van Neerpelt zou een provinciale opdracht krijgen naast zijn rol van gewestelijk cultureel centrum voor de Noorderkempen (opengesteld op 25.11.1967). De provinciale opdracht, kadervorming voor het sociaal-cultureel vormingswerk in internaatsverband (opengesteld op 28.9.1968) sloeg onmiddellijk aan, ook buiten de provincie. Het complex bevat dan ook een volledige vleugel voor restauratie en overnachting. Zoals het openluchtmuseum van Bokrijk was het Provinciaal centrum te Neerpelt van het begin af een succes. De activiteit ging steeds in stijgende lijn. Om dit te illustreren halen we de cijfers van het laatste dienstjaar aan. In 1974 vonden er 218 schouwburgactiviteiten plaats met een bezettingsgraad van 90% (40 toneelopvoeringen, 32 concerten, 11 kleinkunstavonden, 7 balletvoorstellingen, 17 varia) en 12 tentoonstellingen werden ingericht.
Het vormingscentrum gonsde van dezelfde bedrijvigheid: 60 vormingsdagen, 51 tweeen driedaagse cursussen, 21 vormingsweken, 41 gewestelijke bijeenkomsten, 81 namiddagen kunstzinnige vorming. Het verblijfgedeelte noteerde 6.100 overnachtingen, 6.454 ontbijten, 7.275 middagmalen, 7.832 avondmalen en er werden 15.712 koffiepauzen geserveerd. In 1974 bleek dat de vijftig individuele kamers niet meer volstonden en een uitbreiding met vijftig bijkomende bedden moest voorzien worden. Terzelfdertijd werd ook een sportaccommodatie ontworpen waarvan niet niet alleen de cursisten konden gebruik maken maar die ook ten dienste van Neerpelt en onmiddellijke omgeving zou staan. Het waren belangrijke projecten, die op 6 maart 1975 door de Provincieraad werden goedgekeurd en waarvoor het Rijk de nodige subsidie voorziet.
In 1968 werd de Provinciale Dienst voor het Kunstpatrimonium opgericht, in 1969 viel de beslissing om in het Begijnhof te Sint-Truiden een museum voor kerkelijke kunst in te richten. Dit provinciaal initiatief evenals de bouw van de Oude Stad te Bokrijk kan gezien worden in het kader van een algemene evolutie die verder wordt beschreven.
In 1973 viel de beslissing om het Casino van Beringen aan te kopen en aldaar een cultureel centrum op te richten dat - zoals Neerpelt - naast zijn gewestelijke functie ook een provinciale opdracht zal krijgen. De Bestendige Deputatie denkt in dit verband aan een vormingscentrum voor volkscultuur. De noodzakelijke herstellingen zijn thans bezig zodat nog in de loop van dit jaar een gedeelte van Casino Beringen in gebruik kan genomen worden.
Om een gezonde geografische spreiding van provinciale instellingen te verzekeren zal nog in het Maasland een provinciaal initiatief genomen worden. Hiervoor staat een eerste krediet in de begroting ingeschreven.
De sterke expansie van overheidsinstellingen leidt natuurlijk tot eenzelfde expansie van personeelsbezetting, die vooral in de laatste jaren sterk tot uiting komt. Het gemeentelijk cultureel centrum te Hasselt is een treffend voorbeeld. Het centrum opende in oktober 1972 met twee bedienden en een half-time personeelslid; in januari 1973 waren er acht personeelsleden en in 1975 drieëntwintig en nog is de aanwerving niet stopgezet. In de provinciediensten gebeurt hetzelfde. In de eerste jaren kende de personeelspost niet de expansieve kracht van de latere jaren, hetgeen af te lezen is in de volgende cijfertabel: tien personeelsleden in 1950, dertien in 1955, vijfendertig in 1960, negenenvijftig in 1965, zevenenzeventig in 1970, honderd in 1975. Een sprong van tien naar honderd in vijftien jaar tijd. Niet alleen de numerieke sterkte van het personeel stijgt, maar ook het percentage dat deze personeelsuitgaven in de totale kredieten innemen.