| |
| |
| |
vier brieven van jonge kunstenaars
Met behulp van de hartsproblemenrubriekmethode waarbij weliswaar de rollen gewoon werden omgekeerd en waarbij zodoende aan de heren L. te B., E. te W., de dames Ontspoord Elfje, 21-jarig Stijfkopje en talloze anderen gevraagd werd er nu eens even allemaal zelf raad mee te weten en desgevallende suggesties dan ook bovendien aan ons adres te willen opsturen, schreven wij welgeteld honderd brieven aan het adres van honderd jonge vlaamse beeldende kunstenaars waarin wij informeerden naar hun mening omtrent ‘plaats en taak’ van de jonge artiest in de maatschappij, de verwachtingen en aspiraties voor ‘wat komen gaat’, de konfrontatie met praktische en morele problemen, de vergelijking met het buitenland, de ‘toekomst’ in vlaanderen, de genoten opleiding, de (r)evolutie op het gebied van de ‘estetische waarde’.
De vier meningen die wij hier vanwege de objectiviteit graag integraal publiceren omvatten vrij goed de ideeën die ook in de overige (zes) ons toegestuurde brieven tot uiting kwamen.
andré sollie
| |
Eric De Smet 23 kunstschilder/Welle
‘Plaats en taak’ van de jonge kunstenaar in de maatschappij
Heeft de jonge kunstenaar werkelijk een plaats in onze welvaartstaat of wordt hij slechts geduld als een nu eenmaal bestaand randverschijnsel. Het is zo dat men met ‘kunst’-aspiraties nergens gestimuleerd wordt. Je wordt als ‘anders’ zijnde beschouwd.
Men kan de plaats van de jonge kunstenaar in de maatschappij moeilijk bepalen aangezien ik geloof dat hij er helemaal geen heeft. De kunstenaar die full-time zijn werk wil doen komt nergens terecht. Het is een gemeenplaats maar het is zo, iemand die geen toegevingen wenst te doen werkt zichzelf (financieel) aan de grond. Zijn werk is van geen enkele economische waarde. Hij is niet geintegreerd in de zogezegd wetenschappelijk functioneel ingerichte maatschappij. Hij is dus verplicht een andere job aan te nemen, en zijn eigenlijke taak als nevenactiviteit op te vatten ofwel, indien hij zuiver ‘kunst’ bedrijft toegevingen te doen in zijn werk en zich aan te passen aan de smaak van de opdrachtgever indien hij een ‘toegepaste’ vorm bedrijft.
Dit alles vindt zijn oorzaak in onze op verkeerde grondslagen gevestigde maatschappij. De mens heeft inderdaad de wetenschappelijke opzoekingsmethode uit haar context en oorzakelijkheid gelicht en het middel is doel geworden. De mens wordt het slachtoffer van zijn eigen intellect indien hij niet gaat inzien dat de techniek er niet is om zichzelf maar voor de mens. En hier zit de taak van de kunstenaar van vandaag. Hij zal er moeten in slagen, op wetenschappelijke basis onze maatschappij te doen inzien dat de mens een esthetisch (in de breedste zin genomen) wezen is. Dat ook de mens zijn hoogste welzijnsvorm slechts kan bereiken in een harmonisch opgebouwde maatschappij.
En dit zal hij niet doen door de inhoud van zijn vuilbak tot kunst te verklaren maar door een ernstige studie van de structuren van onze maatschappij en door in zijn kunst deze structuren verder aan het licht te brengen.
Is het niet merkwaardig dat totnogtoe geen enkele menswetenschap, zeker de sociologie niet, aandacht heeft geschonken aan de kunst, terwijl ieder zinnig mens het erover eens is dat zij op een merkwaardige manier inzicht geeft in het objectieve gedrag van onze samenleving en de daarin geldende relatiepatronen.
Maar hoe zal de jonge kunstenaar dit op een effectieve integrale manier kunnen verwezenlijken indien men hem de plaats niet geeft die hem toekomt, indien men zijn ‘wereld-structurerende’ waarde niet erkent. Want al is dit niet op de direkte manier van de wetenschap, de kunst vat de wereld aan en bepaalt onze levensomstandigheden.
| |
De verwachtingen en aspiraties voor wat komen gaat
Een toekomstbeeld van de kunst te formuleren is in algemene zin althans volgens mij onmogelijk en ik zal deze vraag dan maar in persoonlijke zin interpreteren wat vermoedelijk wel de bedoeling was.
