| |
| |
| |
Felix de Boeck
Felix De Boeck werd op 12 januari 1898 te Drogenbos geboren. Hij volgde de Griekse-Latijnse humaniora en daarna kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Brussel. Toen zijn vader stierf, stopte hij van de ene dag op de andere met zijn universitaire studies om de vaderlijke hoeve verder te beheren. Hij heeft nooit schilderstudies gedaan en heeft met eigen middelen zijn eigen stijl en eigen techniek gezocht. Alleen heeft hij enkele lessen in tekenen gekregen van een graveur, die geboeid was door de oorspronkelijkheid van zijn kindertekeningen. Die lessen werden gegeven op zondag. De zondag speelt in De Boecks leven een grote rol. Zes dagen per week werkt hij onverpoosd op de hoeve, de zevende dag sluit hij zich op in zijn atelier en schildert. Het is een levensritme dat sinds 1916 slechts een of twee maal onderbroken werd. Henri Pichette uit Parijs heeft het treffend gezegd: ‘Les jours de la semaine, ce sont donc les travaux agricoles. En récompense, le septième jour est jour de célébration, jour d'invention, jour de génie: il peint.’
In de twintiger jaren behoorde Felix De Boeck tot de kontestanten, de avant-garde en tot hen, die voeling hadden met de internationale stromingen. De eerste abstrakten zijn zijn vrienden. Hij werkt mee aan ‘Het Overzicht’ en ‘7 Arts’. Maar zijn kunst evolueert tot de mens in zijn werk verschijnt en centraal komt te staan.
Felix De Boeck heeft weinig geëksposeerd, hij heeft teruggetrokken geleefd op zijn kleine hoeve te Drogenbos, maar van heinde en ver zijn kunstkritici, kunstliefhebbers en entoesiasten hem komen opzoeken. Voor hen allen blijft hij onverstoorbaar dezelfde, zowel voor de koningin als voor de gewone man van Drogenbos.
| |
Michel de Ghelderode:
Le plus pur et le plus veritable peintre
Je tiens depuis toujours Félix De Boeck pour le plus fier, le plus pur et le plus véritabe peintre vivant de notre royaume plastique - voire d'une Europe, ou mieux d'un Occident - où, pendant un demi siècle brûlant et d'intense inquiétude, les Arts furent l'objet d'audacieuses recherches, de bouleversantes métamorphoses formelles!... Chez Félix, tout aspire à la grandeur et va vers l'unité: ses avancées se poursuivent sur un plan supérieur, jouxtant la musique et la géometrie.
Michel de Ghelderode
| |
Een eigen stijl
In zijn huidig werk heeft F. De Boeck zich een stijl gekreëerd die volledig van hem is en die buiten elke kunststroming staat. In zijn werk heeft de schilderkunst een nieuw gezicht gekregen.
L. Wuyts in De Tijd nr. 11-4.
| |
De cirkel
Had Felix De Boeck zich aanvankelijk laten leiden door de princiepen van het kubisme en het konstruktivisme, spoedig echter heeft hij de magische uitstralingskracht van de cirkel ontdekt. De cirkel, niet alleen als symbool - als de meest komplete lijn, zonder begin, zonder einde - doch voornameijk als het uitgangspunt van zeer persoonlijke techniek. Want ook technisch is De Boeck een meester. De cirkel vormt hier als het ware de kern waaruit haast al zijn latere verbeeldingen zijn gegroeid. De cirkels wentelen om en door elkaar als de fantastische wielen van het heelal. En toch groeit het schilderij los uit deze techniek en ontwikkelt zich als een mysterieus, maar zuiver pikturaal geheel. Maar aan sommige van zijn doeken geeft de cirkel een soms onrustwekkende bewegingskracht. In zijn stieren, in zijn hanengevecht en in zijn boerenkoppen is de cirkel de uitdrukking geworden van een barok-bewogen temperament. Zijn thema groeit los van het beeld en overschrijdt de grenzen van het doek. Of de magische kracht van de cirkel groeit uit tot een diep-menselijke tragiek, zoals in de doeken waarin De Boeck de ‘Barensnood’ syntetisch heeft uitgebeeld. Deze doeken zijn als donkere, cirkelende vlammen: de diepe nood waaruit het leven breekt.
