Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 18
(1969)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 476]
| |
en duizenden fans bezochten de tentoonstelling. Want - zoals Louis Verbeeck zegt - Broeder Max heeft een fanclub rond zich, waarvan alle leden dwepen met de mens en zijn werk. Broeder Max, schuilnaam van Viktor van Meerbeeck, werd in 1903 te Turnhout geboren. Als veertienjarige knaap trad hij in de orde van de Broeders van Liefde en een jaar later werd hij naar de Normaalschool te Gent gestuurd. Een groot deel van zijn leven heeft hij in het Gentse doorgebracht en aldaar kennis aangeknoopt met de schilders van de Leie. Vooral met Gust Desmet was hij bevriend. In een van zijn brieven schrijft hij: ‘Ik mag bij Gust Desmet alles zien, ook pas aangezette werken en dit tot verbazing van zijn vrouw Gusta’. Broeder Max is een geboren kunstenaar; vanaf zijn prille jeugd heeft hij getekend. Maar hij heeft ook een volgehouden opleiding genoten en was niet tevreden vooraleer hij een volmaakte meester was. Na zijn militaire dienst werd hij door zijn oversten belast met de illustratie van schoolboeken, hij werkte er twee jaar aan en behaalde in 1927 met grote onderscheiding het diploma van tekenleraar. Hij wordt als leraar aangesteld in de normaalschool van Gent en toch wordt hij opnieuw leerling. Hij schrijft zich in aan de Academie en volgt er van 1929 tot 1935 stipt en trouw de lessen. Op 32-jarige leeftijd verlaat hij de Academie als laureaat. Is het in deze omstandigheden te verwonderen dat Broeder Max een wonderbaar vakmanschap heeft verworven en ongemeen knap is? Hij tekent spelenderwijze met de linker- en rechterhand terzefdertijd éénzelfde figuur! Pas in 1941 houdt Broeder Max zijn eerste persoonlijke tentoonstelling. Hij was niet gevlamd op publiciteit, noch op een vroegtijdig aureool, maar wenste goed werk te tonen. Die ernst is hem steeds bijgebleven en is een van zijn vele hoedanigheden. Zijn diep-godsdienstige geestesgesteldheid kleurde zijn oeuvre, ook al bracht een verblijf te Lummen (1943) hem tot de landschapschildering. Broeder Max werkte veel en kende een hard bestaan ingevolge een overladen uurrooster als leraar en een jachtig werktempo als kunstenaar. In 1948 maakte hij zijn eerste kruisweg voor de Capucijnen te Boom (in het geheel staan er 280 geportretteerde figuren op de 14 staties!). In de 20 volgende jaren zal hij niet minder dan elf volledige kruiswegen schilderen. Zo tussen het andere werk door... het klinkt ongelooflijk! In september 1949 werd Broeder Max als leraar Nederlands en Frans(!) overgeplaatst naar Tessenderlo, dat nog niet van de zware oorlogsramp hersteld was. Tussen de ruïne was geen atelier voor hem ter beschikking. In december stierf zijn vader. De Limburgse tijd begon somber voor Broeder Max. En toch is zijn verblijf te Tessenderlo hem uiteindelijk dierbaar en zijn Limburgse periode een vruchtbare en gelukkige tijd geworden. Omstreeks Pasen 1950 kreeg Broeder Max een atelier ter beschikking. De mensen van Looi waren toen al vrienden. Een jaar van driftige scheppingsroes volgde, waarop helaas de domper werd gezet, omdat Broeder Max buiten zijn lesrooster nog de leiding van het internaat kreeg en nadien de opdracht om de film ‘Helpende Handen’ te realiseren. Indien er toen weinig tijd voor schilderen overbleef, dan heeft het werk met camera toch ook een goede invloed op zijn oeuvre gehad. Want onmiddellijk nadat Broeder Max opnieuw tijd kreeg, brak ook de scheppingsdrift weer los. In 1963 kwam de verwachte break-down. Gedwongen rust en een herstelreis naar Italië. Bij zijn terugkeer werd hij ontslagen van iedere leeropdracht en sindsdien kan hij ten volle zijn wat hij in zijn diepste wezen altijd geweest is: een rasartiest, een kunstenaar bij Gods genade. Nog vele jaren Broeder Max. Tot uw en ons genoegen! A.D. |
|