Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 19
(1970)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 449]
| |
Marginalia bij een referendumIk heb het er niet op nagekeken, maar het zal toch wel ruim twintig jaar geleden zijn dat het Boekengilde De Clauwaert van wal stak. De oorspronkelijke initiatiefnemers stelden zich tot doel uitsluitend verhalen van Vlaamse auteurs op de markt te brengen en daarbij kwaliteitseisen te stellen. Ik behoor tot diegenen die zich destijds hebben afgevraagd hoe lang een dergelijk gedurfd programma wel zou meelopen: uitsluitend Vlaamse romans (5 per jaar) van een op z'n minst verdedigbare hoedanigheid. Mijn twijfel is overbodig gebleken. Voor de duur van al die jaren liggen de vergissingen aan de zeer lage kant en ze worden dan nog gecompenseerd door enkele titels die tot het allerbeste mogen worden gerekend van wat de Vlaamse romanliteratuur na de tweede wereldoorlog heeft voortgebracht. Bovendien werd door De Clauwaert een ‘novellenbibliotheek’ in het leven geroepen, waarin eveneens enkele voortreffelijke werkjes kunnen worden aangestipt en ‘last but not least’ huldigde De Clauwaert in haar keuze van handschriften een - daarom geenszins bekrompen - ethisch beginsel, wat uiteraard wel tot het afwijzen van bepaalde, literair verdienstelijke, manuscripten aanleiding zal hebben gegeven. Ik wens geen grote woorden te gebruiken, maar de culturele aanbreng van ‘De Clauwaert’ kan bezwaarlijk worden overschat. Het Boekengilde kan rekenen op een mij onbekend aantal trouwe abonnees, van wie logischerwijze mag worden ondersteld dat zij minstens vijf boeken per jaar lezen. Die Clauwaertlezers werden enkele maanden geleden uitgenodigd deel te nemen aan een referendum dat betrekking had op de zes jongste romans en de drie jongste novellen welke toen in de beide reeksen waren verschenen. Even een woordje over dat referendum dat aanleiding gaf tot deze korte notities. Het werd uitgeschreven ingevolge enkele aanmerkingen welke bij ‘De Clauwaert’ binnenliepen wegens het feit dat de uitgeverij zich te zeer zou bepalen tot de z.g. traditionele roman. Circa duizend lezers van de Clauwaertboeken gaven gevolg aan het referendumverzoek, waarbij gevraagd werd, zonder verdere nuancering, de beste roman en de beste novelle aan te duiden. Op het lijstje kwamen voor: ‘Het huis boven de melkweg’ (Jan van den Weghe), ‘Het raderwerk’ (Bert Brouwers), ‘Ik ben de maraboe’ (Herman Vos), ‘De ring’ (Gust van Brussel), ‘De straat waarin je leeft’ (Paul Vanderschaeghe) en ‘Het verlies’ (Frans Sierens). Voor de novellen diende de keuze te geschieden onder ‘Lachen tot je zwart ziet’ (Herman de Coninck), ‘Harry’ (Georges Leroy) en ‘Pentheus’ (Rose Gronon). Als ik hierboven van enkele ‘vergissingen’ heb gesproken, dan stel ik er prijs op te verklaren dat, naar mijn inzicht, geen enkele dezer titels tot die vergissingen mag worden gerekend. ‘Ik ben de maraboe’ van Herman Vos bekwam 51,75% van de stemmen voorde beste roman en ‘Pentheus’ van Rose Gronon 46,77% voor de beste novelle. Het percentage van de anderen werd niet bekend gemaakt. Wel vernam ik uit ‘inside information’ dat het kleinste percentage ten deel viel aan het overigens zeer waardeerbare verhaal ‘Het raderwerk’ van Bert Brouwers. Van de zes betrokken romans was die van Brouwers wel de meest afwijkende van de traditionele romanvorm. Brouwers zoekt naar vernieuwing, zonder tot dusver in het buitenissige te vervallen. Ik acht ‘Het raderwerk’ bepaald geslaagd en origineel bovendien. Doch desondanks stemt de uitslag van dit referendum ons tot nadenken. De trouwe