Mijn verwachtingen en aspiraties zijn natuurlijk hoog gespannen al krijgen die bij kontactname met de realiteit ernstige deuken. Zoals ik reeds eerder zei is het voor een jong schilder onmogelijk full-time te beginnen schilderen. Dit materieel verplicht zijn van bepaalde toegevingen te doen, strikt genomen, van werk te moeten zoeken buiten mijn interessekring hangt me als een donderwolk boven het leven. Ik geloof in een totale integratie van de kunst, en deze integratie is de enig mogelijke indien men zijn conseptie schoeit op wetenschappelijke en nu geldig zijnde filosofische beginselen. Ik geloof in de noodzakelijkheid van de kulturele (in enge zin) opvoeding van ons volk. Onze technologische maatschappij biedt geen enkele kans tot het opbouwen van ‘De stad van de mens’ indien zij de geestelijke waarden die eigen zijn aan de mens veronachtzaamd en in feite dooddrukt.
Hierin geloof ik en ik zie me dus verplicht me hiervoor volledig in te zetten. Mijn enige kans is dus het onderwijs dat toelaat dit op twee niveaus te verwezenlijken:
1. | opvoeding tot esthetische kijk op de wereld; |
2. | de practische mogelijkheid zelf te werken. |
| |
| |
Ik weet bijzonder goed dat, zeker voor een weinig ‘sociabel’ mens de kans terecht te komen in het onderwijs bijzonder klein is.
De aspiraties liggen dus vrij hoog, de verwachtingen in feite vrij laag. Waarom heeft een mens in onze moderne consumptiemaatschappij niet het recht zijn leven te ontplooien in de voor hem enig mogelijke richting. Is het in feite geen sociale wantoestand iemand te verplichten geestelijk zelfmoord te plegen of een materieel mensonwaardig bestaan te leiden.
‘De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens’ postuleert de menselijke waardigheid als primordiaal. Dit impliceert dat de mens recht heeft op positieve vrijheid d.i. recht op de mogelijkheid én de middelen vrijheid d.i. zichzelf te verwezenlijken. Behoort de plastische arbeider niet tot deze maatschappij?
| |
De konfrontatie met praktische en morele problemen
Deze eerste drie punten staan wel in nauw verband met elkaar. Waarom wordt ‘kunstenaar zijn’ niet als een volwaardig d.i. ‘wereldstructurerend’ beroep aanvaard? Waarom ziet men het verschil niet tussen menselijk en materieel welzijn?
Wanneer zullen wij inzien dat het in feite ‘onwetenschappelijk’ is de wetenschappen op onze positivistische manier te bedrijven?
Wanneer zullen wij ‘plastici’ inzien dat kunst wetenschappelijk moet bedreven worden d.w.z. dat kunst niets te maken heeft met het spuien van super-individuele waanbeelden en imaginaties. Dat kunst van een technische, dit is van een maakorde is.
Dit alles om te zeggen dat men in feite moet bereid zijn tegen de stroom in te varen. Het is een vechten tegen windmolens. Het is ‘in zich’ een vechten tegen praktische en morele problemen. Men moet in staat zijn geestelijk integer te blijven, in één woord: te geloven. Alleen het geloof is zaligmakend. Overal staat de geestelijk onaantastbare kunstenaar in een morele eenzaamheid. Ondanks zijn sociaal bewustzijn wordt hij geisoleerd en vindt hij slechts steun bij die collega's die nog niet verkocht zijn aan de ‘commerce’. Laat ons toevoegen, het is een moeilijke situatie.
| |
De vergelijking met het buitenland
Ik beschik noch over het nodige vergelijkingsmateriaal noch over de nodige kriteria om een vergelijking te wagen.
