17
André Demedts
Onze nieuwe Eredeken
Zowat negen jaar geleden heb ik André Demedts leren kennen. Het was te Brugge, waar het C.V.K.V., op een zondag, een bijeenkomst had georganiseerd voor debuterende en jonge schrijvers, een gespreksnamiddag, tijdens dewelke iedere aanwezige vrijmoedig zijn mening naar voren kon brengen, vooral in verband met de mogelijkheden, die in dit land bestaan voor beginnende auteurs. André zou het gesprek leiden en stond ‘de jeugd’ op te wachten bij de ingang van het gebouw, waar de vergadering plaatshad. Hij verwelkomde elke aanwezige afzonderlijk, hartelijk, warm, gemeend; ik dacht: eindelijk eens een ‘grote’ die nog van de ‘kleintjes’ houdt. Het werd een onvergetelijke namiddag, waaraan ik nog steeds met warmte terugdenk.
Het jaar daarop, toen ik belast werd met het redactiesecretariaat van dit tijdschrift had ik meermaals de gelegenheid om met André Demedts samen te werken en elke ontmoeting met hem is mij bijgebleven als een gebeurtenis. Toen hij zestig werd, vond hij dat het hoogtijd werd om definitief plaats te ruimen voor de jongeren: de aflossing van de wacht. Maar zo gemakkelijk is dat nu ook weer niet. Is niemand in de letterlijke zin onmisbaar, sommige mensen - en André behoort daar bij - kunnen en weten zóveel, zijn zó goed en wijs en menselijk, dat het verduiveld lastig wordt te wennen aan hun ‘ontslag’ of hoe dat ook geheten wordt. André had al verscheidene keren duidelijk gemaakt, dat hij graag zijn functie van redactieleiderliteratuur zou overlaten, maar telkens hadden de vrienden met een kwinkslag het verzoek afgewimpeld. Maar André was koppig: hij schreef een mooie brief en eindelijk gingen de vrienden op zijn verzoek in. Intussen was Stijn Streuvels ons ontvallen en diende dus uitgekeken naar een nieuwe eredeken voor de literatuur en wie konden wij beter kiezen dan André, hij die van bij het allereerste begin van dit tijdschrift een niet weg te denken rol heeft gespeeld in de uitbouw en de opbloei ervan.
Hij heeft dit eredekenschap (of hoe moet je dat noemen?) aanvaard, met een wijze Demedts-glimlach.
Maar dit wil niet zeggen, dat hij uit de ‘Vlaanderen’-circulatie verdwenen is: zijn eerste werk als eredeken was het samenstellen van ons Ernest Claesnummer (weliswaar reeds in 1968 gepland, maar gerealiseerd nà Demedts aanstelling als eredeken).
Ik zou willen besluiten met déze wens: dat wij André dubbel zo lang als zijn grote vriend Streuvels als eredeken mogen behouden (voor wiskundigen zowat 36 jaar). En dan gaan wij één keer per jaar met onze ‘Vlaanderen’-zorgen bij hem aankloppen: de bloei van ons tijdschrift is dus de eerstkomende 36 jaar verzekerd!
Julien Van Remoortere