lezers van De Clauwaert zijn geen lezers van kioskboekjes. Hun waardering voor ‘Pentheus’ van Rose Gronon wijst er trouwens op dat ze eisen stellen aan hun lectuur. Ten einde ‘Pentheus’ te genieten wordt een op z'n minst oppervlakkige vertrouwdheid met de klassieke Griekse sagenwereld ondersteld. Maar het verhaal is geschreven in een verteltrant met geprononceerd lyrische inslag die tevens de epische breedheid van de oude verhaalkunst in herinnering roept. ‘Het raderwerk’ van Bert Brouwers - hoe knap ook - is daarentegen structureel ‘gemaakt’. Er wordt in gewoekerd met verspringingen van het ‘gezichtspunt’, welke de lectuur ervan | |
[pagina 450]
| |
geenszins vergemakkelijken en waarbij men zich de vraag kan stellen of deze auteur, mits aanwending van traditioneler middelen, werkelijk een zwakkere roman zou hebben geschreven. Maar Brouwers wil kennelijk los uit de hem prangende traditie, waarvoor hem geen enkel verwijt mag treffen. Doch aan de andere kant blijkt dat de gemiddelde lezer-van-het-betere-niveau geenszins de voorkeur geeft aan zijn werk. En die gemiddelde lezer is nu eenmaal een respectabel feit. Ik geloof dat hoe meer de verhaalkunst afwijkt van de traditie, hoe meer zij door dat betere soort van gemiddelde lezers in de steek zal worden gelaten. Men kan zulks betreuren. Men kan daarbij, wat wel eens geschiedt, smalend van cultuurarmoede gewagen, maar in dat geval vergist men zich. In het lang niet cultuurarme Groot-Brittannië, waar met James Joyce de werkelijke vormvernieuwing in de verhaalkunst begon, huldigt momenteel een aanzienlijk aantal belangrijke romanciers op ongecomplexeerde wijze de beproefde traditie. Hoezeer ik ook waardeer dat een geïnspireerd kunstenaar naar nieuwe middelen zoekt om aan eigentijdse ervaringen een eigentijdse vorm te geven, toch geloof ik hoe langer hoe meer dat die vorm in het creatieve mededelingsproces een bijkomstigheid is. Herman Vos, die in 1960 de debuutrevelatie van het jaar bracht met ‘De zonen van Pepe Gimenez’ behandelde in ‘Ik ben de maraboe’ een wel zeer opvallende tijdsproblematiek en zulks in een directe dynamische stijl, doch zonder diegenen af te schrikken (en ze vormen minstens 95% van de ‘ernstige’ lezende gemeenschap), wier belangstelling minder gericht is op nieuwe romantechnieken dan op de wezenlijke inhoud van het verhaal. De actualiteit in ‘Ik ben de maraboe’ heeft een tweevoudig aspect. De held, Ben Cardoen, is een charterpiloot, een in de grond oeroud avontuurlijke menstype in een actueel beroep. Als men hem ontmaskert, constateert men dat hij beter is dan de oppervlakkig toeziende en elkaar napratende, fatsoenlijke lieden over hem denken. Daarin staat hij dan precies aan de tegenpool van tal van andere centraal gestelde personages in de huidige romanliteratuur. Het tweede actuele aspect houdt verband met de achtergrond: het boek van Vos houdt een impliciete aanklacht in tegen internationale profiteurs die de jonge ontwikkelingslanden de illusie van hulpverlening schenken, maar tenslotte vooral hun eigen zakken vullen. ‘Ik ben de maraboe’ is een hard en eerlijk verhaal, waarin het menselijk engagement duidelijk waarneembaar is. Een dergelijk engagement is echter ook aanwezig in ‘Het huis boven de melkweg’ van Jan van den Weghe en - zij het dan op volkomen andere wijze - in de uitnemende science-fiction-roman ‘De ring’ van Gust van Brussel. Toch ging de voorkeur van de meeste deelnemers aan het referendum naar Herman Vos. ‘De Clauwaert’ heeft zijn lezers niet gevraagd hun voorkeur te ‘motiveren’. Ook dat ware nochtans interessant geweest. Paul Hardy |
|