69
In Memoriam
Renaat Veremans
De dood van Renaat Veremans werd ons medegedeeld door Flor Van Reeth, de oudste en misschien wel de laatste broeder van de ‘pelgrim’. Hij maakte er de ongewone opmerking bij ‘Die van Lier doen het goed!’ Daarmee bedoelde hij de sublieme wijze waarop Veremans, evenals zijn vrienden en stadsgenoten Felix Timmermans en Ernest Van der Hallen van het leven afscheid wist te nemen. Ook hij was bereid; hij ging in vreugde!
Maar zo te sterven is enkel mogelijk als men kan terugblikken op een rijk leven. En dat kon Renaat Veremans.
Hij was nog maar zestien jaar toen hij, een goochelaar gelijk, zijn ‘Vlaanderen’ toverde. Het lied werd een kleurige wimpel, een zingend vaandel dat bleef wapperen over ons land. Na zestig jaren heeft het zijn frisheid behouden. En we blijven het zingen, spijt alles. Al zijn er geen weiden meer als wiegende zeeën en is ons land geen land meer van de stille, brede natuur! Want daar zit het hem niet. Het lied is bedoeld als liefdeslied en dus van alle tijden.
Het leven van Renaat Veremans borrelde over van muziek. Hij gaf muziekonderricht, werd dirigent, begaf zich onvermoeid naar zangfeesten, trok van stad
tot stad om zangkoren aan te moedigen en van streek tot streek om fanfares te beoordelen. Waar hij ook kwam, wekte hij geestdrift voor de muziek. Maar op de eerste plaats componeerde hij en was altijd druk bezig aan een of andere partituur. En al had hij een gemoedelijk voorkomen en een lachend gezicht, toch moet het kunstenaar-zijn soms zwaar om dragen geweest zijn. Nooit heeft Veremans erover geklaagd, maar toen Koningin Fabiola hem vroeg: ‘En mijnheer Veremans, uw kinderen zijn zeker ook toondichters?’, antwoordde hij: ‘God zij geloofd, nee! Daar heb ik ze kunnen voor behoeden!’.
Renaat Veremans schonk ons een waaier van muzikale werken, sommige van hoog gehalte. Ze opsommen ga ik niet doen, maar wel wil ik wijzen op de soepele manier waarop hij zijn talent wist te gebruiken.
Bijvoorbeeld, bij de H. Mis ter ere van de H. Bernadette schallen de kopers de heerlijkheid van de verworven hemel. Dan wordt de muziek van Veremans weer innig om de zachte liefde te zingen van Marieke aan Pallieter; of deemoedig en berustend, wanneer hij Adagio breviert. In zijn werk ‘de kruisweg van het Liers begijnhof’ zijn de tonen wrang en de melodie smartelijk. Dan weer klinken aria's helder in Anne-Marie of guitig in ‘Bietje’.
Maar zijn laatste opera werd een meesterwerk. ‘Lancelot en Sanderijn’. Het werd een vuurwerk dat een feest besluit, de bekroning van een leven. Men vraagt zich bij het beluisteren van dit groots werk af waar die leeuwenkracht vandaan komt! Veremans was immers oud, ziek en eenzaam toen hij de muziek schreef. De opera eindigt met een wiegelied, een afscheidslied van de koninginmoeder aan haar dode prins. Het lied is zo ontroerend mooi, dat men er stil bij wordt en niet durft toejuichen.
Het is alsof Veremans reeds het treurlied schreef, dat Vlaanderen bij zijn heengaan zou zingen.
Clara Wagner-Timmermans