17
Fred De Swert
Pierre L. Magnée-Prijs
Begin dit jaar ging Fred de Swert ergens te Leuven een prijs oprapen. Een onbekende prijs. Door een onbekend uitgever ingericht. Pierre L. Magnée, die zelf ook poëzie schrijft maar uiterst zelden tot publikatie overgaat. Fred de Swert vond die prijs niet belangrijk. Interessant waren wel de faktoren die de lijst der prijswinnaars beïnvloedden en die volkomen beantwoordden aan de Swerts vooropgesteld idee. Dat was wel belangrijk. En zal steeds een facet zijn dat de Swerts poëzie kenmerkt, nl. de visionaire idee. Zo zal er kortelings van hem een roman verschijnen die duidelijk enkele visionaire, en reeds bewezen, fragmenten bevat (cfr. De Vleeseter).
Op die manier kan ik blijven doordrijven. Maar ik wil over zijn poëzie schrijven. Men rangschikte hem als neo-eksperimenteel in de bloemlezing ‘La poésie actuelle en Flandre’, maar wie zijn poëzie wil lezen, ontdekt dadelijk de reeds vrij persoonlijke zegging en de lang niet alledaagse tematiek die hem ontegensprekelijk meer afbrekers dan simpatisanten zal bezorgen. Zal het de weinige kenners een zorg wezen. Sta me toe een paar konstanten in het werk van Fred de Swert aan te wijzen. In de eerste plaats de vader-zoon relatie waarin de moeder zich als komplete antipode opstelt. Sekundo de eeuwige man-vrouw verhouding die hij op een ongewoon plastische manier situeert in tijd en ruimte en er niet voor terugschrikt de simboliek van verleden en toekomst op bijna ‘archeologische wijze’ (cfr. het struktureel uitmuntende werk ‘Keltisch Versteend of het
Fred de Swert.
Boek der Gegevens’, waarin eruditie en bezieling, poëtisch kunnen en taalkundige trefzekerheid met mekaar gepaard gaan) te integreren. Dat Fred de Swert aan een oeuvre werkt staat wel vast als je weet dat na de Individualiteit (Door eenzaamheid geranseld) de afsplitsing (Zijn naam is Roeland), de volledig door de Operatie Vers Stichting (telefoonpoëzie) uitgezonden cyklus ‘Isaïas’, de eerste bezinning optreedt (Myrtle in de nacht) en gevolgd wordt door een herwaardering (De rust van de duif) (cfr. ook zijn poëtisch kredo in het tijdschrift Zenit 74, tijdschrift dat mettertijd omwille van het talent - Leo Pleysier b.v. publiceerde hierin zijn eerste prozastukken - de geschiedenis zal ingaan).
Krijgen we nu met ‘Keltisch Versteend’ een nieuwe start die niet alleen maar beoogt de ‘gegevens’ te rangschikken (cfr. ondertitel ‘Het Boek der Gegevens’) waarna een middenpaneel ‘Het Onderzoek der Gegevens’ zal verschijnen. Ooit schreef ik in mijn recensie van ‘Myrtle in de nacht’: ‘Bijna wens ik hem een eeuwig lijden toe. Bij mijn weten is hij één van de weinigen die in relatief eenvoudige beelden zo diep de wonde openbaart waaraan zovelen lijden: de maatschappelijke eenzaamheid met twee.’ Fred de Swert heeft die problematiek op meer dan afdoende wijze een uitbreiding bezorgd. Hij is een zeldzaam, eenzaam dichter die ondergaat maar ook reageert, die wéét en deze wetenschap in zijn werk inkalkuleert. Deze facetten maken o.a. het sterk persoonlijke uit van deze niet zo makkelijke poëzie die trouwens in het proza van deze schrijver op soms meer dan dominerende wijze aan de orde komt. Ik denk