Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 20
(1971)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 144]
| |
[pagina 145]
| |
Het kasteel van Groot-Bijgaarden is gelegen op een zevental kilometers westwaarts van Brussel, vlak bij het merkwaardig 18e eeuws salonkerkje, dat boven op zijn terp het nog steeds rustiek aandoende gemeenteplein domineert. Zijn huidige vorm kreeg het door de bemoeiingen van graaf Ferdinand de Boisschot - de 27e eigenaar - die het vroegere middeleeuwse kasteel, waarvan de huidige donjon een merkwaardig overblijfsel is, tussen 1634 en 1649, verbouwde tot een lustslot dat, na gedurende de 18e en de 19e eeuw herhaaldelijk van eigenaar gewisseld te zijn, in 1902 in zeer vervallen toestand werd aangekocht door Raymond Pelgrims de Bigard, die er jaren over deed om het 17e eeuws gebouw zijn oude luister terug te schenken en het zodanig te meubileren en uit te rusten, dat de Boisschot, moest het hem vergund zijn andermaal het kasteel te betreden, er zich perfekt thuis zou voelen. Een lange, de slotgracht overwelvende boogbrug waartoe twee prachtige gebeitelde heraldische leeuwen uit de 17e eeuw toegang verlenen, leidt naar de van een valbrug voorzieneuitvalpoort, nog daterend uit de 14e eeuw en geflankeerd door twee 17e eeuwse torens waarop het wapenschild van het geslacht Boisschot werd aangebracht: twee leeuwen die een schild torsen met velden 1 en 3 van goud met drie azuren kruisankers, bekroond met een gravenkroon met 5 parels. Twee medaillons links en rechts, dragen de blazoenen van de Graaf van Königsegg-Boisschot, regent van de Nederlanden onder Maria-Theresia en die van de Graaf van Zierotin, zijn schoonzoon die hem in 1747 opvolgde. Het voorkasteeltje, nu betrokken door de huisbewaarder, bood een onderkomen voor de wacht. De grote Vlaamse zaal die het bevat, bergt 15e eeuws meubilair en de ondergrondse gevangenis waarvan de poort en de foltertuigen bewaard bleven, wordt gekompleteerd door een vergeetput met gebeenten, waarvan men veilig aannemen kan dat ze een paar eeuwen oud zijn. Op de binnenkoer, en omringd door een heerlijk park met eeuwenoude beuken, verrijst dan het eigenlijke kasteel, een merkwaardig staaltje van zuivere Vlaamse renaissancebouw, opgetrokken in bruin-rode baksteen en voorzien van een peervormige torenspits die de linkervleugel bekroont, maar die niets te maken heeft met de laat-gotische kapel die tegen de rechtervleugel aanleunt en die sedert drie eeuwen niet de geringste wijziging onderging. Het kasteel, aan welks uitrusting Raymond Pelgrims het beste deel van zijn leven besteedde, is een waar museum waarvan de rijkdom een overwegend 16e eeuws karakter draagt, wat niet belet dat ook de 18e eeuw er met merkwaardige stukken vertegenwoordigd is. Schilderijen van meesters als Rubens, Pieter Bruegel de Oude, Antoon Van Dyck en enkele Italiaanse primitieven, wisselen er af met beeldhouwwerk uit allerlei periodes, met oude wandtapijten, porselein, smeedwerk, tinen koperwerk, die in het koele licht dat door de in lood gevatte ruiten naar binnen zeeft, een zachte en rijke glans verspreiden. Na de dood van Raymond Pelgrims in 1961 werd het kasteel in eigendom overgedragen aan Eugeen Willy Pelgrims de Bigard, die er aldus de 29e eigenaar van werd. Herman Mortier |
|