tricht in 1928 af, ik tel er een veertigtal, waaronder insgelijks historieliederen en hymnen. Om ons tot zijn twee belangrijkste studie-objecten te beperken verwijs ik naar Hendrik van Veldeke en Sint-Servaas.
Onder zijn vele uitvoerige werken, gewijd aan zijn lievelingsdichter, vermeld ik slechts zijn eerste, anno 1928, ‘Heynrijk van Veldeken, z'n tijd, leven en werk’ en de bibliofiele uitgave ‘De Mosaanse minnezanger Henric van Veldeke’, verschenen in 1958, bij zijn zestigste verjaring.
Zijn tientallen studies, over leven, werk en tijd van deze eerste Dietse zanger, zullen een bekroning krijgen in zijn persklare breedvoerige publicatie ‘Drie eeuwen Veldekestudie’.
Niet alleen werd van deze Veldekekenner bij uitstek gezegd dat hij met Hendrik van Veldeke naar bed gaat, doch men voegt er onmiddellijk aan toe, dat hij opstaat met Sint-Servaas. Notermans' bijdragen over deze grote bisschop van Tongeren en Maastricht zijn evenmin bij benadering te schatten, vanaf zijn eerste werk ‘De wondere legenden van Sint-Servaas’ (1930) tot ‘Cultas, Vita en Legende van Sint-Servaas’ (1968) en de zo pas verschenen 3e druk van ‘Sint-Servaas - Stadspatroon van Maastricht’.
Wie nog niet overtuigd mocht zijn dat ‘Drs. Jef Notermans een markante persoonlijkheid is’, raadplege de lijst van zijn publicaties (1922-1963) door Mr. Drs. H.H.E. Wouters in 1963 in het licht gegeven. Het ‘Liber Amicorum’, hem in 1964 ter gelegenheid van zijn vijfenzestigste verjaardag aangeboden, belicht enige van de veelvuldige facetten van de vriend, de mens, de leraar, de journalist, de geleerde, de heraut en pionier Jef Notermans.
Persoonlijk heb ik het voorrecht hierin vooruit te lopen op zijn bekroning met de Juliana-Boudewijnprijs en de aandacht te vestigen op het tweede aspect van zijn veelvuldige activiteiten, nl. zijn onverdroten inspanningen om sedert 1926-1928, in het kader van de Benelim-actie, in Belgisch- en Nederlands-Limburg, een gunstig klimaat te scheppen voor de veel later verwezenlijkte Benelux-idee.
Wat Ernest Claes van zijn vriend Jef Notermans heeft getuigd, geldt vooral voor de Limburgse schrijvers, van wier vereniging hij een der stichters en sedert jaren bestuurslid is: dat hij nooit nagelaten heeft in zijn taal en letterkundig onderwijs en werk, aan de Vlaamse schrijvers recht te laten wedervaren. Dat weten we. Het getuigt voor zijn brede geest, zijn klaar inzicht in de literatuur en zijn liefde voor zijn Vlaamse broedervolk.’
Ook daarom past het dat het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, waarvan Jef Notermans lid is, in zijn tijdschrift, deze grote vriend en vereerder van ‘Vlaanderen’ met de dichter Pierre Kemp feliciteert en dat, met hem
‘Ik eindig met mijn wens:
nog vele, goede jaren!’
Jozef Droogmans