49
Albert Vanderleenen
70
In deze zachte sympatieke ‘Martien de Brabander’ vinden we vijftig jaar Vlaams kultuurleven terug; hij was immers de kameraad en de vriend van zoveel toonaangevende kunstenaars. Eigenlijk is hij een Hallenaar, en in Halle heeft hij een schoon stuk van zijn leven op de voorposten van de Vlaamse beweging gestreden. Nog zweert hij op de vernieuwde Vlaamse bloei van zijn geboortestad en in zijn ‘Herinneringen aan Johan De Maeght’, deze te vroeg aan het Vlaamse volk ontvallen strijder, leren we evengoed Albert kennen als een Thévenet, de geliefde Hallese schilder, evengoed als de Hallese aktiviteiten, als een Jan Boon. In een stad, waar alles wat Vlaams was werd genegeerd, moest een rechtzinnig mens als Albert als vanzelf vlaamsgezind worden, moest hij wel de schaal helpen doen overhellen naar waar zij overhellen moet. In het spoor van De Maeght begon Vanderleenen humanitair ekspressionistisch toneel te schrijven. Alleen het echt menselijke kwam daarbij aan bod. E. Amter en Rik Delporte werden samen met hem de toneelschrijvers voor een nieuwe jeugd. Het werden jaren van echte toneelkoorts. Albert werkte vooral voor het Hallese Konservatorium, waar door Jaqueline De Kesel een toneelkursus werd gegeven.
Hij schiep voor vrienden-medeleerlingen bepaalde rollen, waarin ze hun mogelijkheden het best tot ontplooiing konden brengen.
Aldus ontstonden: ‘Eer de haan zal gekraaid
Albert Vanderleenen.
hebben’ en ‘Mefisto zoekt een aardse bruid’, stukken die uitmunten door hun dialooghoedanigheden. De teloorgang van deze aktie kwam tamelijk vlug. Dan maar weer strijden voor de vervlaamsing van het Hallese bestuur. Dat alles leidde tot de viering van Conscience in 1932, waarbij de voornaamste letterkundige verenigingen en prominenten zich aansloten. In 1960 zorgde Albert voor een retrospektieve van Halles miskende kunstenaar Thévenet, nadat te Halle reeds een hele generatie over deze man was heengegaan. In 1938 stierf inmiddels De Maeght, die zo lange jaren zijn schriftuurkens in de ‘Verloren hoekskes’ van ‘Het Laatste Nieuws’ had verzorgd. Maar ook Albert had zijn ‘Verloren hoekskes’ in ‘Het Algemeen Nieuws en Sportwereld’ en in ‘Nieuw Vlaanderen’. Die had hij eveneens in de ‘Kleine Almanak van Brabant’, waaraan hij reeds meewerkte van na de opvoering van ‘Mefisto’. Het eerste blaadje van Alberts schriftuurkens ligt hier voor mij. Het laatste verscheen in 1939. Of toch niet. Het herbegon in 1945 met de ‘Hoekjes van de Filosoof’ in ‘Sporting’, waarin alle facetten van 's mensen leven even werden opgeroepen in wat men tegenwoordig ‘kursiefjes’ noemt, of de ‘rubriek van de komplete mens’, zoals Herwig Jacquemijns het schertsend zei.
Denk nu maar niet dat Martien de Brabander hiermee een punt achter zijn bezigheden zette. Uit zijn pen of liever uit zijn hart, vloeide nog een diepgaande studie over het mysterievolle wezen dat ze in het Payottenland ‘Kleudden’ noemen. Albert werkte ook aktief mee aan ‘De Brabantse Folklore’, was bestuurslid van Halles Davidsfonds en... schreef zijn kursiefjes. Thans rust hij aan de zijde van een begrijpende echtgenote en tussen een opvallende galerij meesterwerken van Felix de Boeck, H. Daeye, R. Slabbinck, Gust de Smet, Thévenet, J. Brusselmans, Godderis e.a. Hij zoekt ook nog een boek te realiseren, waarvan het onderwerp hem als Hallenaar nauw aan het hart ligt.
Jos van Rooy