ook tot vèr daarbuiten, stond hij als waarachtig begaafd en gewetensvol artiest zeer sympatiek aangeschreven: geen wonder, dat hij in ontelbare privé verzamelingen en zelfs in enkele musea (Kortrijk, Harelbeke, Zottegem) met doeken is vertegenwoordigd. Reeds in 1929 werd ook door het Ministerie van Kunsten en Wetenschappen een van zijn werken aangekocht.
Als zoon van een nederig schoenmaker, werd hij vroegtijdig bestemd om zelf een ambacht aan te leren. Hij werd eerst te werk gesteld als leerjongen bij een smid, die allerlei klein paardegetuig vervaardigde, daarna in dezelfde hoedanigheid bij een kachelmaker en ten slotte belandde hij in de firma der Gebr. De Coene, waar hij opgeleid werd als koperslager, koperdrijver en ciseleur van bronzen ornamenten, en waar hij zelfs terdeeg vertrouwd werd gemaakt met de geheimen van het kunstsmeedwerk. Gezien zijn noeste en consciëntieuze werklust, zijn soliede ambachtelijke bedrevenheid, zijn grondige stijlkennis en zijn gezonde kunstsmaak, werd hij er weldra bevorderd tot meestergast, om ten slotte als leider te worden aangesteld van heel de metaalafdeling.
Van in zijn prille jeugdjaren had Aug. Vandecasteele liefhebberij aan de dag gelegd voor tekenen en schilderen.
Voor zoveel hij als leerjongen over vrije tijd kon beschikken, volgde hij lessen aan de Kortrijkse akademie, waar hem tweemaal een bronzen medalje werd toegekend. Wat hij als kunstschilder en als grafikus geworden is, heeft hij evenwel in hoofdzaak te danken aan onbetwistbare predestinatie, aan zelfstudie en aan onvermoeibare arbeidzaamheid. De aanmoedigingen, die hem aanvankelijk vanwege de kunstzinnige grote bazen van de firma - en meer speciaal vanwege Adolf De Coene - te beurt vielen, hebben alvast zijn zelfvertrouwen een hart onder de riem gestoken.
Als kunstschilder en tekenaar is hij, ondanks zijn opvallende specifieke techniek, geen innovator en geen hoogvlieger geweest. Hij heeft slechts belangstelling betoond voor de zintuigelijkwaarneembare schoonheid van de natuur, schoonheid die hij intens aanvoelde en zeer suggestief en behaaglijk vermocht te interpreteren. Hoewel hij niet onverschillig - want ruim ontvankelijk - stond ten overstaan van de diverse strekkingen, die de evolutie van de pikturale kunst tijdens zijn lange loopbaan vooropstelde, bleef hij altijd de post-impressionistische opvattingen toegedaan, die hij van meet af aan had beleden.
Als artiest en als mens heeft hij recht op onze onvoorwaardelijke eerbied. Rouwmoedig betuigen wij zijn dierbare familieleden onze deelneming in hun pijnlijke beproeving.
Frans De Vleeschouwer