Jozef Peeters:
Olie nr. 21, 1924. Copyright A.C.L., Brussel.
Kompositie, 1921. Copyright A.C.L., Brussel.
Fantasy, 1919, akwarel. Verzameling Maurits Bilcke, Tervuren.
Waarom kleuren ook aan de natuur ontlenen (zelfs als ‘herinnering’)? wanneer de drie primaire kleuren aangewend in onze vlakken-konstellaties ons alle nuances verschaffen kunnen, zo goed als de natuur zelve.
Op 7 oktober 1925 publiceerde Jozef Peeters het z.g. ‘Driehoekmanifest voor schilderkunst’. Driehoek was de naam van een tijdschrift door J. Peeters gesticht en zijn manifest was de vertolking van een mentaliteit en een opvatting. Aldus is het een tijdsdokument.
Het Vlak wenden wij aan als beeldingsmotief en niet als voorwerp in deze of gene houding nagebeeld.
Waarom een voorwerp nabeelden? wanneer er een voorwerp ontstaan kan door het verwerken van een kleurvlak.
Het Stafelij of vooruit-bepaald vlak dat te animeren is wordt niet chaotisch en sensitief ritmisch gevuld, daar de animatie aan vaste matematische wetten onderworpen is. Deze wetten zijn oneindig verscheiden toe te passen; zij dwingen het individu van de kunstenaar niet méér dan enig ander te gebruiken materiaal bij het schilderen.
Ons Oog neemt vlak waar wat diepte heeft; ons verstand onderscheidt vlak van vorm.
Doch het vlakke schilderij wordt door het oog als diep gezien. Dit is een in-eigen begoocheling, aan te wenden door de schilder, terwijl de doorzichtkundige zogezegde diepte er geen is, gezien ze niet afrekent met het waarnemingsvermogen van het oog tegenover het schilderij. Het Perspektief is gangbaar als beredenering bij waarneming in de natuur der drie dimensies, niet bij het beschilderd vlak of voorwerp van twee dimensies. De perspektivische diepte is niet waar te nemen op een doek, dit spijt alle misvormden die deze niet-diepte zien als ruimte.
Het nabeelden van vormen naar de natuur is van uit een werkelijk schilderkunstig oogpunt beschouwd volkomen onmogelijk. Andere dan schilderkunstige bedoelingen liggen er ten grondslag aan.
Een schilderij dat met andere middelen dan geometrale kleurvlakken de toeschouwer boeit is vicieus, omdat het de zinnen niet harmonisch spant en ontspant met zuiver schilderkunstige middelen.
Een werkelijk schilder leent zich heden niet tot het vervaardigen van ikonografie, in schoonheid-opvoedende beelden, en estetische narigheden.
Voor tendens is geen plaats in een kunstwerk.
Jozef Peeters, ‘De Driehoek’, 7 oktober 1925