13
Albert Conincx
60
Hij is een eenvoudig man, een werkman, iemand die men reklame- en letterschilder noemt. Men zou zeggen dat hij als een nummer tussen de massa verdwijnt. Hij weet zelf dat de schijn zo is en dat voelt hij zeer goed aan; dat doet hem wel eens pijn, omdat hij beseft dat hij héél wat meer is. Hij is om te beginnen een durver, een doordrijver. Weet hier iemand in ons ‘Vlaanderen’ dat hij een kampioen-fietser is? Neen, denk maar niet aan beroepssport; we zouden het eerder bedevaartsport kunnen noemen. Rome, Lourdes, Obergammergau zagen hem meer dan eenmaal per fiets binnen hun muren komen aanrijden.
Het was telkens een prachtprestatie, doch vooral een kristelijk testimonium. Misschien heeft die diep kristelijke overtuiging er ook voor veel tussen gezeten, toen hij reeds van in zijn jeugd in zich de drang voelde naar schrijven en dichten. Maar noem hem meteen niet zo gauw een volkspoëet. Hij is meer dan dat. Ten bewijze daarvan zijn lidmaatschap bij de Vereniging van Kempische
Schrijvers en zelfs van de Scriptores Catholici. Zijn eerste publicaties verschenen in de ‘Toerist’. Het waren novellen, gedichten, reisbeschrijvingen. ‘Op twee wielen’ ('38) is het verhaal van zijn tocht naar Rome en het Vatikaan. In '39 kwam zijn reis naar Obergammergau aan de beurt. In '45 werd het een kleine roman: het waren zijn belevenissen als soldaat in '40, toen hij tussen de vluchtelingen was versukkeld geraakt. In '51 werd het ‘Onder drie vlaggen’, een historische romancering over een deel van zijn leven, waarvan men de kronologie licht raden kan. En toch is het vooral zijn poëtisch vermogen, dat hem bij gelegenheden aan de schrijftafel kluistert. Neen, dichtbundels van hem zijn niet in omloop. Doch ‘Kerkelijk Leven’, ‘De Toerist’, ‘Milac’, namen en nemen nog regelmatig verzen van hem op. Het zijn wel eens gelegenheidsverzen of natuurpoëzie, of meer nog stemmingsgedichten, die ontstaan zijn in een haastige opwelling en die daarbij gewoonlijk nog een religieuze inslag hebben. Het is lyriek, die deze gevoelsmens eerst en vooral voor zichzelf produceert, als een ontlasting van een overvol gemoed. Het is een spontane en direkte uiting van een eerlijk hart. En in die zin kwamen van hem ook nog bijdragen in almanakken, het ‘Pennoen’, de ‘Gazet van Antwerpen’, ‘Zondagsvriend’, ‘Westland’, ‘De Bond’ en...
‘Vlaanderen’. Spijtig genoeg koestert Albert een soort minderwaardigheidsgevoel, omdat hij zich te ‘ongeschoold’ acht; en zo komt het dat hij enkele handschriften veel te ver in de lade heeft weggeborgen. Luister even hoe deze eenvoudige en nederige mens schrijft, als hij God bedankt omdat het leven, ondanks alles, toch zo mooi was: Vóór mijn levensloop voltooid zal zijn volgens Uw inzichten, Lieve Heer, zou ik U graag nog spreken.
Daar ik op 't laatste verstrooid zal zijn van doodsangst of van pijn, of misschien niet meer beschik over al mijn geesteskrachten, of gewoon het kan vergeten, wacht ik niet op dit ultieme ogenblik...
Jos van Rooy