| |
De ‘toekomst’ in Vlaanderen
Ik geloof niet dat we er zo goed voor staan. Op de eerste indruk zou het lijken dat we een (onmiddellijk) verleden hebben op schilderkunstig gebied als we denken aan het expressionisme. Toch dwalen er een ganse boel misverstanden en staaltjes van denken op regionalistisch niveau rond in de interpretatie van dit werk. En meteen zijn we, naar mijn mening, bij de kern van het onderwerp. Onze kunstenaars zijn wel in staat zich tot internationaal niveau op te trekken, maar wij leven in een ‘staatje’ dat niet in staat blijkt te zijn verder te zien dan zijn taalproblemen (al beschouw ik die helemaal niet als onbelangrijk). Wij blijven nog steeds opgesloten in ons enge wereldje. Wij staan niet open voor internationale interpenetratie, ik bedoel dit niet specifiek voor de kunstenaars of wetenschapsmensen op hun eigen terrein maar in ons algemeen levenspatroon, in onze algemene manier om de dingen te argumenteren; onze manier van redeneren is regionaal op moreel-levensbeschouwelijk vlak. Indien we dit niet kategoriek kunnen doorbreken, en dan mogen we op ons terrein kwalitatief aan de top staan, dan zullen we ons steeds in de hoek laten drukken, zullen we de brave wat ‘boerse’ Vlamingen blijven.
| |
De (r)evolutie op het gebied van DE ‘estetische waarde’
Vermoedelijk zitten we als ‘zelf werkend’ plastisch vormgever te dicht met onze neus op ons eigen werk om hierover enige zinnige dingen te zeggen. Het is dus zeer goed mogelijk dat datgene wat ik hierover vertel al te subjectief is.
Ik geloof niet in de spitsvormige redeneringen van sommige nieuwe richtingen die maar al te gemakkelijk gemakkelijkheidsoplossingen zijn. Met ‘geredeneer’ en ‘gepraat’ kan men aan alles een (niet existentiële) zin geven. Waar blijven metier, waar blijven positieve instelling (waar ik persoonlijk veel belang aan hecht) waar is het zelfrespect t.o. eigen werk en filosofie, waar is de integriteit van de kunstenaar (waar ik enorm belang aan hecht). Al deze dingen hebben de wetenschappers wel. Waar zitten de resultaten van de kunst vergeleken met die van de wetenschap. Wij klungelen er maar wat op los en met veel uitleg wordt dit goed gepraat. Het is nochtans eenvoudig principieel begrijpelijk dat een werk zichzelf moet uitleggen. Een auto ontleent zijn waarde toch ook niet aan een spitsvondige ‘explicatie’ van zijn bestaansreden.
De kunst houdt zich teveel op met randverschijnselen van de maatschappij. Dit is literaire inhoud. Willen wij onszelf redden dan moeten wij op wetenschappelijk verantwoorde, empirisch verifieerbare manier gaan werken (en dit doet niets af aan sensibiliteit en expressie). Heb ik geen gevoel voor kunst als ik het tot kunst verklaren van een graszode niet als ‘waardevol’ kan aanvaarden. Dit raakt me nergens in mijn existentie. Dit wekt niet de minste ontroering niet de minste vreugde. Ik ben er van overtuigd dat dit nochtans de criteria zullen blijven. Een pop-art werk raakt me alleen als het me treft in mijn bestaansreden, als het estetische kwaliteiten heeft. Een kunstwerk moet relevant zijn. Spitsvondig- | |
| |
heid is dit nooit. We hebben geen nood aan handige jongens, wel aan ernstige vaklui.
Dit zijn op dit ogenblik mijn ideëen, die morgen reeds anders kunnen zijn.
| |
Gunther Gooris 32 kunstschilder/Mechelen
‘Plaats en taak’ van de jonge artiest in de maatschappij
De verwachtingen en aspiraties voor ‘wat komen gaat’
De ‘toekomst’ in Vlaanderen
Naar mijn mening bestaat de taak van de kunstenaar er in de essentie van mens en bestaan bewust te maken. En dit door ervaring en beleving. Volgens mij is kunst de uitdrukking van het totaal menselijke op een persoonlijke wijze in een zo volmaakt mogelijke vorm.
