6
Juul Bovée
70
Ik bezocht deze zeventigjarige leraar aan de katholieke regentenschool te Antwerpen. Hij was ook mijn leraar, en wat voor een! Dat hij reeds vijftig jaar verbonden is aan zijn school, waar hij Nederlands, Engels en Duits doceerde en nog doceert, is een bewonderenswaardig exploot. Ik weet wel, we vieren hem nu als artist, doch er ligt in zijn leven zulk een éénheid van realisatie en voltooiing, dat we aan zijn schittering als studax en als leraar niet voorbij kunnen. Alles bij hem komt voort uit zijn drang naar weten en naar doorgeven, ook zijn talrijke publicaties. Hieruit even een greep. In ‘Vlaams Leven’ verschenen van hem gedichten en verhalen. Naast een drietal boeken met jeugdverhalen, zorgde hij in 1925 en 1926 voor twee deeltjes uit de reeks ‘Jongens- en Meisjesboeken’. In 1932 publiceerde hij in ‘Onze Jeugd’ een studie over de hymnen. In '34 verscheen te Leuven ‘Romantisch Proza’ en ‘De Romantiek in Nederland’, dat weldra in het M.O. een klassiek handboek werd. In '40 was het de beurt aan ‘Deutsch, ein Lehrund Lesebuch’ in vier delen, en waarvan in '41-'44 een tweede druk verscheen. In '41 volgde ‘Das Richtige Wort’. In '44 ‘De Alttag, Deutsches Lesebuch’ en in '46 nog ‘Die goldene Reihe’. In '56 kwam ‘Spreken’ van de pers. Te Leuven, bij ‘Toegepaste Linguistiek’, zal eerlang een lijvig standaardwerk verschijnen, onder de titel: ‘Moedertaal en Moedertaalonderwijs’.
Wanneer ik zeg dat al zijn werk zijn oorsprong vindt in harde studie, dan blijkt dit minder waar te zijn voor wat zijn ‘letterkundige’ produkten betreft. Hier schrijft hij vooral voor zijn genoegen. En zo dichtte hij feestelijke cantates, want hij is altijd bereid om iemand een plezier te doen. Deze taalkunstenaar deed daarbij alles steeds met een enthoesiasme, dat van geen verjaren weet. Maar wat men van hem het innigst verlangt, dat is hem te mogen ontmoeten en met hem te praten of van hem les te krijgen. Hij is een van de uitzonderlijken, die men na een ontmoeting verlaat met bewondering en eerbied. Dit weten vooral zijn leerlingen. Hij deed hen hard werken. Want de Vlaming Bovée wist dat hij door de vorming van zijn leerlingen, in de hoogste mate bijdroeg tot de verheffing van zijn dierbaar volk. En dit alles deed hij dan (en doet hij nog) zonder pedanterie, zonder pretentie: een vir bonus. Uit zijn goedheid straalt als vanzelf zijn vriendelijkheid uit naar de anderen. Wie hem ontmoette, ging steeds rijker van hem heen. Wij wensen deze stille, fijne mens van ganser harte een gelukkige verjaardag.
Jos Van Rooy