Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 24
(1975)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |
1Een paar jaar geleden kochten we het familiebezit, een oud en onaangepast huis, met het doel dit met de grond gelijk te maken en er een meergezinswoning op te trekken. Na heel wat administratieve perikelen en afwijzingen van onze bouwplannen, besloten we zonder al te veel geestdrift het oude huis op te knappen. De geraadpleegde architect gaf ons moed: ‘16e-eeuwse constructie, er is wel iets van te maken’ en we begonnen... wij: vader, moeder en 6 kinderen tussen 21 en 8 jaar. Om onszelf moed in te pompen en de kinderen hun afbraakwoede te laten botvieren, werd eerst een zieke plaasteren zoldering naar beneden gegooid. Groot was eenieders verrassing toen we vaststelden dat de latten met ontelbare nagels en nageltjes bevestigd waren aan echte eiken balken. Zelfs de balksleutels en moerbalken waren ongeschonden. Per ongeluk viel dan een zwaar stuk plaaster op de marmeren schoorsteenmantel die doorbrak en ons tot een nieuwe ontdekking bracht. Achter de artificiële schoorsteenmantel vonden we de originele open haard... en hij ‘trok’ uitstekend. We kregen moed. Iedereen trachtte iets te ontdekken, iedereen had ineens nieuwe belangstelling voor oude huizen en wooncultuur. Er werden foto's opgezocht, prentjes uitgeknipt van oude binnenzichten en we kregen eerbied voor het ‘hoe’ onze voorouders woonden. Heel het gezin toonde interesse en iedereen werkte mee, wat wel nodig was, want financieel werd het een zware opgave en bij sommige ontdekkingen moest onze visie over de plannen aangepast worden. Het is een geweldige ontdekking dat men, na 45 jaar leven in een oude woning, tot de vaststelling komt dat men in een oude 16e-eeuwse hoeve woont, binnen de stadswallen. Ongelooflijk en toch waar. En dat het er goed wonen zal zijn, daar zijn we ten volle van overtuigd. Het is ten andere een droom die langzaam werkelijkheid wordt en die we willen uitbouwen met de raad en de hulp van bevoegde personen. Het zal een paar jaar duren, maar we hebben het ervoor over.
Jacques Bekemans Peterseliestraat 102
Sint-Jan in de Meers 2 (Foto W. Baes).
| |
2Reeds maanden hadden we uitgekeken naar het geschikte onderkomen. Onze eisen waren niet zeer streng. We wilden ons enkel houden aan enkele basisprincipes: 1) Omgeving West-Brugge; 2) Huis met puntgevel; 3) een tuintje; 4) een zonnige ligging. Geduld kreeg zijn beloning! Het werd een vervallen huis in het meersengebied, een volkse buurt waar nog gras tussen de straatstenen groeit, waar mensen nog dat spontane en warmmenselijke bezitten dat op vele plaatsen verdrongen werd door het beleefddoend anonieme. We hadden een brok Oud-Brugge gevonden met nog dit voordeel: op één minuut gaans kom je terecht in de toeristische bijenkorf van de oude binnenstad. Het leek op een avontuur. Inderdaad, de grootte van het huis liet vlug vermoeden dat een volledige restauratie door beroepslui een onoverzienbare kostenstaat zou meebrengen. We beseften ook dat het stadsbestuur eisen zou gaan stellen en dat, door ons te conformeren aan die eisen, we gebeurlijk aanspraak konden maken op een betoelaging van stadswege tot vijftig procent van alle zichtbare delen. Zo leek het ons misschien wel te wagen: het niet-professionele werk zelf doen en een financiële tegemoetkoming van het stadsbestuur. Voor het uitwendige werd beroep gedaan op de voormalige stadsarchitect. Het eenvoudige gevelpatroon zorgde ervoor dat de restauratiekosten, spijt