P.G. Buckinx in ‘De Gids’, nr. 2, 1953.
| |
| |
Felix De Boeck: Genesis, 1923.
| |
De evolutie van de schilder
Voici comment lui-même divise et définit les étapes de sa progression picturale:
1915-1917, peinture d'après nature; |
1917-1918, peinture ‘goghienne’; |
1918-1919, fauvisme; |
1919-1923, plastique pure; |
1923-1933, une Genèse: paysages plastiques abstraits; apparition ciel et terre; apparition limace, fourmi, hirondelle, chauve-souris, taureau, pigeon, cheval, papillon, lapin, etc. Apparition de l'homme, de la femme et de l'enfant, du drame et de la mort. |
1933-1939, l'homme et ses passions. Les ‘Combats’, ‘Barensnood’ sont faits à l'approche de la guerre mondiale. |
1939-1952, Les ‘Maternités’; Les autoportraits intitulés ‘Voyages intérieurs’ et ‘Flammes’; les ‘Ghandhi’, ‘Van Gogh’, etc. Les ‘Christ’. |
Henri Pichette in ‘Les lettres Françaises’, Paris, 1952.
| |
Vijftig jaar geleden: een van de promotors van de abstrakte kunst!
Dans les années qui suivent immédiatement la première guerre mondiale, avec Servranckx, Peeters, Flouquet, Van Tongerloo, De Boeck, on l'oublie quelquefois, est dans notre pays l'un des promoteurs de l'art abstrait. Titres significatifs: Espace, Nocturne, Galaxie, Gouffre, Mer Abstraite. Oeuvres qui, devant nos yeux ébahis, ouvrent et découvrent des perspectives étonnantes, presque effrayantes. Loin de s'enfermer dans son coin de terre brabançonne, De Boeck, peintre cosmique, s'est ouvert aux rythmes du vaste monde. Rien d'anecdotique, un dépouillement absolu. Des lignes horizontales et obliques, des tons en accord avec cette immensité. N'a-t-on pas dit de ces tableaux qu'ils représentent dans l'oeuvre du maître une genèse? ‘La terre était informe et vide, les ténèbres couvraient l'abime’. Vide que, tout comme dans l'autre genèse, la main puissante du créateur va peu à peu peupler. Lui aussi créera lumière et couleur, les eaux et les terres, les animaux et les plantes, et, couronnement suprême, l'homme.
J. Sartenaer.
| |
Schilderen op zondag
Zijn hele leven heeft De Boeck 's zondags geschilderd; ook toen hij verloofd was; ook als pasgetrouwde en ook later toen het noodlot ongenadig toesloeg.
Op zondag betrachtte Felix De Boeck de artistieke sintese van de voorbije week. Herhaaldelijk heeft hij aan vrienden verklaard dat schilderen voor hem te vergelijken was met het bijhouden van een dagboek. Een hele week, wat hij ook verrichtte, komponeerde de boer-filosoof in gedachten de schilderijen die hij verlangde te maken. Op zondag stapte schilder De Boeck zijn atelier binnen om zo te zeggen met de afgewerkte doeken in het hoofd en in het oog. En op maandag maakte hij zich weer los van de direkte schildersaktiviteit, trad diep ademend het gewone boerenleven binnen en begon aan zijn volgende doeken te denken. Tientallen jaren heeft Felix De Boeck zich binnen deze kringloop bewogen: bewust, onveranderlijk en toch... vrij. Het boer-zijn heeft Felix De Boeck immers toegelaten onafhankelijk te leven los van kliekjes en klans, los van kopers en officiële personen, los van het klatergoud van eksposities en lofartikels.
Jan D'Haese in ‘Ons Erfdeel’, 1 - 1968.
| |
| |
Felix De Boeck: Duizeling, 1920.
Felix De Boeck: Abstrakt landschap, 1922.
|
|