnen, waar het Frans de voertaal was.
Bij Albert Dusar waren Vlaamsgezindheid en sociale bewogenheid logischerwijze verbonden. Hij schreef over de pendel-arbeid naar Luik en naar Nederland, over de Stop van Ternaaien, die de doeltreffendheid van het Albertkanaal voor Limburg belemmerde, over de nood aan scholen ten aanzien van een sterk groeiende bevolking, over de schoonheid van de Kempen en de mogelijkheden die daarbij aanwezig waren voor de recreatie, over het belang van de waardering voor eigen taal en cultuur, over het gebrek aan verbindingen met de andere gewesten van het land.
Toen reeds nam hij zijn aanloop tot de werkdadigheid, die hij later aan de dag legde, samen met de groep die zich rond zijn vriend, gouverneur Roppe, schaarde om het ‘nieuwe Limburg’ te bouwen.
Maurits Standaert
Hoofdredacteur ‘Het Volk’
| |
Vlaanderen (1966-1975)
Omslag: ‘Vlaanderen’, nr. 135, 1973. Felix De Boeck-nummer.
De eerste contacten met het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond had Albert Dusar eind 1956, n.a.v. een Limburgse en Westvlaamse week, respectievelijk te Brugge en Hasselt. Ons januarinummer '57 bracht een overzicht van de Limburgse culturele organisatie, gevolgd in maart door een door hem zelf samengesteld nummer, waaraan Gouverneur Roppe, J. Droogmans, J. Dessers en C. Swennen medewerkten. Reeds toen zette hij aan tot verruiming van de activiteit van het Kunstenaarsverbond over heel Vlaanderen. Spijtig genoeg zou pas negen jaar later ons tijdschrift tot ‘Vlaanderen’ omgedoopt worden. Op dat ogenblik traden Jozef Droogmans, Albert Dusar, Bernard Kemp en Karel van Bockrijk tot de redactie toe. Een jaar later werd Dusar gekozen tot lid van de Raad van Beheer, voorzitter van CVKV-Limburg en coredactieleider van ‘Vlaanderen’.
Weldra zou blijken dat hij daar geen erefuncties in zag. Hij wenste integendeel hierdoor enerzijds de promotie van de Limburgse kunstenaars te dienen in binnen- en buitenland, anderzijds voornamelijk een aantal vergeten of verwaarloosde aspecten en stromingen van het Vlaamse artistieke leven aan bod te laten komen. Vandaar zijn enthousiasme voor het nummer en de tentoonstelling over de ‘Vlaamse symbolisten’ in 1968, op een ogenblik dat nog bijna niemand eraan dacht.
In de laatste acht jaar werd hij de initiator en in de meeste gevallen de samensteller van niet minder dan 13 nummers van ‘Vlaanderen’, telkens boeiende monografieën over een actueel thema.
Naar aanleiding van de Hasseltse Zevenjaarlijkse feesten 1968 en 1975 stelde hij tentoonstellingen (met eraan verbonden ‘Vlaanderen’-nummers) samen van ‘Hedendaagse religieuze kunst in Vlaanderen’ en ‘Kunst en religie’. In 1969 was het de ‘Actuele Vlaamse schilderkunst’ met tentoonstelling van Limburgse en Antwerpse jongeren te Eindhoven. In 1971 ‘Parallellen 20-50’ over figuren die tussen de twee oorlogen in de schaduw van het Expressionisme waren gebleven (tent. Brugge en Antwerpen). In 1972 de ‘Vlaamse Houtsnijkunst 20-50’ (Kursaal Oostende) en in 1973 ‘Felix de Boeck’ met tententoonstelling te Eindhoven, Hulst en Gent, aanloop van zijn luxueuse de Boeck-monografie van 1975.
Dank zij hem kwamen ook nummers tot stand over ‘Tsjechoslowakije’ (1970), ‘Vlaamse kunst langs de weg naar Compostella’ (1972), ‘Vrijen en trouwen in de kunst’ en ‘Openluchtmuseum Bokrijk’ (1975). Zelfs voor 1976 had hij reeds een nummer geconcipieerd nl. ‘De culturele betekenis van de Christelijke Arbeidersbeweging’, iets waar volgens hem nodig de geschiedenis diende van gemaakt, zoals het ook in 1970 op zijn voorstel en onder zijn leiding was gebeurd in het documentair zo belangrijk nummer over de ‘Pelgrimbeweging’, voorloper van ons Kunstenaarsverbond.
