René Buckinx
weinig, hoewel van zijn hand een mooie vertaling van ‘De dood op de Kemmel’ (A. Sempf) het licht zag. Zijn voornaamste werk werden de ‘gidsen’, w.o. zijn lijvig boek over ‘De Vlaamse Bergen’, een heel origineel werk dat in 1963 verscheen, op een ogenblik dat er over die streek nog niets bestond. Hij zegt van zichzelf dat hij moeilijk schrijft. Toch kent b.v. de V.T.B. zijn bijdragen en verwierf hij met een studie over kunstschilder Delbeke van Poperinge een Prijs van de Koninklijke Akademie van België. Hij kreeg eveneens de Eugeen van Marcke-prijs met een handschrift ‘De Schelde van de bron tot de monding’. René is een diepzinnig mens; wat hij op papier brengt is degelijk en zelfs nuchter. Nuchter, zeg ik, en dan toch weer geboren uit zijn diepe liefde voor de natuur van zijn land. Die liefde was er de oorzaak van dat hij de last van sekretaris van de Toeristische Federatie der provincie Antwerpen op zijn schouders nam, dat hij wel eens kursussen in toerisme geeft en een der prominenten van het V.V.V. geworden is. Wat hij daarnaast nog op het getouw heeft staan? Wel, vooreerst zoekt hij aan zijn genealogie voort te werken. Hij hoopt weldra de jaren 1500 te bereiken. Daarbij wil hij een bloemlezing realiseren van alle merkwaardige stukken die ooit over het Vlaamse heuvelland verschenen. Behalve een Gezelle en een Rodenbach zitten in zijn map alle Engelse en Duitse schrijvers die er tijdens de oorlogen verbleven; ook teksten uit Sanderus, Marcus van Vaernewijck en zelfs Emmanuel Looten komen erbij te pas. Verder wil hij het Antwerps ‘receptief’ toerisme blijven bevorderen in en buiten het tijdschrift ‘Toerisme’ samen met het ‘Commissariaat van het Toerisme’ en met de kleinere organisaties van het V.V.V. Veel sukses, René!
Jos van Rooy