De betekenis van Albert Dusar voor het Limburgs toneelleven
Niets van wat er aan professioneel of amateuristisch theater in Limburg werd gebracht in de loop van de drieëntwintig jaar van zijn aanwezigheid aan het hoofd van de provinciale culturele dienst, ontging Albert Dusar; alles wat de provincie deed ter bevordering van deze tak van de kunstbeoefening is te danken aan zijn adviezen en tussenkomsten. Hij zelf was de eerste om de onschatbare verdiensten te waarderen van het Limburgs Toneelverbond op het gebied van de toneelliefhebberij. Opgericht in 1946, onder impuls en leiding van de in 1968 overleden dr. H. Offergelt, had dit verbond een nieuwe stimulans gegeven aan het amateurtoneel, dat inderdaad tijdens de oorlogsjaren, op enige zeer prijzenswaardige uitzonderingen na, was stilgevallen. Het verbond beoogde een verhoging van het artistieke peil van het liefhebberstoneel, en streefde in feite dit doel na door het organiseren van tornooien, van klasseringswedstrijden, en van lessen in regie, grime en decor. Dit alles had na enige jaren een algemeen verbreide belangstelling gewekt, en in 1953 - het jaar waarin Albert Dusar in dienst trad als hoofd van de pas opgerichte provinciale culturele dienst - was het mogelijk dat tegelijkertijd vierenvijftig amateurgezelschappen deelnamen aan een wedstrijd, ingericht door het dagblad ‘Het Belang van Limburg’, en twaalf groepen (zes uit Belgisch en zes uit Nederlands Limburg) in een internationaal tornooi tegen elkaar in het krijt traden.
In diezelfde tijd was ook het contact met het professioneel theater zeer intens geweest: rondreizende beroepsgezelschappen - zij het niet steeds kwalitatief van eerste gehalte - traden alom op voor plaatselijke culturele verenigingen. Het openluchttheater te Maaseik, waar regelmatig de beste beroepsgezelschappen optraden, kende een hoge bloei, terwijl sporadisch elders in de provincie ook vaak zeer goede opvoeringen in openlucht plaats vonden. Overigens bezat Limburg omzeggens geen toneelaccomodatie, die waarborgen bood voor grootse en artistiek verantwoorde prestaties: buiten Genk-Waterschei, Beringen, Houthalen en - minder goed - enige andere plaatsen, bezat Limburg geen behoorlijke theaterruimte.
Deze hoogconjunctuur zou nog enige jaren aanhouden. Langzaamaan verzwakte de belangstelling van het grote publiek en verloren in vele gemeenten de toneelliefhebbers en de inrichters van toneelavonden iedere stimulans tot verdere activiteit. De met veel enthousiasme in 1953 ingezette traditie van het Interlimburgs toneeltornooi te Elsloo verloor na enige jaren iedere aantrekkingskracht. Wel hielden hier en daar kleine groepen mensen stand, die in het toneel iets meer zagen dan louter persoonlijk amusement; zoals o.m. te
Achter de coulissen van het Limburgs Amateurstoneel der jaren vijftig (v.l.n.r. boven: mevr. A. Dusar, A. Dusar, dr. juris Albert Smeets; beneden: A. Linnekens, Gouverneur en mevr. Roppe).
Genk waar de groep ‘Ons Genoegen’, naar het vroegere voorbeeld van Thalia-Houthalen, Volkstoneel Borgloon en Climax-Hasselt, in 1958-59-60 nog een aantal prijzen wegkaapte in het Koninklijk Landjuweel en in enige andere interprovinciale wedstrijden. Het was in deze periode van stilstand en verzwakking van de activiteit dat Albert Dusar, met de beperkte middelen van zijn provinciale culturele dienst, stroomopwaarts wilde roeien.
Op de eerste plaats dacht hij hierbij aan de jeugd. In tal van scholen werden toneelopvoeringen ingericht; maar bovendien werden herhaalde malen schoolreizen georganiseerd naar Antwerpen, waar de KNS of de KVO, of naar Maastricht waar de Stadsschouwburg werden gehuurd, uitsluitend voor opvoeringen ten behoeve van de Limburgse jeugd. Ook de aandacht van de volwassenen werd voortdurend gevestigd op het theaterleven te Antwerpen, Maastricht en Eindhoven. In de provincie zelf werden de middelen gezocht om door tussenkomsten in de uitkoopsommen het optreden in plaatselijke zalen mogelijk te maken van beroepsgezelschappen of van de eigen nog werkende goede amateurskringen.
Bij gebrek aan middelen en ook wegens de afnemende belangstelling kon dit ‘reddingswerk’ niet lang worden volgehouden, en toen kon alleen nog maar gehoopt worden op een gunstige ommekeer. Die kwam er, althans op enige plaatsen, omstreeks het midden van de jaren zestig. Te Hasselt werd het herstel ingezet met de fusie van de twee beste amateurgezelschappen ‘Climax’ en ‘De Ware Vrienden’: hun doelstelling was het bereiken van een hoger artistiek peil door grotere persoonlijke inzet van alle leden en tevens door het inzetten van beroepsregisseurs. Het leek alsof het Hasseltse publiek, en weldra ook publiek uit de rest van de provincie, slechts had zitten wachten op deze nieuwe en ernstige aanpak: het daagde in steeds grotere getallen op. Albert Dusar wist, o.m. naar aanleiding van deze herlevende publieke belangstelling, ook een grotere interesse van het provinciebestuur te wekken voor het toneel.
Het is inderdaad ook in die tijd dat besloten werd tot de oprichting van het Groot Limburgs Toneel, een beroepsgezelschap op internationale basis georganiseerd. Het enthousiasme waarmee Albert Dusar dit initiatief begroette en hielp uitwerken, heeft hem evenwel niet belet realistisch te waarschuwen voor overijlde en verkeerde aanpak, en hij heeft met leedwezen de inwendige spanningen en verdeeldheid zien groeien die onlangs deze eerste echt Interlimburgse realisatie deden stranden.
In dezelfde periode ontwierp Albert Dusar ook een nieuwe subsidiëringsregeling voor het amateurtoneel, waardoor zeer belangrijke toelagen werden voorzien voor liefhebbersverenigingen, die zich biezondere inspanningen wilden opleggen. Jammer genoeg voldeden tot heden slechts enkele gezelschappen aan deze normen. Een van zijn laatste bekommernissen was overigens, om samen met de commissie Toneel van de Limburgse Raad voor Cultuur, een aangepast reglement op te stellen tot subsidiëring van toneeltornooien; dit zou een nieuw middel zijn tot activering van het amateurstoneel.
Dit korte overzicht eindigt op het ogenblik waarop het onverwachte overlijden van Albert Dusar al zijn vrienden, waaronder zovelen zich in het amateurstoneel verdienstelijk maakten, zo pijnlijk kwam verrassen. Zijn ideeën zullen echter, ook op dit gebied, nog lang aan de basis blijven liggen van de provinciale inspanningen.
Dr. juris Albert Smeets
Provinciaal Griffier