de grootte van de baksteenpartijen, binnen de perken bleef. Binnenin volgde het werk onze inspiratie. Hoewel in grote trekken vastgelegd, deden noodzaak en nieuw inzicht heelwat projecten wijzigen. Het waardeloos zoldertje van een niet oorspronkelijk bijgebouw werd omgevormd tot solarium. De later toegevoegde tussenmuren - hét middel om meerdere gezinnen onder één dak te stoppen - moesten wijken teneinde de vroegere luister aan de oorspronkelijke kamers terug te geven. De uitzonderlijke ruime regenput veranderde in bierkeldertje. Een trapgat in het oorspronkelijke plafond werd aangepast tot galerij. Licht van twee zolderramen kon doorheen een gedeeltelijk lichtdoorlatende zoldering tot in het bureau geloodst worden. | |
[pagina 32]
| |
Het werd een boeiend spel met licht, vorm en materie. Architect en aannemer volgden met belangstelling de evolutie. Minutieus verwerkten de metselaars de Boomse pannen, de schorren en de oude moefen, angstvallig rekening houdend met kleur en vorm. Verglaasde koppen kregen àl de verschuldigde eerbied. Het maandenlange samenwerken had onze aspiraties gemaakt tot die van allen die meewerkten aan de realisatie van het project. Het flessenbericht met de namen van de ambachtslui die meewerkten aan de herstelling van de schoorsteen, werd zorgvuldig neergelaten in het holle gedeelte, volop de fierheid waarmee gewerkt werd illustrerend. Een heerlijk gevoel overrompelt je wanneer je, tijdens het werk, gaat beseffen hoeveel mooie dingen je van de ondergang redt: een nauwelijks herkenbaar vensterluik, eeuwenoud, met bijpassend ijzerwerk; een oude uitgesleten boomse tegelvloer; een compleet oud eiken deurtje; een schietgat verborgen onder verweerd pleisterwerk. Ook ontgoochelingen werden ons deel. In de waan boven het stukadoorswerk, in het hoekgedeelte van het huis, een intacte eiken zoldering te vinden, was onze teleurstelling groot te moeten vaststellen dat dit gedeelte van de woning het slachtoffer geworden was van een recente (tachtig jaar geleden?) verandering. Ook de zo begeerde kelder bleek enkel de vrucht van onze verbeelding te zijn. Hopend er een mooie gewelfde ruimte te ontdekken, keken we niet weinig sip er enkel de treden van een gedempte ‘spinde’ te vinden. Geen erg... Het maakt allemaal deel uit van de restauratiecharme. Dit alles deed ons besluiten de originele gedeelten te herstellen en de overige eigentijds in te richten. Zo hebben de twee derden van het huis hun oorspronkelijk balkenspel behouden. Het resultaat kunnen we zeker ‘bevredigend’ noemen. Het woord is zelfs wat te bescheiden. Financieel is het nog te verwerken, dank zij de tussenkomst van stadswege, zonder dewelke waarschijnlijk weinig Bruggelingen geneigd zouden zijn iets dergelijks te ondernemen. Voorwaar, je doet het niet uit besparingsoverwegingen, doch zelfwerkzaamheid helpt je de loonkosten drukken. De afwerking en de perfectie van een nieuw huis willen bekomen, is dan ook een hoge eis stellen... maar hoeft dat wel? Het is je natuur en ingesteldheid die je ertoe doen besluiten je in een dergelijk avontuur te gooien. Er zit iets ‘sportiefs’ in. Voor wie houdt van gedaanteverwisseling is het zeker lonend. En dan komt nog dat romantische... In een huis wonen waarin geschiedenis tastbaar is, waar iedere muur een stille getuige is, kortom, een huis met een ziel. Mijmeren bij die haard met zwartberookte wand waarop elke generatie haar rooklaagje heeft nagelaten en waar ons leven een laagje meer is... We zijn niet onsterfelijk...
