| |
| |
| |
Armand Vanderlick
Armand Jozef Vanderlick werd op 26 juni 1897 te Sint-Jans-Molenbeek geboren. Hij studeerde aan de nijverheidsschool te Brussel en kreeg een betrekking te Haine St.-Paul. Hij volgde lessen aan de Akademie van Molenbeek en Brussel en sleet vele uren in de Brusselse Musea.
In 1928 verliet hij Brussel en vestigde zich te St.-Martens-Latem. Hij was toen reeds handelsreiziger om den brode, maar schilderde onverpoosd en in stilte. Dat hij zich in St.-Martens-Latem vestigde, had met de schilderskolonie aldaar niets te maken. De bescheiden Vanderlick had nauwelijks kontakt met de Latemse kunstenaars. In 1931 verhuisde hij naar Afsnee en in 1939 naar Gentbrugge, waar hij nog altijd woont.
Hij eksposeerde in 1929 te Brussel en in 1930 te Gent. Vooral op geldelijk gebied werd het een ontgoocheling, zodat de kunstenaar, die het niet breed had, zich nog meer terugtrok. Maar zijn schildersroeping gaf hij niet op. Integendeel, na volbrachte dagtaak trok hij zich onverbiddellijk op zijn atelier terug en schilderde. Na deelname aan een paar groepstentoonstellingen kwam pas negen jaar later zijn derde individuele tentoonstelling (1939). Dan volgen enkele tentoonstellingen, maar na 1947 leeft Vanderlick weer teruggetrokken. Zeven jaar lang hoort men niets van hem en in 1954 moet het Paleis van Schone Kunsten te Brussel het initiatief tot een retrospektieve nemen om hem aan het publiek bekend te maken. Een schaar van trouwe vrienden en bewonderaars blijven hem echter steunen. Pas in de zestiger jaren breekt Vanderlick door. Van dan af wordt hij voortdurend uitgenodigd om zijn indrukwekkend oeuvre te tonen: in 1962 te Antwerpen, in 1963 te Oostende, in 1966 te Antwerpen en Brussel, in 1968 te Lokeren en Knokke; in 1969 door het Museum van Gent en de gemeente St.-Jans-Molenbeek; in 1970 te Aalst, Mechelen en Tielt, in 1971 te Hasselt, St.-Niklaas, St.-Martens-Latem en Brugge.
| |
Maurits Bilcke:
In de kunst van Vanderlick is iets aanwezig van het ordevol konstruktivisme van Brusselmans, van de gezellige huiselijke humor van Tytgat, iets van het schemerende licht van Ensor, van de sensuele matière van Wolvens, iets tenslotte van de ekspressionistische visie van Gust De Smet. Zijn stillevens, landschappen, strandgezichten, interieurs en figuren zijn met een minimum van elementen samengesteld, maar dank zij zijn plastische vindingrijkheid, zijn bedacht uitdrukkingsvermogen en zijn koloristische fijnzinnigheid, komt Vanderlick er tenvolle toe zijn doeken ver boven het anekdotische te doen uitstijgen.
| |
Albert van Hoogenbempt:
Welnu, de schilderijen van Vanderlick vertonen een eenheid door sfeer en ingesteldheid van de maker, uitgedrukt in een speciale gamma van kleuren. Zij spreken alle van ‘hetzelfde’. Het zijn alle dingen die op zich zelf leven, zowel in de stillevens als op het strand en in de figuren in wat barokke interieurs. Maar de schep, de schotel, de vaas, de vruchten, de vis, zelfs het mes, als de vrouw in de kanapé of aan de piano, of de man met bril en baard en ook de wolken, alle vertonen ze het ‘innerlijk’ gelaat van de schilder. Een man die, hoe technisch ook begaafd en getraind, met artistieke middelen iets kinderlijks bekoorlijk in zijn schilderijen legt. En aldus ons van het leven vertelt wat de meesten van ons spijtig genoeg hebben verloren. Voor hem blijft de nachtegaal fluiten, bestaat er geen verregende zomer, spelen de kinderen voort tussen de bomen van het park. En met zijn stillevens en strandgezichten, die meer en meer bewonderaars vinden, is hij geen mooie, maar in een hogere estetische betekenis van het woord, een schoon schilder geworden.
