21
Jozef Droogmans
75
Mijn vriendschap met Jef Droogmans (schuilnaam in 1917: Jef ter Eyck) dagtekent van vóór de grootscheepse Veldeke-feesten te Hasselt in 1928. Wij hadden ons beiden tot doel gesteld, en wel onafhankelijk van elkaar, de Mosaanse Dichter Henric van Veldeke te huldigen en te analyseren.
Het uitvoerig gedocumenteerde - en later bekroonde - werk van Jozef Droogmans over van Veldeke telt niet minder dan 239 blz. De auteur had ook een groot aandeel in de plechtige onthulling van het gedenkteken van de zanger-poëet op 30 september 1928 te Hasselt.
Wie een overzicht wil krijgen van Droogmans' werk, kan terecht bij de biograaf en bibliograaf dr. Rob. Roemans. De ‘Verzamelde Opstellen’, in 1955 verschenen ter gelegenheid van de 60e verjaardag van Droogmans, telden resp. 309 en 385 blz. Deze bijna zevenhonderd pagina's tekenen in feite een hoogst verdienstelijk levenspad. De rusteloze aktiviteit en de bijna alomtegenwoordigheid van Droogmans stempelen hem tot een honderd procent gemeenschapsmens, staande naast en temidden van zijn Vlaamse volk. Hij is tevens ook een dynamisch werker in het bestuurlijk vlak. Velen weten niet, dat we Jozef Droogmans mogen begroeten als oud-kollega, in die zin, dat hij van 1913 tot 1919 leraar is geweest aan het Klein-Seminarie van Sint-Truiden. In 1919 trad hij dan in dienst van het Provinciaal Bestuur, in de hoofdstad van Limburg. Reeds in 1928 was hij opgeklommen tot kabinetschef van de gouverneur, Hubert Verwilghen, een prachtfiguur. Hetzelfde kan ik zeggen van de huidige bewindsman dr. Louis Roppe.
Deze beide regenten hebben vóór, tijdens en na de tweede wereldoorlog in Droogmans een ware steunpilaar gevonden. Aan hem schrijf ik niet enkel de ‘Neuschöpfung’ Benelim toe, maar inzonderheid de versteviging van de banden tussen West- en Oost-Limburg, niet alleen op letterkundig, maar ook op ander terrein. Daarvandaan o.m. zijn laureaatschap van de Juliana-Boudewijn-prijs.
Qua opvolger en voorzitter heeft hij de doelstelling van dr. Constant Godelaine voortreffelijk doorgezet en tal van initiatieven gerealiseerd. Zowel het tijdschrift Oostland als de twee Limburgvaarten moeten wij speciaal aan hem toeschrijven.
Jozef Droogmans is niet alleen een eminent pater familias, wij noemen hem ‘quite a gentleman’, het model van Vlaamse hoofsheid en hartelijkheid. Ik blijf me dankbaar herinneren zijn gastvrijheid in de voormalige villa te St.-Lambrechts-Herk, met als hoogtepunt een feestmaal aldaar, dat met ‘luisterrijk’ nog te zwak is aangeduid.
Erkentelijk moet ik zijn voor de steun, die hij me nu al jaren verleent qua ondervoorzitter van de Stichting Mathias-Kemp Prijs. Met zijn onafscheidelijke Trudo Hoewaer vormt hij een duo, waar Vlaanderen en Nederland fier op mogen gaan.
Drs. Jef Notermans