Door materiebeheersing, techniek, kompositie en spanningsvelden wordt het onuitspreekbare zichtbaar gemaakt. Via de intense individuele uitbeeldingskracht wordt het grote kosmische avontuur getoond. Dit vraagt een volledig eerlijke inzet. Persoonlijk denken, voelen en handelen zijn dan in harmonie met sociale verbondenheid. Sociale bewustwording en bewustmaking zijn slechts mogelijk via de exploratie van het individu. Want het werkstuk van de individuele kunstenaar toont tevens wetten en samenhangen die in ieder mens leven. Spijtig genoeg wordt aan de jonge mens niet geleerd die belangwekkende taal te verstaan. Ons onderwijs blijft door haar eenzijdig rationalisme en uiterlijkheden ten achter.
Als men de huidige kunstpolitiek bestudeert is men op het eerste zicht geneigd te veronderstellen dat praktisch al wat komplex (de menselijke ziel is komplex) eerlijk en diepgaand is, gedoemd is te verdwijnen. Doch dit betekent zelfmoord van het mensdom. Momenteel is bijna alles toegespitst op het eenzijdig architekturale, decoratie en experiment om het experimentele. Zelfs charletanisme neemt een ongewone vlucht. (Maniakale geldverzamelaars hebben er immers alle baat bij dat al wat zweemt naar beschouwing, individualisme, waarachtige sociale bewustwording en wezenlijke waarden als hersenschimmen dood te verven.) Constructivisme, situatiekunst en dergelijke zijn op zichzelf absoluut de moeite waard. Men streeft naar massificatie en socialisering. Men spreekt van een urbanische kunst; een kunst voor iedereen toegankelijk. Velen willen dit bereiken door fabricatie van toegepaste wetenschapsvormen. De alleengeldigheid van het zogenaamd objectieve. Deze mensen begaan de vergissing het alleenrecht voor zich op te eisen. Alle andere kunstuitingen worden als voorbijgestreefd beschouwd. Er moet toegegeven worden dat de idee en uitwerking van een urbanische kunstwereld een dringende noodzaak is. De materiële leefwereld dient inderdaad leefbaar functioneel en esthetisch uitgebouwd te worden. Doch daarnaast is er ook een kunstvorm onontbeerlijk die langs meer subjectieve en ambachtelijke weg veel nadrukkelijker het accent legt op de komplexe struktuur van mens en kosmos. De klemtoon te eenzijdig leggen op het intellect is fout. De ervaringswereld omvat ontzaglijk meer. Daarbij dient gezegd te worden dat deze zogenaamd sociale kunstvormen nog te hoge sommen gaan om echt sociaal te zijn.
Deze kunstvormen zijn natuurlijk gemakkelijk integreerbaar in ons huidig dictatoriaal, pseudo-democratisch bestel.
Fabriekskunst is gebruikskunst. Goede gebruikskunst werkt in op onze uiterlijke leefwereld. De mensheid heeft zoals gezegd een esthetisch en vormschoon functioneel leefmilieu dringend nodig.
Ook geïntegreerde decoratieve elementen behoren tot dat uiterlijke leefmilieu. Doch dit is geen reden om kontemplatieve kunst uit te bannen. Ze bezit haar eigen noodzakelijke waarde. Een wereld waar alle ambachtelijkheid ontbreekt lijkt me trouwens te koud en steriel. Anderen willen door dikwijls oppervlakkig knutselwerk de aandacht trekken. Kunst wordt vervangen door de stunt op een stuntelige wijze. Een zeer bekend kunstkritikus beweert zelfs dat het niet-zijn van een ‘kunstwerk’ een formidabele kreatieve uiting is. Dus kunnen we binnenkort overstelpt worden door onbekende ‘kunstwerken’.
Er wordt van kunst een louter (soms experimenteel) spel gemaakt. Goed! Doch laat ons spel van charletanisme scheiden; en met spel alleen maakt men nog geen kunst. De kunst ten voordele van het spel om het spel afschaffen lijkt me toch een te goedkope oplossing. Naast de strikt tijdsgebonden uitingen, ook al wil men die geen kunst meer noemen (wat is een naam!) is er een expressie nodig voor grootsere en diepere allures. Creaties die via een eigentijdse vorm belangrijke inzichten en ervaringen brengen van dingen die alle mensen eigen zijn, kunnen niet uitgeschakeld worden ten voordele van ‘fragmentarische momentopnamen’. Hoe boeiend laatsgenoemden ook kunnen zijn. Alle creatieve uitingen hebben hun specifieke betekenis en waarde.
