Hoofdstuk 3: Op zoek naar een nieuwe bedding
Ontsluiting van nieuwe horizonten
In de verdere werking ging de Culturele Dienst mee met de evolutie die in de tweede helft van de jaren vijftig inzette. De glansnummers waren opgevoerd, de grote successen gevierd. De bekoring van de eerste tv's betoverde de massa. De culturele werkers, die na de oorlog onmiddellijk de handen aan het werk geslagen hadden, stonden al tien jaar op de bres en er manifesteerde zich een vermoeidheid. Gelukkig namen andere idealisten het roer over.
Nochtans deed zich ook een geografische verschuiving voor. Speciaal Neerpelt en Bilzen kwamen in de kijker. Het is typisch dat precies in Neerpelt en Bilzen door het verenigingsleven een blijvend iets werd verwezenlijkt dat de ups en downs van vele jaren doorworstelde en van meer dan provinciale betekenis is geworden: het Muziekfestival voor de Jeugd, gegroeid uit het mosterdzaadje van vier jeugdkoren, die in Neerpelt in 1952 in concoursverband optraden en het Jazz-festival te Bilzen dat van meet-af aan tamelijk groot van start ging. De derde supraprovinciale manifestatie, de Basilicaconcerten, is wel gegroeid uit pretentieloze orgelconcerten, maar kreeg gestalte van bovenuit via de toenmalige leiding van het Gallo-Romeins Museum te Tongeren, dat zich als een actief cultureel centrum aanbood. De Basilica-concerten vormen de Limburgse présence in het Festival van Vlaanderen. Binnen Limburg zijn ze van uitzonderlijke betekenis omdat ze sinds de jaren vijftig samen met de Stedelijke Concerten van Hasselt de stuwende promotors waren voor de programmering van klassieke muziek. Ieder jaar brengen de Basilica-concerten een muzikaal seizoen van hoogstaand niveau in een provincie, waar de interesse voor klassieke muziek nog voor een groot deel moet gewekt worden. Op het gebied van de muziek wordt de bovenlokale activiteit in Limburg praktisch volledig door het particulier initiatief gedragen. Gelukkig hebben een viertal verenigingen of instellingen zich zeer harmonieus gedifferentieerd zoals daar zijn: het Muziekfestival te Neerpelt met de volksmuziek (speciaal afgestemd op de jeugd); Jazz-Bilzen met pop, rock en folk; Basilica-concerten met klassieke muziek en het Internationaal Festival van Bree voor fanfares en harmonies.
Er ontstonden niet alleen nieuwe kernen, maar er groeide ook een nieuw klimaat. De aflossing van de wacht gedeeltelijk in mensen, maar vooral op het gebied van ideeën, wees naar andere inzichten. Waar het vroeger op aan kwam te presteren, ging nu meer aandacht besteed worden om de werking te perfectioneren.
De kadervorming deed haar intrede. Cursussen in toneelregie, grime, uitspraak, koorleiding, dirigentencursussen en dies meer werden op verscheidene plaatsen in Limburg georganiseerd evenals studiedagen voor lied en zang, weekeindcursussen voor creatief-zijn en knutselen, lessen in muziekopvoeding; zelfs lessen in gregoriaanse muziek ontbraken niet. Al wat zich nu als kadervorming inzake amateuristische kunstbeoefening aanmeldt, werd toen in primitieve omstandigheden met succes georganiseerd. De cursussen werden ook gespecialiseerd en afgestemd op bepaalde groepen of beroepen, zoals bijvoorbeeld nieuwe methodes van zangonderricht voor de lagere school, nieuwe technieken voor kindertekenen, weekeindbijeenkomsten voor praktijkleraars technisch onderwijs, voor drukkers, een speciale programmering voor de jeugd, samenkomsten voor leraars, ontmoetingen met letterkundigen, enz... De opening van nieuwe wegen inzake kindertekenen was zo ingrijpend dat het enige jaren later een Limburgse prestigezaak werd. De zaak kwam in 1961 spectaculair in het nieuws ter gelegenheid van de eerste wedstrijd voor de beste kindertekeningen. Het werd een hereditie van de Culturele Veertiendaagse van 1951, ditmaal voor kinderen. Een vloedgolf: 12.157 kinderen dongen mee. De prijsuitreiking aan de 315 laureaten was één grote kinderkermis en de expositie trok meer dan 10.000 bezoekers. Het Ministerie van Nationale Opvoeding organiseerde tentoonstellingen van Limburgse kindertekeningen te Brussel, Antwerpen, Mechelen, Leuven, Gent, Boom, Herentals, Turnhout en Lier (1963).
Terwijl het geheel van de culturele en muzische vorming met steun van de overheid blijkbaar floreerde, dreef het cultureel leven stilaan naar een crisis, die in het begin van de jaren zestig een dieptepunt kende.
Men zou kunnen opmerken dat de bedrijvigheid van de Limburgse mijnen heel toevallig in die jaren eenzelfde cyclus volgde. In 1952 had de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal aangedrongen op een flinke expansie en de toekomst scheen rooskleurig. Ook de culturele sector kende een periode van grote bloei. Omstreeks 1955 was er economisch alarm en in 1958 brak de crisis uit die in 1960 een dieptepunt bereikte. De culturele sector volgde hetzelfde ritme. Omstreeks 1956 kwam het keerpunt. Er waren geen glansnummers meer op te voeren en er heerste vooral twijfel of alles wel succes inhield. Maar de culturele crisis werd voorlopig gecamoufleerd omdat het land in de euforie van de Wereldtentoonstelling 1958 werd meegesleurd.