De laatste maal dat hij, ondanks zijn gezondheidstoestand en zijn vele werk, onze redactieraad bijwoonde, was hij speciaal gekomen om met passie te beklemtonen, dat ons Kunstenaarsverbond en ons tijdschrift ‘Vlaanderen’ duidelijk en positief hun christelijk karakter dienden te affirmeren. Wij beschouwen dit als zijn geestelijk testament voor ons.
Er zijn weinig mensen die een zo diepe persoonlijke stempel hebben achtergelaten in ons tijdschrift en in ons Verbond als Albert Dusar. Hij was er de durver, de opener van steeds nieuwe horizonten, de harde werker en doorzetter; de man ook die steeds zichzelf op de achtergrond plaatste en die daarom zo graag gezien was en naar wie steeds iedereen met aandacht luisterde in zovele redactie- en beheersvergaderingen te Gent, Antwerpen en elders. Hij was er op zijn plaats omdat het Kunstenaarsverbond nog een van die ‘ouderwetse’ instellingen in Vlaanderen is, waar het aankomt op idealisme en inzet van zichzelf zonder berekening.
Dr. ph. litt. Albert Smeets
Adviseur Christelijk Vl. Kunstenaarsverbond
| |
| |
| |
Overzichtelijke bibliografie
Roman:
- | Tussen twee winters, Davidsfonds, Leuven, 1945, 150 blz. |
| |
Essays:
- | Limburg, proeve tot een synthese, Romen en Zonen, Maaseik, 1946, 72 blz., inleiding Mgr. Broekx. |
| |
Geschiedenis:
- | De Geschiedenis van de oorlog 1940-45. Verschenen als feuilleton in het weekblad Nieuwe Tijden, 1946-49. |
- | De Nijverheidsevolutie in Limburg sinds 1830, in Elsevier, Brussel, 1953 (Limburg), 21 blz., 9 illustraties. |
| |
Kunstmonografieën:
- | Het Sint-Odiliaschrijn, Heideland, 1965, 60 blz., 41 illustraties, 4 kl. |
- | Limburgs Kunstbezit van prehistorie tot classicisme, Heideland, 1970, 294 blz., 251 illustraties zw., 12 kl. |
- | Robert Buyle, vijftig jaar schilderkunst, Lannoo, Tielt, 1971, 212 blz., 49 illustraties zw., 68 kl. |
- | Lexicon van de actuele kunst, samen met Dr. A. Smeets, Lannoo, Tielt, 1971, 192 blz. |
- | René De Coninck, etser, Lannoo, Tielt, 1972, 88 blz., 80 illustraties. |
- | Joris Minne, Lannoo, Tielt, 1972 (werd gerangschikt bij de twintig best verzorgde boeken van het jaar), 168 blz., 80 illustraties. |
- | Hans Orlowski, Orion, Brugge, 1973, 8 blz. tekst, 10 druks, originele houtblokken. |
- | Felix De Boeck, mijn leven en werk, Vlaanderen, Roeselare, 1973, 40 blz., 44 illustraties. |
- | Felix De Boeck, Libro-Sciences, Brussel, 1975, 200 blz., 150 illustraties. |
| |
Varia:
- | Limburg, foto-bladerboek, Lannoo, Tielt, 1971, 212 blz., 216 illustraties, 3 kaarten. |
- | Groen in Limburg, Heideland, Hasselt, 1971, 100 blz., 76 illustraties, 21 kaarten. |
- | Limburg, toeristisch trefpunt, Lannoo, Tielt, 1973, 192 blz., 80 illustraties, 14 kaarten. |
| |
Gepubliceerde brochures:
- | Kunst en Toerisme in Limburg, Peeters, Beringen, 1967 (De Tijdspiegel). |
- | Alde-Biezen, Peeters, Beringen, 1969, (De Tijdspiegel). |
- | Beknopte beschrijving van de gerangschikte monumenten op grondgebied van de Provincie Limburg, Peeters, Beringen, 1970, (De Tijdspiegel). |
- | De Pelgrimbeweging in Vlaanderen, Lannoo, Tielt, 1970, (Vlaanderen). |
- | Hans Orlowski, Peeters, Beringen, 1971. |
- | Parallellen, Vlaamse schilderkunst 1920-50, Lannoo, Tielt, 1971, (Vlaanderen). |
- | Njegos, staatsman en dichter, Hasselt, 1973, (De Tijdspiegel). |
- | Oscar Bronckaers, etser, Hasselt, 1973, (De Tijdspiegel). |
- | Episodes uit het wonderlijke, avontuurlijke en wisselvallige leven van Charles Eyck, Bank van Brussel, Hasselt, 1974, (De Tijdspiegel). |