Marc Van Daele Sint-Jan in de Meers 2 | |
3Niet het zoeken naar comfort - de dief die het huis binnenkomt als gast en er zich nestelt als dwingeland - was de reden tot aankoop van het zeventiende-eeuwse huisje met puntgevel en één verdieping in de Boeveriestraat nummer acht, maar wel het zoeken naar de ziel, het karakter van een stad die een geborgenheid betekent, een aanwezigheid: een stad die Brugge heet. Hoe de droom groeit? Je spaart een sommetje, kijkt systematisch alle lokale kranten na, loopt alle immobiliënkantoren af en je wandelt 's avonds door de stad. Verbazend hoeveel je daarbij ontdekt, je voelt je toerist in eigen stad. Uiteindelijk is het een collega met dezelfde koorts die je een tip bezorgt; zij beoogt een groter huis. Je gaat de verkoper opzoeken en je voelt je hart rapper kloppen als je de drempel overschrijdt. Meteen weet je het zeker: er is veel te doen maar dàt wordt het! Je pingelt af op de prijs, daagt niet meer op; ondertussen duizend angsten uitstaand dat een andere koper je huis zal wegkapen. En uiteindelijk breekt de dag van de notariële akte aan. Van zodra je de sleutel in je bezit hebt, ook al is het pikkedonker, ga je op onderzoekingstocht uit om te zien of je schoorsteen inderdaad wel gotisch is, of onder de laag jute, inpak- en behangpapier wel degelijk de vermoede eiken balken schuilgaan in alle kamers, of onder het balatum boven wel die heerlijkkrakende plankenvloer ligt waarvan je droomt. Daarna pas dringt, heel langzaam, tot je door dat er inderdaad veel te doen is als je elders wilt slapen en eten dan op de grond. En na de aankoop komen de gaten in het dak, de problemen van aanpak, de harde arbeid, de twijfel, de regen in je potten als je kookt in je noodkeukentje, de mierenkolonie in de suikerdoos, het gevaar van onteigening, de ontmoediging en het gekke gevoel dat je een gekke Bruggeling bent. Maar je bent in de ban van het driemaal honderdjarige ding en elke dag geeft het zijn geheimen prijs, die helpen moed scheppen: een gezellig oud deurtje naar de kelder, sporen van een olielamp in de balk boven een schouw, een pracht van een vermolmde wenteltrap naar zolder, oude koperen nagels zoals ze die nu niet meer maken, tegels in de kelder, dik onder het vuil, die na een schrobbeurt de oorspronkelijke bevloering van boven blijken te zijn. Alle honderdenvijftien kinderbalken en dertien moerbalken worden uit hun drie lagen krantepapier losgeweekt en met veel moeite schoongemaakt, alle scheve muren recht getrokken en gedeeltelijk geplamuurd, gedeeltelijk met stropapier behangen. Voor de vochtige muren wordt een oplossing gezocht in isolatieplaten en jute: efficiënt, goedkoop en decoratief. Daar een paar generaties vroegere bewoners degelijke verf over de plankenvloer streken boven ben je verplicht hetzelfde te doen wat een niet onaardig effect geeft: Pruisisch blauw tegen witgekalkte muren. Een deel van de grote achterkamer wordt omgebouwd tot badkamer. Beneden wordt een muur weggegooid om de zitkamer te verruimen en het minikeukentje wordt in zijn oorspronkelijke grootte bewaard omdat het zo gezellig tegen het huis aanleunt en er anders minder bloemen kunnen gezaaid worden in de lente. Centrale verwarming wordt geplaatst maar met veel liefde wordt elke schoorsteen gerestaureerd: kalk weggehaald, elke steen afzonderlijk gereinigd met een metalen borstel, het geheel hervoegd en de haard zelf wordt tot stookplaats omgebouwd. Daar de bevloering beneden niet mooi is, wordt gedeeltelijk woltapijt en gedeeltelijk maïstapijt gelegd. De decoratie wordt aangebracht, niet met welbepaald gekozen objecten, maar eerder door het scheppen van sfeer langs losse voorwerpen waar herinneringen aan verbonden zijn. De meubilering is schaars, een mengeling van oud en modern. Er wordt vooral gewerkt met ruimte en het naar binnen vallend licht. Wat de kosten betreft? Een derde van het aankoopbedrag werd nog eens uitgegeven voor alle veranderingen. Dit onder voorwaarde dat je enkel een electricien en een installateur van centrale verwarming in huis haalt. Al | |
[pagina 33]
| |
Interieur Boeveriestraat 8. (Foto M. Platteeuw.)
