36
Jean Mil
Selektie Filmfestival Tours
Een van de verfoeilijkste gebreken, die de doorsnee Vlaming ontsiert, is zijn volslagen gebrek aan chauvinisme. En men maakt mij niet wijs, dat wij ook dàt maar volledig op de nek van het zo mishandelde minderwaardigheidskompleks moeten schuiven. Het voornoemde gebrek weegt dubbel door als wij ons op het gebied van de film begeven. O ja, wij hebben natuurlijk ‘Mira’...
Maar we zijn een Raoul Servais rijk... en een Jean Mil. Toevallig beiden Oostendenaars. Van Servais zegt men: o, die met zijn tekenfilmpjes (en dan behoort men al tot de min of meer ingewijden, zeg!); van Jean Mil zegt men: ken ik niet.
Luc Peire - ook al beter bekend in Parijs dan In Vlaanderen - kende Jean Mil wél. Hij liet Mil een kortfilm maken (16 mm., Gevachrome, 10 minuten) over zijn bekend (toch!) Environment. Een zeer strenge jury selekteerde deze kinematografische interpretatie van Peires Environment als enige Belgische film voor het 15e Internationaal Kortfilmfestival van Tours. Pers en publiek aldaar waren ronduit entoesiast. Hoewel de manifestatie geen kompetitiefestival was, werd de film door de pers gerangschikt onder de acht merkwaardigste realisaties en beschouwd als de origineelste eksperimentele film in verband met de plastische kunsten.
Jean Mil: beeld uit de film ‘Environment van Luc Peire’.
Een kleine bloemlezing kan hier dadelijk verhelderend werken:
‘...wij waren ver van Haesaerts leerfilms... een visueel bijzondere film, bijzonder gaaf en geslaagd’ (P. Davay, ‘Het Laatste Nieuws’); ‘...certains courts-métrages m'ont frappé à Tours, Luc Peire's Environment par exemple...’ (‘Revue du Cinéma International’); ‘...film surprenant... une recherche et une réussite.’ (‘Courrier Français’); ‘Un magnifique film expérimental!’ (‘Clés pour le Spectacle’); ‘...témoignage plus que documentaire...’ (‘La Nouvelle République’).
En G. Royer schreef erover in ‘L'Espoir’: ‘Film d'essay sur l'art abstrait dans toute sa splendeur. Le spectateur découvre les lignes et les plans agencés par le peintre Luc Peire sur un rythme particulier qui fait penser à l'architecture moderne d'une ville comme Brasilia. Soudain ces lignes se multiplient à l'infini, coupées par des plans transparents. En fait, la caméra que l'on ne voit pas encore se trouve dans une cage de miroirs et se met à tourner. Jusque là, le montage, par degrés successifs et rigoureux, fait pénétrer le spectateur dans un monde froid et dépouillé.
Puis l'auteur se livre à des digressions lyriques en introduisant un, puis plusieurs personnages dans la cage. Et Jean Mil, utilisant le supergrand angle de son appareil,