dat ze in zichzelf wisten te bestaan.
Student Armand Preud'homme nam aan muziekinoefening mee wat hij ontmoette in het college van Peer, bij de Kruisheren van Maaseik en aan de regentenschool van Sint-Truiden. Eens zover, liet hij zich inschrijven in de Limburgse Orgelschool met Arthur Meulemans als directeur. Van hieruit bereikte hij dan het Lemmensinstituut te Mechelen, waar Van Nuffel directeur was en Flor Peeters, Staf Nees en Marinus De Jong zijn leermeesters. Vijverman, Gaston Feremans, Edgard Delaat zaten naast hem op de schoolbanken.
Nadat hij in 1928 afgestudeerd was, werd hij orgelist aan de Sint-Dymphnakerk te Geel en muziekleraar aan het Sint-Aloysiuscollege. Hij ontmoette er in 1930 Jef Simons en van dan af is hij beginnen zingen. Want uit de samenwerking van beiden zijn vele liederen gegroeid, waarvan ‘Kempenland’ en ‘Susa Nina’ wel de meest tekenende illustraties zijn. Hij leerde er ook Willem De Meyer kennen die met Hullebroeck en Preud'homme het driemanschap zou vormen, dat schepping en stuwkracht zal worden van het Vlaamse volkslied. In 1943 ging Armand Preud'homme weg uit Geel, om directeur te worden van de Muziekschool van Oude God. Hij zou er Eugeen De Ridder terugvinden, die hem in 1941 eens een tekst had toegezonden met als aanhef ‘In de stille Kempen, op de purpren hei’. Dit zou het motief worden van de operette, die als een begrip met haar toondichter is vergroeid. Ze werd in 1947 te Antwerpen gecreëerd met Mia Van der Meersch, Eric Lund en Renaat Verbruggen in de hoofdrollen. Het was een gedurfde onderneming, maar ze kende een ongemeen succes. Als 22 jaar later, in 1969, diezelfde Renaat Verbruggen, nu directeur van de Koninklijke Vlaamse Opera, de operette ‘Op de purpren hei’ opnieuw zal brengen, zullen de vele uitvoeringen een nooit beleefde bijval kennen, Vlaanderen had stand gehouden en was uitgegroeid tot de hulde van een volk aan een levenwekkend zanger en bezieler.
In 1957 keerde hij terug naar Limburg om er muziekleraar te worden. Nu woont hij, een gelukkig mens, in zijn landhuis ‘Susa Nina’ te Hasselt, heel dicht bij Bokrijk, met de wiegende dennetakken beschuttend over het dak, met brem om het huis en de heide vanuit het venster. Hij heeft 132 liederen geschreven, 7 operetten, 7 leerboeken voor klavier, een mis voor 2 gelijke stemmen, 3 cantaten. Voor dit leven van onverpoosde bedrijvigheid werd hem, bij gelegenheid van de huldiging door de Stadsmagistraat van Hasselt op 5 mei j.l., het ereteken van de gouden palmen in de Kroonorde uitgereikt. Hij is nog even jong en bedrijvig als ooit, in 1968 werd de creatie van de operette ‘Bengel’ een van zijn mooiste voldoeningen.
Wanneer deze regels verschijnen, zal hij pas teruggekeerd zijn uit Zuid-Afrika, van een rondreis, die mede door minister Van Mechelen werd mogelijk gemaakt. Aldus werd Armand Preud'homme een der beste ambassadeurs voor de Vlaamse kunst, het was hem bovendien gegeven de geestdrift te beleven, waarmee de uitvoeringen van zijn operetten in Johannesburg en Kaapstad werden onthaald.
Het is tevens de uitdrukking van de waardering voor de kunstenaar die, na het heengaan van Feremans, Hullebroeck, Veremans, de drager blijft van het mooiste moment dat het Vlaamse volkslied met hen heeft gekend.
Jan Custers