| |
P.J. Guillemin:
Rond de drie tema's, stilleven, zee en interieurfiguren, heeft Vanderlick met dikke verflaag zijn werken ‘geweven’, doodgewoon zou je zeggen, doch als je ze weer bekijkt wordt je aangetrokken door de stille en bevreemdende sfeer die over al die dingen hangt. Tijdloos en eigentijds tevens, kontinuïteit van iemand die ‘het’ gevonden heeft en er zijn hele leven zal aan wijden, variaties en kleurschakeringen die de schilder nooit heeft moeten zoeken. Een schilder die een eigen taal heeft, die taal steeds
| |
| |
Armand Vanderlick:
Vrouw met hond, 1932.
Regentiestraat Brussel, 1935.
Dame aan tafel, 1937.
heeft verrijkt en ook nooit de nood heeft gevoeld om het met een andere te proberen.
| |
Paul Haesaerts:
Le pinceau a des tics - des entêtements, une syntaxe et un vocabulaire particulier, un langage propre, inédit, ni impressioniste, ni fauve, ni expressioniste; un langage Vanderlick - Ainsi Dufy, De Smet, Laurencin, Tijtgat, Brusselmans, Spilliaert ont eu chacun le leur qui, avant qu'on en ait apercu l'éloguence, a été pris pour un Balbutiement.
Il recrée un monde; un monde selon Vanderlick fait et dit à l'aide de tournures nouvelles, rien que de l'inventé. Des lignes, des hachures, des points, des carrés, des cercles, des losanges, des damiers mais qui, s'alignant, se rencontrant, se saluant, s'entrecroisant, deviennent des tapis, des nappes, des rideaux, des éventails, des plats, des vases, des coupes, des assiettes, des visages, des toilettes, des parasols, des promeneurs, des jardins, le tout saupoudré d'une lumière douce et frétillante, baignant dans des gris d'argent, des bleus d'argent, des roses d'argent, des noirs d'argent, savantes modulations de gris qui prennent plaisir à devenir les images d'un monde aérien, translucide, merveilleusement artificiel, rayuré et quadrillé, d'un monde tout de fraicheur et d'allégresse.
| |
Walter Derave:
Armand Vanderlick is van karakter een realist die niet zo gemakkelijk voor iets in vervoering staat en zich ook niet gemakkelijk laat meeslepen door artistieke teorieën of modes. Voor hem is de schilderkunst in de eerste plaats een kwestie van lijn, matière en vooral van kleur. Hij is een typische atelierschilder: het figuratief gegeven van het schilderij, zo een figuur, stilleven, strand- of zeegezicht, groeit tijdens het werk en wordt nooit op
| |
| |
voorhand bepaald. Naar naturalisme of symboliek hoeft men in dit werk dus nooit te zoeken.
Zijn manier van schilderen doet wel eens denken aan een Brusselmans of een Wolvens, maar het is toch ook totaal anders, omdat zijn stijl niet groeide uit invloeden van buitenuit, maar dieper wortelt in zijn eigen karakter en persoonlijkheid, in het feit ook dat hij niet de bedoeling heeft wie dan ook te behagen, maar steeds buiten de ogen van het publiek en het sukses voor zich zelf schilderde. Zo komt het dat zijn schilderijen als in een artistiek getto ontstonden, zodat ze met de jaren zonder schokkende bewegingen veranderden en langzaam met de mens Vanderlick meegroeiden.