| |
De konfrontatie met praktische en morele problemen
Een kultuur die zich werkelijk beschaafd wil noemen dient ervoor te zorgen dat haar kunstenaars zich volwaardig kunnen uiten. Daarom moet eens eindelijk een begin gemaakt worden met uit te maken wie kunstenaar is. Een moeilijke doch noodzakelijke opgave; uiteraard voor positieve veranderingen vatbaar. De gemeenschap moet instaan voor het levensonderhoud van haar kunstenaars. Er zou een kunstenaarsraad kunnen opgericht worden die beslissingsmacht heeft, nadat hij democratisch door zijn collega's werd ver- | |
| |
kozen. Om eenzijdigheid en machtsmisbruik uit te schakelen zullen de leden van de raad regelmatig vervangen worden door nieuwe verkiezingen. Kunstenaars zijn meestal verkiezingsbewuster dan de meeste mensen. Als beginpunt zou een aparte algemene vergadering kunnen belegd worden voor Vlamingen en franssprekenden. Alle kunstenaars (in de mate van het mogelijke) dienen uitgenodigd te worden. Uit alle kunstrichtingen kunnen dan kandidaten verkozen worden die zich willen inzetten. Uit deze eerste ontmoeting zou dan een tweede bijeenkomst kunnen groeien waarbij de beoefenaars van de verschillende kunsttakken afzonderlijk vergaderen en bespreken.
Wat de plastische kunst betreft: er dient voor gezorgd te worden dat de meeste kunstwerken in onze woonkamers terecht komen. De staat of andere instanties kunnen uitleencentra voor kunstwerken oprichten. Bijvoorbeeld in de vorm van tentoonstellingen zouden de mensen werken kunnen uitkiezen die hen bevallen. Wil iemand een werk, na geleend te hebben, aankopen gebeurt dit zodanig dat iedereen de aankoopsom kan betalen. Bijna iedereen in onze consumptiemaatschappij is in staat werken te kopen. Doch de belangstelling ontbreekt. De grote oorzaak is hier gebrek aan informatie. Men moet beginnen in het onderwijs een degelijke zin voor kunstbeleving te ontwikkelen. Ook dient men aantrekkelijke vormen voor kunstvoorlichting voor volwassenen te organiseren. De publiciteits- en massamedia kunnen een flink handje helpen.
Als de kunstenaars een schappelijk maandloon krijgen uitbetaald is het ook redelijk dat hij een groot aantal van zijn werken afstaat aan de gemeenschap. Profiteurs en lediggangers zullen op de duur ontmaskerd worden. De uitbetalingen kunnen gedeeltelijk gebeuren door ten dienste stellen van ateliers en benodigdheden, noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt. Wij denken hier aan het feit dat ernstige Belgische firma's benadeeld worden door buitenlandse (b.v. de verffabriek ‘Blockx’). Daar zou dan meteen een einde aan gesteld worden.
Het is evident dat de vrije uitingsmogelijkheid gewaarborgd wordt. Ook alle vormen van censuur dienen tot het verleden te behoren. Erotiek en sexualiteit zijn essentiële drijfveren van het leven. Het is een flagrante uiting van verdorvenheid en verzieking dat het in een maatschappij mogelijk is een kunstenaar die deze levensimpulsen creatief beleeft en uitdrukt gerechtelijk te vervolgen. En dit terwijl een banale en verkrachte consumptiesex zo welig mag tieren.
| |
De vergelijking met het buitenland
Wij bezitten nog geen ervaring om op een deskundige wijze te spreken over de vergelijking met het buitenland, althans wat betreft onze persoonlijke belevenissen. Want oudere vrienden hebben aan den lijve ondervonden dat de Belgische staat praktisch niets doet om Belgische kunstenaars de gelegenheid te geven in het buitenland bekend te raken of tentoon te stellen. Indien hij het toch probeert moet de kunstenaar over een ontzaglijk fortuin beschikken. En vermits de meeste kunstenaars niet gefortuneerd zijn is het een hopeloze situatie. Daarbij stoten ze op zulke berg van moedwil, ook in het buitenland, dat de moed hen in de schoenen zinkt. Het wordt hen onder andere zuur gemaakt door een uitzichtloze bureaucratische rompslomp. Alleen enkele pionnen van de geldmagnaten kunnen in het buitenland een zekere bekendheid verwerven. Daarbij komt nog dat een kunstenaar uit oorzaak van onze snobistische mentaliteit in België meestal bekendheid verwerft als hij die in het buitenland verwierf.
