De vreugde en de pijn van de schilder
De man, die mij de weg naar dit geluk heeft ontsloten, was een eenvoudig man, klein van gestalte, met een bult, maar met een overborrelende levensrijkdom. Mijn ouders dreven een gekende zaak. Er waren slechts enkele winkels van die faam in Limburg: eentje in Maaseik, eentje in Tongeren, eentje in St.-Truiden en dan de zaak van mijn vader. Vier knechten waren in het bedrijf werkzaam, onder wie een bultenaar. Hij schilderde en tekende, bezocht de akademie. Ik was zijn vriend en hij leerde mij verven, tekenen, schilderen. In de ogen van mijn vader was dat kindertekenen goed als hobby, maar precies geen toekomst voor een enige zoon, die eens de solide familiezaak zou overnemen. Maar die hobby werd harde ernst waarbij leraar Vrancken, later deken te Bilzen, mij steunde. Hij bezorgde mij kleurenreprodukties van beroemde schilderijen en liet me bladeren in het wondermooie boek van de kunsthistorie. Ik werd wild-entoesiast: ik zou schilder worden! Natuurlijk was père niet erg joyeux, toch liet hij me naar Brussel gaan, naar de Akademie. Het moest voor hem zeker een zware dobber zijn toen hij alleen in de winkel stond, terwijl zijn zoon in Brussel met artisten rondzwierf en er met verf leerde omgaan. Maar al was ik een man die van een pretje hield, ik studeerde hard en vlijtig, daarvan mocht vader verzekerd zijn. Ik volgde dag- en avondkursussen, schilderklas en anatomie, kunstgeschiedenis en algemene geschiedenis, speciale kursussen, zoals die over Perzische kunst. Ik koesterde een universele belangstelling en was bezeten door geestelijke honger. Me uitsluitend beperken tot het veroveren van de schildertechniek was me onmogelijk; ik had een dringende behoefte aan intellektuele vorming. Tegen de schijn in van het tegendeel mocht vader in zijn eigen zoon, die hem ontgoocheld had, vertrouwen stellen, al was dat in 't begin niet het geval.
Toen na de studiejaren de reeks telegrammen arriveerden: grootste onderscheiding, speciale prijs anatomie, eremedaille, enz. was vader trots en heeft hij mij nadien niets meer in de weg gelegd bij het volgen van mijn loopbaan als kunstenaar. De nuchtere zakenman ging in de waarde van de kunst geloven! Maar ook voor mij was de teerling geworpen: ik zou nooit meer iets anders kunnen zijn dan een schilder en niet anders kunnen leven dan als een kunstenaar. Zelfs nu nog kan ik 's avonds niet slapen gaan zonder, als was het maar een nietige penseeltoets op