| |
J.P. Ballegeer:
Een van de grote stimulansen voor onze kunstenaar is zeker geweest dat hij reeds vroeg door de voornaamste kunstenaars en door de bevoegde kunstkritici werd gewaardeerd. Een tweede bron van kracht en uiteraard nog belangrijker, ligt echter in de kunstenaar zelf. Het is de grote oprechtheid waarmede hij de dingen benadert en de eerlijkheid waarmede hij ze op het doek brengt. Hij leeft in zijn wereld, drinkt uit zijn glas en vertelt zijn eigen verhaal. Teruggetrokken in zijn zolderatelier herschept hij de werkelijkheid die hem omringt op zijn eigen wijze. Hij wil een goed schilderij maken. Met zorg mengt hij de verf: ‘schilderen is iets moeilijks en iets eigenaardigs’ zegt de kunstenaar. Hij weet dat men niet vals mag spelen in de kunst. Het schilderen is voor de kunstenaar een levensnoodzakelijkheid. Het gaf aan zijn eigen leven een gouden glans, het bracht kleur in zijn bestaan, het verleende poëzie aan het niet altijd rooskleurig lot. De eerlijke verhouding tussen leven en werk ligt aan de basis van zijn kunst.
| |
R.H. Marijnissen:
Ik mag geen tijd laten verloren gaan. Ik wil nu zo veel mogelijk werken. Ik heb nog veel te doen. Het is wel uitzonderlijk dergelijke woorden te horen uit de mond van een schilder die zeventig wordt. Op die leeftijd - en zelfs vroeger - gaan velen op hun lauweren rusten, zoals men zegt. Maar Armand Vanderlick heeft geen lauweren om op te gaan liggen, want tot hiertoe werden er hem heel weinig aangeboden...
Er is over deze schilder en zijn werk heel veel te zeggen, precies omdat er zo weinig ‘sensationele’ gebeurtenissen aan vast zitten. Hij gaf geen manifesten in het licht, kaapte geen prijzen weg en was steeds te bescheiden om aan te dringen op wat aandacht voor wat hij deed.
Het is Vanderlicks verdienste dat hij zingt zoals hij gebekt is. In zijn situatie zouden velen de huik naar de wind gehangen hebben.
| |
Paul Caso:
L'Intimisme de l'artiste n'est pas celui d'un milieu chaleureux. Le décor de la maison, les objets, la fenêtre ouverte sont fixés sur la toile dans les mailles d'un dessin vigoureux où l'on surprend quelquefois une impulsion agressive. Le dépouillement de la facture, des gris de perle fine, des bleus de porcelaine de campagne, un jaune paille réchauffé par un souffle de vieil or, tout concourt à faire surgir, dans la maison d'Armand Vanderlick, l'ange de la mélancholie. Certes, il y a un mystère dans cette peinture, comme un sentiment d'attente, à moins que le temps n'y soit arrêté. On retient son souffle. On s'émerveille de découvrir la magie là où s'impose la rigueur d'un style aux larges traits ordonnés, souvent systématiques, éclairés par le souvenir des épures cubistes.
| |
Rik Clement
Geen aanklachten, geen zwaartillende problemen, geen kompleksen van angst en onzekerheid, zoals ze in het ekspressionisme opdoken. Het is de kunst der ongestoorde intimiteit van de woonkamer, van de zonnige uren vakantie op het strand. Is de inhoud gelijkmoedig, de kleur is het eveneens. Kenmerkend voor het animisme is ook de strenge, wel overwogen bladvulling, stevig gesteund door het frame van vertikale en horizontale lijnen. Want Vanderlick herinnert (vooral in zijn interieurs) aan het kubisme, bij de vlakke behandeling van allerlei dekoratieve elementen. In de pate trekt hij zijn strakke, brede vertikalen en horizontalen die de kleurvelden afbakenen tot een lay-out van geometrische vormen. De tekening speelt in het werk van deze kunstenaar inderdaad een zeer belangrijke rol. Hoe pikturaal het werk ook is en hoe kruimig het ook in de verf zit, het grafisme is evenveel belang gegund in de lijnen die de vormen omschrijven.
|
|