seerde ordening van de gevelvelden en het volume. Het is, naar het woord van Valéry, een gebouw dat ‘zingt’.
Daarbinnen is, wat zelden gebeurt, dekor en meubilair volkomen passend bij de architektuur. Men merkt er o.m. een ‘table à gibier’ op haar plaats in een landhuis, te midden van een (vroeger) jachtgebied gelegen. Een van de lieflijkste plaatsjes is, boven, het huiskapelletje, zeldzaam voorbeeld van kerkelijke rokoko met charmante cartouches, muzikale motieven en fiorituren die tot een weinig strenge samenspraak met God noden.
Van de tuinen van Leeuwergem heeft men, zoals van vele andere, gezegd dat ze door Lenôtre waren getekend. Afgezien van het feit dat Lenôtre in 1700 al overleden is en dat, nopens zijn eigenlijke aktiviteit, nog heel wat onbekenden blijven bestaan, kunnen we voorzichtiger opperen dat ze naar zijn geest werden ontworpen. Maar het interessante is wel het groene teater in open lucht dat men bereikt links langs de lange vijver, door twee sfinksen van niet bepaald goede smaak bewaakt. Wandelend door een lindenlaan bereiken we de ovale scene net als de schermen voor de spelers en de loggia's voor de toeschouwers in de hagen en de struiken uitgeknipt. Niet zolang geleden luisterden de vogels hier mee naar Molière en Goethe.
J.E. Van Ackere