Wat het artistiek peil betreft: dezelfde kunstenaars wisten te vertellen dat het kunstgehalte van werken van bij ons absoluut niet moet onderdoen voor dat van het buitenland. Integendeel.
| |
De genoten opleiding
De opleiding in onze kunstscholen zou de aspirant-kunstenaar in staat moeten stellen alle richtingen uit te kunnen. Daarvoor is een veelzijdige techische en theoretische bagage nodig. Een grondige en veelzijdige opleiding blijven helaas meestal in gebreke.
| |
De (r)evolutie op het gebied van de ‘estetische waarde’
Zou men denken met de verziekte schoonheidsidealen van weleer, hét schoonheidsideaal eigen aan de mens, zolang hij bestaat, in de doofpot te kunnen stoppen?
| |
Juul Loedts 26 grafieker Ieraar/Heverlee
‘Plaats en taak’ van de jonge artiest in de maatschappij
Persoonlijk meen ik dat de kunstenaar vandaag een tweevoudige sociale taak te vervullen heeft in onze maatschappij.
Enerzijds zal de kunstenaar uiteraard het maatschappelijk beeld contesteren. Door zijn oeuvre én zijn levenswijze als weinig afhankelijk en weinig gedetermineerd individu zal hij ongetwijfeld enkelen (soms velen) uit hun apatie wakker schudden. Hij zal trachten deze vastgeschroefde en vastgeroeste massa, waarvan de inspanningen bijna uitsluitend gefixeerd zijn op geld en prestige, te activeren voor andere, waardevoller menselijke waarden, die meer in overeenstemming zijn met de eigenlijke en volledige men- | |
| |
selijke eigenschappen en natuur en haar ontplooiing. Het individu, als zodanig enig in zijn soort, kan mede door de kunstenaar en zijn werk bewust gemaakt worden van zijn rechten als mens in deze wereld.
Langs de andere kant zal de kunstenaar energiek zoeken naar reële oplossingen in functie van een konkreet leefmilieu waar de bewust levende mens materiële, estetische waarden aantreft, d.w.z. nl. die waarden die bijna volledig vreemd geworden zijn aan het doorsneeleefklimaat, zoals daar zijn spontaniteit, kreativiteit, ludiciteit... enz.
| |
De verwachtingen en aspiraties voor ‘wat komen gaat’
Naar mijn mening zal het geëmancipeerde individu, dat kreatief en bewust leeft in een toekomst met een overvloed aan vrije tijd, nog weinig hebben aan de zogenaamde ‘salonkunst’, - dit zijn ingelijste werkjes, schilderijen... waar de bezitter hoogstens een paar keer naar kijken kan -.
Nieuwe formules om de mens toe te laten kreatief zijn leven zinvol te maken zullen dienen gevonden te worden, op de eerste plaats door de kunstenaar.
| |
De konfrontatie met praktische en morele problemen
Het is duidelijk dat het psychisch welzijn van de mensheid even belangrijk is als het fysische. Het ligt dus voor de hand dat alle opzoekingen in die richting evenveel recht hebben op subsidiëring door de maatschappij als iedere vorm van wetenschappelijk onderzoek, te meer daar ze vaak in en door elkaar lopen. Zo is ontspanning bij voorbeeld evenzeer een probleem voor de wetenschapsmens (water-, lucht- en landvervuiling) als van de artiest (zoeken naar verantwoorde ontspanningsmiddelen...).
Door zijn kritische instelling tegenover de samenleving zal de kunstenaar vanzelfsprekend ook niet de morele normen van deze maatschappij aanvaarden. Het conflict kunstenaar-maatschappij dat zich uit in de contestatie, kan zelf bij velen een persoonlijk conflict te voorschijn roepen, nl. datgene dat bestaat tussen leefmilieu, genoten opvoeding en de eigen nieuwe levenshouding met een gewijzigde moraal. Waarschijnlijk is dat vele kunstenaars dit vaak niet tot een persoonlijke oplossing zullen kunnen verwerken en hun sociale verantwoordelijkheid vluchten in een a-sociaal en wereldvreemd gedrag. Dit wordt sterk in de hand gewerkt door financiële consequenties van het kunstenaar-zijn en het onbegrip tegenover een artiestieke loopbaan.
