Mgr. Prof. A. Dondeyne.
dat een teologische vorming zou bieden aan leken-studenten uit andere fakulteiten. Hij zelf zou er het sekretariaat waarnemen tot aan de hervorming van het Instituut in 1959. In 1965 volgde hij Mgr. De Raeymaeker op als President van het unitaire Hoger Instituut voor Wijsbegeerte - Institut Supérieur de Philosophie, en van 1968 af was hij Voorzitter van het nederlandstalig Instituut. Tot daar enkele gegevens die nog weinig zeggen over de wijze waarop hij deze loopbaan vervulde. Wie het voorrecht heeft gehad kolleges te volgen bij prof. Dondeyne, weet dat deze geen vast filosofisch systeem aanleerde, maar wel leerde wijsgerig te denken, d.i. het vanzelfsprekende doorbreken, het gegeven bestaan in zijn veelzijdigheid ondervragen, om iets fundamenteels te zoeken dat de zin van dit bestaan kan dragen. Juist dit vragende denken bracht Dondeyne tot lichtbrengende antwoorden bij een epistemologische, antropologische, metafysische en religieuze problematiek, die hij naar haar konkreet historische realiteit in woord en geschrift wist aan te wijzen.
Als Voorzitter van het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte verscheen mgr. Dondeyne eerder als een raadsman dan als een leidsman. Zijn raad echter, was gewoonlijk van die aard dat hij door allen werd bijgetreden. De hervorming van het studieprogramma, de plaatsbepaling van het Instituut bij de herstrukturering van de K.U.L., de oprichting van een Engelse sektie, waren belangrijke verwezenlijkingen van zijn voorzitterschap.
Voor Dondeyne is de Universiteit steeds meer geweest dan een onderwijsinstelling. Dondeyne geloofde in een universiteit die, haar naam getrouw, een universeel humanisme zou huldigen, een universiteit die sociaal bewogen zou zijn, een universiteit die, als Katolieke Universiteit, de profane en religieuze dimensies van ons bestaan op harmonische wijze zou verbinden. Deze ‘Idea of a University’ bracht hem, samen met prof. Sobry en een groep studenten, tot de oprichting, in 1933, van het genootschap ‘Universitas’. Vijfentwintig jaar lang is hij daar de inspirerende voorganger geweest van zeer vele studenten.
Zijn sociale en religieuze bewogenheid bracht Dondeyne ertoe niet alleen technisch-wijsgerige artikelen te publiceren, maar ook tal van lezingen te houden voor zeer diverse groepen van toehoorders, over de huidige problemen van ons gelovig bestaan. Hieruit ontstond zijn boek ‘Geloof en wereld’. Dat deze tekst in niet minder dan zeven talen werd uitgegeven, bewijst de internationale weerklank die hij heeft gevonden. Het verwonderde dan ook niemand dat de medewerking van Dondeyne werd gevraagd bij het opstellen van het schema over ‘De Kerk in de wereld van nu’ voor het 2e Vaticaans koncilie, en dat hij tot konsultor werd benoemd bij het Sekretariaat voor niet-gelovigen.
In 1954 reeds, schreef Dondeyne het volgende: ‘Dit alles (het vervullen door de Universiteit van haar eigen taken) veronderstelt dat In de hedendaagse universiteit, als historisch gesitueerde denk- en werkgemeenschap, een sociaal etos heerse, (d.i.) een liefdevolle bekommernis om de mens, gepaard aan een grote openheid voor de historiciteit van het menselijk bestaan en de vastberaden wil om voor de mensheid een betere toekomst uit te bouwen’ (‘Kernvragen van de Universiteit’, Den Haag, 1954). Deze taak is niet af, en zal nooit af zijn omdat zij steeds opnieuw moet opgenomen worden. We zijn prof. Dondeyne dankbaar om het aandeel dat hij daaraan heeft gehad.
Prof. A. Wylleman
Voorzitter van het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte