37
Theo Op de Beeck
65
Ik weet niet of we nu nog overal de dityramben over deze kunstenaar zullen lezen, als toen in 1949 te Turnhout zijn Zilveren Toneeljubileum werd gevierd. Laten we maar eerst en vooral niet vergeten te zeggen dat niets in het prille leven van de schuchtere jongeling Theo Op de Beeck liet vermoeden dat hij later met zulke brede vleugelslag de arend zou worden op de Kempische Bühne.
Deze man scheen zelfs niet in de wieg gelegd om het heiligdom van het onderwijs binnen te treden. En toch is dat bij Theo ook gebeurd. Heel de familietraditie, van overgrootvader te beginnen, die ook al onderwijzer was, dreef hem in die richting. Wellicht is hij eerst zijn aangeboren schuchterheid beginnen te overwinnen, toen hij in de klas, samen met zijn eerste leerlingen, het eerste kruisteken maakte. We kennen nog dergelijke mensen van het woord, die begonnen te bibberen op de preekstoel. Was het Lacordaire niet?... In elk geval, 37 lange jaren heeft Theo onderwezen in zijn geboortedorp Oud-Turnhout. Tussen de lessen door begon hij met een schoolkoor, zonder vergoeding, beste
Theo Op de Beeck.
kollega's. En nog eens tussendoor begon hij als vanzelf met toneel en voordracht, nogmaals zonder vergoeding. Maar het groeide tot heel wat anders uit. Want in 1924 kwam hij reeds terecht bij de Turnhoutse toneelkring ‘De Dageraad’. Drie jaar later voerde hij de regie bij de ‘De Klauwaerts’. Eerlijk als hij was en tuk om het hoogste te bereiken, voelde hij ten slotte de behoefte aan hogere scholing. Het Konservatorium van Antwerpen werd dus ook nog bij zijn overige bezigheden ingeschakeld. Hij had er leraars als Maurits Sabbe, Mevrouw De Gruyter, Bertrijn, Lauwerijs, Benoy. Hij kaapte er de eerste prijzen weg en zo kwam hij met beide voeten in het werk te staan, d.w.z. zijn werk op de planken. Hij wordt regisseur in de Oud-leerlingenbond van de Rijksmiddelbare school, in ‘Taal en Broedermin’ en in het Jezuïetenkollege; dat alles te Turnhout. Van die tijd kennen we hem nog, toen hij met zijn breedgerande hoed op overal in de straten van Turnhout te zien was. In 1934 wordt hij leraar in voordracht en toneel aan de Stedelijke Muziekakademie. Toch wist hij hier en daar nog ettelijke prijzen mee te nemen, o.a. met ‘Kinderen van ons Volk’, evenals in de film ‘De Wonderdoktoor’ van Jan Vanderheyden. Hij organiseert soldatenavonden, wordt medestichter en regisseur (1942) van het Turnhouts Kunstverbond. Hij treedt op in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel, behaalt de prijs voor ‘beste speler’ te Lier en komt er ook met zijn Kunstverbond als overwinnaar van de toneelwedstrijd uit de bus. Het mag alles nog eens vermeld worden, nu Theo reeds enige tijd tot de staat van gepensioneerde is toegetreden. Het is een zwaar, een bovenmenselijk werk geweest. Hij heeft ervoor moeten strijden en lijden. Inmiddels waren er toch verkwikkende uren in die zware dagen. Zo b.v. werd hij een paar malen op het koninklijk paleis ontvangen en was hij op de festivals van Monaco en Pesaro. In 1954 begon
het voor hem op radio en televisie.
Zijn deelname aan het katoliek gastprogramma en aan de schoolradio is voor ons nog steeds een levende herinnering. Wat te verwachten was: in 1956 moest hij zijn school vaarwel zeggen... En nu zwijg ik nog in alle talen over zijn pikturale kunst, die specialisten omschrijven met ‘uiting van stoere kracht, ambachtelijke kunde, harmonieuze bladvulling, fraai koloriet...’ Hij schreef ook verzen (de Op de Beecks zijn overigens een ras van schrijvers). En last not least, hij schreef ook een paar hoorspelen... Wat zei Maxim Krojer ook weer met betrekking tot zijn vriend Op de Beeck: ‘De dramatische kunst is als een toverprinses, die uit de massa slechts enkele uitverkorenen met haar magische staf aanraakt, en deze ingewijden vormen een onbesproken broederschap, waarvan de massa de diepte niet begrijpt.’ Qui potest capere, capiat. Proficiat, Theo. Vlaanderen is fier op u!
Jos van Rooy