streek tussen Tongeren en het naburig Diepenbeek met zijn heide. Uit die tijd dateren dan ook zijn doeken met een meer heemkundige inslag. Zijn palet was romantisch lief, maar absoluut niet flauw. Het ademde de intieme rust van het landelijke. Deze doeken werden gretig aangekocht door Luikse verzamelaars.
Nadien kwam 't moderne transport in zijn leven, en per auto reed de schilder dieper 't land in: de Voerstreek, de Ardennen, de Noorder Kempen, de haven. Terzelfder tijd bezocht hij de vele tentoonstellingen in het Vlaamse land. Dit contact met kunstenaars en andere streken bracht een diepgaande verandering te weeg: het landschap werd breed en stevig opgezet, 't vette, weelderige Haspengouw kwam in breed uitgestreken kleurenvlakken opdoemen, sterk omlijnd, met donkere afbakening. In deze periode ziet dan een hele gamma van werken het licht, dat meteen van Paul een schilder maakte met naam; jammer dat de bescheiden kunstenaar nooit een zelfstandige expositie hield, wat zijn faam zeer geremd heeft.
Naast 't landschap traden ook de stillevens aan, met zeer sobere en afgewogen kleuren, maar steeds sterk geborsteld. Eventjes bestudeerde Noldus de figuur, moederschap, kinderen en enkele zelfportretten, maar echte doorbraak op dat gebied hebben we niet gekend.
De kunstenaar wil geen problemen zien in een mensenleven; de natuur alleen biedt hem ruimschoots levensvreugde. In deze ‘auto periode’ heeft Noldus deelgenomen aan vele gezamenlijke tentoonstellingen.
Nadien verkocht Paul zijn auto en meteen zitten we in de derde periode van zijn leven. De periode der bezinning - de uitbundigheid heeft plaats gemaakt voor diepte - zijn spontane, niet beredeneerde, van leven overvloeiende kunst helt meer over naar een zekere abstractie, naar bezonnen kleur, sterk afgewogen compositie, maar steeds verrassend in opzet. Sprekend met de schilder, voelt men aan dat hij zijn visie en aanvoelen niet gemakkelijk onder woorden kan brengen, maar geef hem ‘borstel en palet’ in de hand en u komt onder de indruk van zijn direct aansprekende lyriek.
De kleine provinciestad Tongeren heeft in het verleden misschien nooit voldoende beseft dat het ‘een schilder’ binnen zijn oude wallen had - op Pliniuswal, 19. Is er gemis aan algemene culturele waardering en loopt men alleen op met vondsten uit vervlogen eeuwen, samengebracht in het Gallo Romeins Museum? Vergeet men niet te zeer de hedendaagse mensen, die de oude stad ook nu nog eer aan doen? In elk geval zijn we verheugd vriend Paul deze hulde hier in ‘Vlaanderen’ te mogen brengen.
Ad multos annos!