hij nog met voorliefde praat en blijft in betrekking met vooraanstaande kunstenaars van onze tijd. Hij is een universeel onderlegd mens, een man bij wie het woord humanisme in de mooiste betekenis tot realisatie kwam en in wie het begrip dichter en wetenschapsmens tot een harmonisch geheel zijn samengesmolten. Zijn theologische onderlegdheid vond inmiddels haar neerslag in talloze hoogstaande Nederlandse en Franse, Duitse én zelfs Italiaanse tijdschriften. Doch ook zeer veel priesters en kloosterlingen genoten in tridua en retraites van de verborgen vrucht van zijn kennis van de mystiek. - En toch vieren wij hem vandaag wel vooral als vorser van ons mooi en vroom verleden. Dit werk, dat hem bijna een halve eeuw in beslag neemt en dat zich veruiterlijkt in zijn treffend getiteld ‘Ons Geestelijk Erf’. Zijn getrouwheid aan dit pionierswerk is zowel voor de kunst als voor de wetenschap van onschatbare waarde.
Zijn academische vorming had hem wel degelijk op die taak voorbereid. Als doctors-thesis bracht hij een kritische uitgave van ‘Het derde boek van Ruysbroecs Brulocht’ voor het voetlicht. Hij koos onmiddellijk zijn weg en zijn voorkeur. Zijn bezoek aan Midden-Europese kloosterbibliotheken, op zoek naar Middelnederlandse handschriften, verstevigde zijn vakkennis. Het wordt nu wel onbegonnen werk al zijn bijdragen over Ruusbroec aan te halen. Men leze hierover nr. 99 van de ‘Keurreeks’ van het Davidsfonds. Of de inleiding van het ‘Liber amicorum: Dr. L. Reypens-Album’, bij het Ruusbroec-Genootschap uitgegeven. Doch hij hield zich niet uitsluitend bij de ‘Goddelijke Leraar’. Nog niet lang geleden ontdekte hij een vóór-Ruusbroecse mystieker, niet alleen belangrijk voor de geschiedenis der vroomheid in de Nederlanden, doch ook literair van een verrassende voornaamheid: ‘De mystieke mondkus’ (vertaling van ‘De oris osculo’) van Willem Jordaens, een werk dat onder zijn hand weer tot een rijk gefundeerde en gecommentarieerde uitgave is uitgegroeid. En nog zoekt deze mens met het jonge hart verder. Hij heeft nog grootse plannen. Ad multos annos, Pater Reypens!
Jos Van Rooy