Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 20(1971)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Poëtisch bericht Roger Gills Stamvader De beenderen aangetast tot in het merg enkel nog uit het klamme bed komen als het weer wat meewil zitten in de zon en knikkebollen gisteren een vaag verleden met schimmen die zich zoon en kleinzoon noemen en morgen... wachten tot het donker wordt en weer licht... Dit terwijl in haar het leven kiemt terwijl mijn bloed in haar reeds zijn drama heeft geënt. Val. Martellino Passacaglia van Bach Gij laat uw thema als in litanie herhalen en traag met voet of vinger uit de pijpen slaan; omheen het obstinato zingen nachtegalen en dansen Botticelli's nymfen melomaan. En dansen doet zelfs dra de grondstem der pedalen, en dansen doet de galm in 't wulfsel bovenaan; maar 't is verloren strijd als, met steeds breder halen, op breder adem steeds, gij wilt crescendo gaan... Want wat triomf ging zijn is plots dan omgeslagen in machteloos vertoon en smartelijk onbehagen, in moede weemoed die daar stokt in klaaglijk mol... Toch was 't geen armoe die u niet meer was om dragen - het was van weelde dat uw zang verging in klagen: gij hadt geen tààl meer, en uw hart was nog zo vol! wilfried van craen Daar waar je gelaat noch slechts de spiegel van nutteloze woorden kan zijn wil ik kruisvaarder worden de duivel tussen de wolken de maagd tussen de struiken en zal ik me afvragen of het wel degelijk een engel was die Abraham beval z'n enig kind te doden samen zullen we door één mond het roestende lied van de hoop zingen tot er boven het dak van het Justitiepaleis zeven zonnen zullen verschijnen die onze inwendig door kommunikatiekoorts gerimpelde uitwendig strak-autoritairgevouwde huid zebrapad-geel kleuren dan zal ik luidop dromend zoals steeds nogmaals automaties het aspirientje aannemen en geveinsd slapend vervolgen met m'n wachten op Godot. Thomas Trlphon Het seizoen Er is een huis waar de vrouw de laatste hand legt aan het avondmaal het huis is pas gedweild en het speelgoed van het kind opgeruimd. Het kind is stil en bekijkt plaatjes van Willy Vandersteen. Het fornuis staat er diepmenselijk in haar donkerbruin email voor het plastieken raampje bewegen rode, blauwe en gele danseresjes ze wuiven gezelligheid en zingen van geborgen zijn. Buiten is het half december met ijzel en mist en een gure wind. Dan komt de man hij betreed het seizoen dat buiten de seizoenen staat de vrouw, de warmte en de geuren van het eten omhelzen hem hij kust haar en hij kust het kind dat even opkijkt en zegt dag pa dan gaat de man zich wassen en andere kleren aantrekken want er is voor hem maar dit seizoen dat warmte geeft. Rob Goswln Zevende gedicht voor een vrouw en haar zevenjarige zoon Een vrouw dooft de dood Een vrouw dooft de dood. Over de zee hangt de maan met harpen in haar oksels. In haar landengte van dauw en bloed bergt de moeder Haar zoon, tot eigen woning. In de klamme kelders van de zomer kiemt het graan Als een zeis van zonsopgang. Aan deze hemisfeer meet een meeuw haar waterstand, [pagina 335] [p. 335] Haar sprookjes vol geheimen een landtong in mijn oog. Geen zout dat zouter is, geen zilver dat zingt. Alleen de man beaamt haar buit. Op spiegels van de wonde, stilt de stilte slechts Mijn wassende hoogdag: Tweelingen breken hun vingers van teelaarde En Heiligen voeden hun wonderlijke wensen, De aarde slechts een luchtlaag, Een lemmer in mijn lichaam. Vorige Volgende