de rest werd verricht door een hardwerkende, handige vader, een geduldige echtgenoot en mezelf manusje van alles. Wat je broodnodig hebt als je het ook wilt proberen? Geduld, veel moed, een niet te overtreffen werklust, liefde voor oude dingen en vooral niet veel geld: want pas dan laat je het huis naakt op je af komen, er uit halend wat er in zit en dat is veel. Het geluid van het klokje van de paters Capucijnen, het gezellig gekraak van de balken, de wind in de schoorsteen en het rustige ritme wit en sober van de godshuisjes Van Peenen 1629 aan de overkant: dàt was onbetaalbaar in de prijs inbegrepen.
Marie-Thérèse Van Dycke Boeveriestraat 8 | |
4Toen we zowat vier jaar geleden dit huis kochten, konden we onmogelijk vermoeden dat we vandaag (jan. '75) nog bezig zouden zijn met allerlei restauratie- en verfraaiingswerken. In de loop van dit jaar hopen we toch de zaak klaar te krijgen. Het hele opzet heeft zo z'n eigen geschiedenis. In december '70, een goed jaar na ons huwelijk, werden we door de eigenaar uit ons huurhuis gezet. Om een dergelijke ervaring niet meer te moeten meemaken, dachten we eraan een woning te kopen. We wensten te leven met de voordelen van de stad. Evenwel wilden we ruimte, privacy, een niet te drukke omgeving en een niet al te lelijk huis. Ook mocht de aankoopprijs het miljoen niet overschrijden. We bezochten een dertigtal huizen in de stad of onmiddellijk erbuiten. Enkel een miniem aantal oude verwaarloosde huizen in de stad voldeden aan deze normen en meer speciaal onze huidige woning. Het huis was twee jaar onbewoond gebleven, hoewel het druk werd bezocht door kandidaat-kopers. Dit te oordelen naar de overvolle steekkaarten van twee immobiliënkantoren en ook naar de prijs die voortdurend daalde. Na de aankoop, in februari '71, startten de werken. Aanvankelijk enkel afbraak. Het huis dateert uit het tweede kwart van de 16e eeuw. Recentere aanbouw moest naar ons gevoel gesloopt. Dit maakte ruimte vrij voor een binnenhof tussen het voorhuis en een kleiner achterhuis (gevel grenst aan rei aan de Pottemakersstraat). We willen hier geen omslachtig | |
[pagina 34]
| |
relaas geven van alle uitgevoerde werken. In feite zijn slechts het grootste deel van de ruwbouw en alle authentieke delen (balken, haarden, gebint) bewaard of gerestaureerd. Al de rest is nieuw of grondig veranderd. Aanvankelijk dachten we er helemaal niet aan zoveel ingrijpende werken uit te voeren; dit zou immers te veel tijd en te veel geld vragen. Opfrissen en bewoonbaar maken waren onze eerste doelstellingen. Veel zaken waren verborgen gebleven onder een dikke laag plaaster en sierlijsten. Naarmate de werken vorderden, werden we meer en meer bewust van de schoonheden én van de kracht én van de degelijkheid van zo'n oud gebouw. Dit zette ons ertoe aan alle pseudo-elementen uit het huis te bannen en het een grondige restauratie- en transformatiebeurt te geven. Het feit dat alles zo lang duurt - hoofdzakelijk eigenhandig weekeinde- en vakantiewerk! - kan wel eens zwaar wegen, doch het maakt het ook mogelijk de kosten te spreiden. Toch zijn er, naast de vaste wil om het tot een goed einde te brengen en de zekerheid dat het echt mooi, gezellig en degelijk wordt, enkele factoren