16
Jacky De Maeyer
Prijs Biënnale Beeldhouwkunst Vorst
Een kunstschilder die sedert twee jaar vooral beelden maakt. Bij ieder ander kunstenaar zou het een bruuske overgang lijken, niet bij Jacky De Maeyer. Hijzelf zegt: ‘Ik vind niet dat mijn beelden van een “ander” mens zijn. Ze zijn niet zo erg verschillend van mijn schilderijen. In het hout vind ik een gelijkaardige materie terug.’
‘Materie’. Hoe dikwijls wordt dit woord niet gebruikt wanneer De Maeyers schilderkunst wordt besproken. Elf jaar geleden begon zijn kunstenaarsloopbaan. De belangstelling was er veel eerder maar pas in 1958 legde hij zich toe op het eigenlijke schilderen. Vanaf het begin werkt hij abstraherend en zoekt hij langs pikturale weg een eigen ‘materie’ op het doek te brengen. Prijskampen en groepstentoonstellingen leiden tot zijn eerste persoonlijke expozitie in 1964. Dan heeft hij zes jaar ‘zelf’-akademie achter de rug.
in januari 1967 schrijft Maurits Bilcke
over Jacky De Maeyer:
‘Wij kunnen Jacky De Maeyer een materieschilder noemen. Maar dan moeten wij toch onderstrepen dat hij uitsluitend met olieverf schildert, zonder aandikkende stoffen als zand, plastiek, of wat nog meer. Wel worden door hem sommige plaatsen van het doek en van de verf verhit, zodat de olieverfmaterie een uitzicht krijgt, dat met andere middelen bezwaarlijk kan bereikt worden. Aldus ontstaat een zacht reliëf dat in werkelijkheid veel minder verheven is dan men bij het eerste bekijken zou vermoeden. Hier wordt dus de “zuivere” schilderkunst zoniet in ere hersteld, dan toch in ere gehouden.’
In hetzelfde jaar voltrekt zich bij de jonge kunstenaar een evolutie, die feitelijk begonnen was drie jaar eerder, toen hij kleine assemblages begon te maken met ‘vind’-hout. Voor het eerst houdt hij zich nu volop bezig met zijn beelden, zonder daarom aan de schilderkunst vaarwel te zeggen, maar zich ten volle overgevend aan hetgeen hijzelf noemt zijn ‘interesse van het moment.’ En dit jaar werd hij bekroond met de eerste prijs op de Biënnale voor Beeldhouwkunst te Vorst.
Belangrijk is dat Jacky De Maeyer zich momenteel gestort heeft op een hoogst zuivere bron van kreatie, die waardeloze houtblokken, zoals elke werkman ze tussen het afval van een houtzagerij kan vinden, tot estetisch verantwoorde konstrukties brandt en nagelt. Nu nog vooral zwarte Totems, maar weldra kunnen de vormen veranderen en misschien komt er later wel kleur bij. Niet wij, maar De Maeyer zelf ziet deze mogelijkheden, hetgeen erop wijst dat hij verder zoekt met de zekerheid dat ‘er nog evolutie in zit’.
‘Ik zou me niet kunnen voorstellen dat ik veertig jaar lang landschappen zou schilderen...’
Het lijkt ons de sleutelzin van ons gesprek met J. De Maeyer. Niet de verandering óm de verandering, maar de evolutie ‘willen’.
Dat deze evolutie als een logisch gebeuren wordt ervaren, is een duidelijk bewijs van zijn eerlijkheid, zeker, vooral echter van een onstuitbare drang - en mogelijkheid - om het banale tot kunst te verheffen.
Dat we daarmee de essentie van alle kunst hebben aangeraakt, U ziet het zelf, is een logische gevolgtrekking. Men zou het iedere kunstenaar toewensen.
Frans Aerts