| |
Gepubliceerde artikels: (inventaris is nog niet samengesteld)
- | Gedurende 1945-49 minstens een artikel per week in weekblad ‘Nieuwe Tijden’. |
- | Gedurende 1947-53 geregeld artikels in dagblad ‘Het Volk’. |
- | Gedurende 1948-52 geregeld reportages en verhalen in weekblad ‘Ons Zondagsblad’. |
- | Gedurende 1950-70 medewerking aan ‘Tijdspiegel’ en van 1955 af organisatorisch werk als redactiesecretaris. |
- | Gedurende 1960-75 medewerking aan tijdschrift ‘Vlaanderen’. |
- | In dienstverband heeft hij een zeer uitgebeide reeks catalogi over vooraanstaande kunstenaars uitgegeven. |
| |
Werkte mee aan:
- | Weekblad ‘Nieuwe Tijden’ (redactiesecretaris), dagblad ‘Het Volk’ (journalist), weekblad ‘Ons Zondagsblad’, tijdschriften ‘Tijdspiegel (redactiesecretaris), en ‘Vlaanderen’ (lid redactieleiding). |
| |
Niet gepubliceerde werken:
- | Tussen twee werelden, 1950, essay, De wereld en de maatschappij onmiddellijk na de tweede wereldoorlog en op de drempel van grote veranderingen. |
- | Henk, 1960, Roman. |
- | De man van morgen, 1972-73, Roman. |
Albert Dusar e.a., ‘Limburg 1950-1975’ - (23,5 × 26 cm, 312 blz., 194 foto's, kaarten en tabellen). Dienst voor Studie en Operationeel Onderzoek, Dr.-Willemsstraat 34, 3500 Hasselt; 950 fr. (850 fr. vanaf 10 ex.) P.C.R. 000-0080076-51 Diverse Ontvangsten Provincie Limburg.
Dit boek brengt een overzicht van de ontplooiing van Limburg na de tweede wereldoorlog en werd door de Bestendige Deputatie van Limburg uitgegeven en aan gouverneur L. Roppe aangeboden n.a.v. zijn zilveren ambtsjubileum. Onder de titel ‘De Culturele Ontplooiing’ (p. 189-249) rolt een vijfentwintigjaar lange film, waarin de situaties geschetst worden door iemand die het van nabij allemaal zelf heeft beleefd. Wie beter dan Albert Dusar was bij machte deze boeiende periode uit de culturele geschiedenis van Limburg toe te lichten? De bijdrage over de cultuur beslaat 60 bladzijden en is verlucht met 100 foto's, die, buiten hun grote documentaire waarde, op zichzelf een fotoboek vormen waarin de persoonlijke inzet van de mens als onmisbare culturele motor naar voren treedt. (Deze bijdrage werd volledig in dit ‘Vlaanderen’-nummer overgenomen, waarvoor de Redactie haar dank betuigt aan de Bestendige Deputatie van Limburg).
Ingeleid door Gaston Eyskens, geeft dit boekwerk een overzicht van vijfentwintig jaar Limburg op economisch, sociaal, maatschappelijk, cultureel en onderwijsgebied.
De Vrienden van Albert Dusar voorzien in samenwerking met de pvba Drukkerij-Uitgeverij Lannoo, Tielt een uitgave van een vriendenboek ‘Albert Dusar’.
Deze uitgave zal verschijnen in het najaar 1976.
In een eerste deel zal gehandeld worden over Albert Dusar als mens, als kunstpromotor en als auteur, door diverse medewerkers.
In een tweede deel zullen een aantal vrienden-kunstenaars een werk reproduceren opgedragen aan Albert Dusar onder het thema ‘De Vriendschap’.
Verder zullen een aantal getuigenissen en de lijst van de inschrijvingen in het boek worden opgenomen.
Het organiserend comité is als volgt samengesteld:
Mevrouw Lut Lechat-Dusar - de heren Jan Briers - dr. ph. lit. Albert Smeets - dr. jur. Albert Smeets - Ludo Raskin - Luc Demeester.
Personen die aan deze uitgave wensen mede te werken, gelieven zich in verbinding te stellen met Luc Demeester per adres Drukkerij-Uitgeverij Lannoo pvba Kasteelstraat 97, 8880 Tielt. Tel.: (051) 40 25 51
|
|