Kunst dient niet langer beschouwd te worden als een surplus, maar brengt een positieve bijdrage in deze maatschappij.
| |
De vergelijking met het buitenland de ‘toekomst’ In vlaanderen
Alhoewel men actief is op kunstgebied zijn beurzen, prijzen en promoties bijna volledig bestemd voor politieke vriendjes, wat merendeels tweederangskunst oplevert.
Een vergelijking met het buitenland (Italië, Nederland) toont onmiddellijk dat de Vlaming (mede door onverschilligheid van het volk) meer durf en fantasie aan de dag moet leggen en de grenzen overschrijden.
Het lijkt erg provincialistisch stil te staan bij Vlaanderen in een tijd waar naar universele oplossingen wordt gezocht.
| |
De genoten opleiding
Goed in die zin dat ze mij een zo ruim mogelijke basis gaf, wat me toelaat mij zonder geestesbeperking in te zetten voor konkrete noden, - in welke richting deze ook liggen.
| |
De (r)evolutie op het gebied van de ‘estetische waarde’
Het is reeds langer duidelijk dat in onze tijd kunst op zichzelf niet meer aan estetische normen dient te beantwoorden; ze kan zelfs gewoonweg onestetisch zijn en toch trouw zijn aan haar functie. De estetische waarde is dus geenszins gebonden aan de waardebepaling van de kunst.
| |
Luc Van Wonterghem 27 publiciteitsfotograaf/Mulzen
Een jong artiest behoort zich nederig te voelen. Hij heeft een leven en het leven te ontdekken, dit is: ervaren - luisteren - kijken - voelen - in één woord be-leven. Dit kan men niet vanuit een meerderwaardig standpunt. Alleen een idioot bezit alle wijsheid. Als dusdanig is alles en vooral ieder mens interessant en een ontmoeting waard. Vanuit deze denkwijze, die een voortdurende strijd veronderstelt, bouwt men ieder ogenblik aan zijn eigen persoonlijkheid. Deze persoonlijkheid is dus op elk ogenblik gesteund door een reeks ‘principes’ (of ‘idealen’ als U wil) die slechts dienen om op tijd en stond overboord te worden geworpen en vervangen door nieuwe ideeën die zijn gerijpt door het be-leven van ieder ‘nu-moment’. Dit veronderstelt een voortdurende ‘onrust’ en kreativiteit.
Iemand met een dergelijke persoonlijkheid staat natuurlijk niet los van de maatschappij waarin hij leeft. Hij wordt niet geleefd, hij is opmerkzaam en staat uiteindelijk kritisch te midden van een maatschappij die totaal anders is (en dus in wezen vijandig). Het
| |
| |
besluit ligt voor de hand: de jonge artiest wil verandering, bewustwording. Vandaar de grote belangstelling van alle politiekraten voor deze mensen. Veranderen is immers staatsgevaarlijk.
Wanneer we een vergelijking maken met het buitenland komt één punt steeds naar voor en is ons, naar ik meen, noodlottig: onze geografische engheid die een blijkbare weerslag heeft op onze geestelijke gesteldheid. Gelukkig zien heel wat van onze jonge kunstenaars reeds breder door reizen en stages in het buitenland maar de doordeweekse burger, zelfs op zogenaamd hoog niveau, is zich nog steeds niet bewust van deze erbarmelijke toestand (ondanks toeristische reizen, wat weer maar eens een bewijs is voor het niet-bewust-zijn van de meeste mensen).
Deze situatie bepaalt voor een groot deel de ‘toekomst’ van jonge mensen in het algemeen. De ‘traditie’ vindt al maar nauwelijks plaats!
Ik geloof nochtans dat er hier en daar wel goede wil aanwezig is en dat de tendens eerder positief is. Laten we hopen dat er feiten zullen volgen uit tendenzen.
|
|