Christus-Koningkerk Gent
Het algemeen concept dezer kerk moet zowel liturgisch als stedebouwkundig gezien worden in de geestesgesteldheid van enkele jaren terug. Het grondplan is opgevat geworden volgens het programma dat door de kerkfabriek werd opgegeven. Het terrein hiervoor bestemd, werd door de directie van Stedebouw aangeduid.
Het grondplan omvat:
- | Het hoofdschip, waar een 800-tal zitplaatsen werden voorzien. |
- | Een winterkapel die komt te liggen naast het priesterkoor en hiervan afgesloten is door een glazen schuifdeur. |
- | Verscheidene lokalen dienstig voor het kerkgebeuren. Deze palen aan het priesterkoor en de sacramentskapel. Zo hebben we de sacristie, het lokaal voor de misdienaars, vergaderzaal.
Hieronder bevindt zich een ruime kelder waar de centrale luchtverwarming werd ondergebracht evenals de nodige bergplaatsen. |
Architecten: A. Bressers en G. Gilson (Gent).
- | Een biechtgang, welke ten goede komt aan een gelukkige verhouding van het middenschip en tevens de nodige sfeer schept. |
- | Het zogenaamde atrium bestaande uit een kollonade in de vorm van een vierkant en overdekt door een grote luifel.
Dit atrium geeft toegang tot het hoofdschip van de kerk enerzijds en tot de verbindingsgang naar de winterkapel anderzijds. Deze verbindingsgang werd opgevat als een open wandelgang bezijden het langschip en geeft op zijn beurt toegang tot de windvang van de hoofdkerk en de windvang der sacramentskapel. Deze gang kan tevens dienst doen als processiegang. |
- | De doopkapel bevindt zich in een soort binnentuin die het beeld oproept van een pand, geschapen door de zogenaamde processiegang. |
- | De toren, die tegenover de massa van het kerkgebouw een vertikaal accent moest oproepen werd jammerlijk ingekort en heraangepast naar het advies van de overheidsinstanties. |
De kerk bestaat volledig uit een skelet in gewapend beton verwerkt met een baksteenconstructie. In- en uitwendig werd éénzelfde witte handvormgevelsteen gebruikt in romeins formaat. Het dak is dubbelwandig. Speciale aandacht werd besteed aan het isolatieprobleem.
Ook inzake akkoestiek werden hoge eisen gesteld. Hiertoe werd een houten zoldering uitgewerkt in de vorm van een geplooid blad dat tussenin de overwelvende betonbalken telkens wordt herhaald. De verwerkte planchetten bestaan uit afzelia-hout. Hierin werd dan de verlichting ingewerkt.
Bij het algemeen concept is er naar gestreefd geworden, het sacraal karakter op te roepen. Langs buiten door de eenvoud der vormen, en binnenin door de verschillendheid van volumes, gebruikte materialen, lichtspel enz...
Grote zorg is besteed geworden aan de studie van de ramen. Deze bestaan uit kunstglas in beton verwerkt. (glazenier Holvoet). Hoofdaltaar en doopvont zijn ontworpen door P. Geroen De Bruycker en uitgevoerd door steenkapper Renier. Edelsmid Willy Ceysens ontwierp het tabernakel, smeedde de doopvont, kandelaars, enz. Beeldhouwer P. Rik Van Schil ontwierp het O.L.Vrouwbeeld en de verrezen Christus. Het wandtapijt is van de hand van Hortense Vanermen.