Albert van Dyck
Albert van Dyck werd in 1902 te Turnhout geboren. Als twaalfjarige knaap volgt hij de Stedelijke Tekenschool en verwerft er de medaille 1ste prijs met onderscheiding. Na middelbare studies volgt hij de lessen aan de Kon. Akademie en daarna aan het Hoger Instituut te Antwerpen. Verwerft de N. de Keyser-prijs en de eerste medaille voor tekening naar het leven. Nauwelijks twintig jaar oud, krijgt hij reeds een retrospektieve tentoonstelling in het Kunstverbond van Antwerpen en verwerft in datzelfde jaar de Th. van Leriusprijs.
In 1929 wordt hij lid van Kunst van Heden en richt een atelier te Kasterlee in, doch niet voor lang vermits hij zich het jaar daarop definitief te Schilde vestigt. 1932: Rubens-prijs en Bretagne-reis. Oprichting van een vrije Akademie te Antwerpen met o.a. Jan Vaerten onder zijn leerlingen. 1935: het buurmeisje Gusta wordt zijn vast model; voortaan zal hij haar talloze malen schilderen en tekenen. 1939: A. Oleffe-prijs. In 1942 begint hij met boetseren (kinderkopjes) en etsen. Vermits hij van vele etsplaten geen afdrukken maakte, is zijn werk als etser, helaas, te weinig gekend.
In 1948 verblijft hij om gezondheidsredenen in Zuid-Frankrijk, in 1949 wordt hij professor tekenen aan het Hoger Instituut, maar in 1951 overlijdt hij ten huize van zijn zuster te Antwerpen.
Albert van Dyck was een eerlijk schilder en een gevoelig mens. Hij is de harde, zware weg gegaan van de kunstenaar, die niet wilde toegeven aan mode en zijn ganse leven getracht heeft een echte kunst te verwezenlijken. Uit zijn geschriften en zijn dagboek blijkt deze bekommernis. Hierna volgen enkele uittreksels, die we van titels voorzien hebben.