Heks
Ook Heks toont aan, wat ik in mijn inleiding tot Duras schreef: men bouwt zich in de achttiende eeuw, liever dan een afwerende burcht of een hoogmoedig kasteel, een uitnodigend zomerverblijf. Niet ver van Tongeren op een gebied dat, in de periode van zijn bouw, tot het prinsbisdom Luik behoorde, staat het landhuis van de Luikse prinsbisschoppen, rond 1770 door Etienne Fayn opgericht voor graaf Karel van Welbrück, een verlichte geest die belang stelde in wijsbegeerte, kunst, wetenschap. Het kasteel werd verfraaid door zijn neef, graaf Romain van Ansembourg, erfgenaam van het gebied in 1783. Het kasteel ontwikkelde zich uit een klein jachtpaviljoen en de Diana in het fronton vertelt duidelijk aan welke passie men zich ook hier overgaf. De rode tinten van de baksteen, het blauwgrijs van de daken, het vaalwit van de omramingen en de hoekstenen geven de hoofdgevel een levendig koloriet, waartoe ook de Franse tuinen voor het U-vormig binnenplein een bont akkoord meespelen. De andere gevel, die een reeks terrassen bekroont, is strenger gehouden, zonder evenwel formalistisch aan te doen, opgevrolijkt door de drie ovale dakvenstertjes, die boven de reling van het zeshoekig middendak uitpriemen.
Heks biedt een van de verfijndste interieurs van het land. Het dekor, van 1772 tot 1783 verwezenlijkt, deelt zowel van de Louis XVI-stijl als van de Régence- en rocaille-modulen. De salons zijn in zo'n levendige kleuren gezet, dat men ze naar hun onderscheiden hoofdkleur aanduidt. Bijzonder merkwaardig is, naast het witte salon, de eetzaal met prachtig houtsnijwerk op de muren en de voor de Lodewijk XVIe-stijl zo kenmerkende wapenkokers en bloemenslingers, wimpels en strikken.
J.E. Van Ackere