35
Paul Lebeau
Lid van de Koninklijke Vlaamse Akademie voor Taal en Letterkunde
Paul Lebeau bezoeken betekent afstand doen van een groot deel conformistische patronen, waarin men meent dat elke literaire ontmoeting die zichzelf respecteert, moet gegoten worden. Met Paul Lebeau praten houdt een regelrechte confrontatie in met gedegen oordeel en rijpe ervaring; een uitgelezen gelegenheid om zich te laven aan de vruchtbare, ver buiten het louter literaire uitdeinende stroom van levenswijsheid, inherent aan deze aristocraat van de Vlaamse letteren.
Geboren te Borgerhout op 29 juni 1908, woont Paul Lebeau nog steeds in de Verzoeningsstraat aldaar. Rustig en onderhoudend, zonder zich een ogenblik te laten pramen, praat de gastheer ‘Van en over zichzelf en anderen’.
In 1930 doctoreerde Paul Lebeau met ‘Het dilettantisme in de Nederlandse literatuur’. Alhoewel het dilettantisme en het er zich uit ontwikkelende vitalisme
hem als levenshouding belang inboezemden, nam Lebeau er toch duidelijk afstand van in zijn eerste roman ‘Het experiment’ (1940). Het werk werd op gemengde gevoelens onthaald. De auteur zelf wijst met een onthutsend gevoel voor zelfkritiek op enkele kleine onvolmaaktheden, die echter niets afdoen van de knappe compositie, uiting van een briljant talent.
Met ‘De zondebok’ en ‘Mijn vriend Max’ (1942) kwam dan de volledige erkenning, ook in bredere lagen, voor de jonge literator.
Belangstelling voor anderen en interesse voor hun werk maakten van Paul Lebeau reeds vroeg een der stichters van ‘De Tafelronde’; wanneer de beweging echter een meer experimentele richting uitging, verliet de auteur de groep. In 1951 maakte Lebeau nog een laatste rendez-vous met het vitalisme in ‘De blauwe bloem’; het werd een definitief afscheid. Inmiddels verwierf hij voor ‘Johanna-Maria’ in 1950 de driejaarlijkse prijs van de provincie Antwerpen.