die er de moed wel inhouden zoals het ontdekken van verborgen waardevolle oude bouw- en versieringselementen (authentieke gotische schouw, oude balken), de welgemeende appreciatie van familie, vrienden en buren, die ook wel eens daadwerkelijk helpen. Talloze schetsen en opzoekingen gingen vooraf aan het ontwerpen en uitkiezen van de ruimten, het gebruik van materialen, het kiezen van kleuren, het berekenen van druk, enz. Ook voor dit tijdrovend denkwerk stonden we zelf in. We stellen er prijs op te beklemtonen dat we het gehele opzet nog geen moment betreurd hebben. Het is een waarachtige vreugde onaangesproken energie en talenten te kunnen gebruiken en ontwikkelen in een dergelijke onderneming, die daarbij nog lonend is.
Magda en Jan Duran-De Baets Pieter Pourbusstraat 5 | |
5Leven en wonen zijn twee woorden die in feite hetzelfde betekenen; in het Engels wordt er trouwens maar één woord voor gebruikt: ‘to live’. Een belangrijk aspect van het leven en ook het wonen is zonder twijfel het zich voortdurend aanpassen aan veranderende noden en behoeften. Dit dynamische proces maakt het noodzakelijk ook te wonen in de (historische) woning die men voor zich zou willen aanpassen en toeëigenen. Aldus kunnen de bewoners en de ruimten samen evolueren in de tijd. Het ‘ontmantelen’ van de binnenruimten leidt tot stelselmatige ontdekkingen uit het verleden, waaruit talrijke conclusies kunnen getrokken worden voor de verdere uitbouw van het huis. Dit blootleggen van (archeologische) gegevens determineert het interieur en de levenswijze niet, wel integendeel: het inspireert tot het toevoegen van een eigen bewuste inbreng. Het gebruiken van nieuwe materialen en een eigentijdse vormgeving, die harmonieert met de historische vormtaal, is een uitdaging die voortdurend aanzet tot creativiteit. Het aanpassen van een historische woning aan zijn eigen individuele levensstijl is uiteindelijk meer dan een zinvolle vrijetijdsbesteding of een goedkope manier van restaureren, het vormt nog veel meer een belangrijke bijdrage tot de zelfontplooiing van de bewoner. Het bewoonbaar maken van de huizen in de binnenstad betekent ook het leefbaar maken van de stad, daarom ligt het in de lijn der verwachtingen dat de stad een adviserend organisme bij de monumentendienst zou oprichten voor de bewoners. Heel wat bouwtechnische, financiële en andere problemen komen opduiken bij het aanpassen van een woning. Een permanent kantoor dat in dit verband gratis advies verschaft aan de bewoners is dringend nodig. Een interessante oplossing voor het ‘zelfrestauratie-probleem’ zou zijn dat de stad of een andere instelling ‘de huid’ van de historische woningen zou restaureren. Met de huid worden de buitenwanden en het dak bedoeld, dus datgene wat voor het stadslandschap belangrijk kan zijn. Deze woningen zouden onder de vorm van een cijnspacht van 90 jaar kunnen overgeleverd worden aan de bewoners. Het inwendige van de woning kan door de bewoner zelf aangepast worden met de technische steun van een gratis adviesbureau en onder het waakzame oog van een team van kunsthistorici en architecten. Voor elementaire aanpassingen, zoals bijvoorbeeld sanitair, zouden rijkssubsidies erg welkom zijn.
G. Callens Ganzestraat 37 |
|