Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 18
(1969)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 381]
| |||||||||||||
KostersmentaliteitLetterkundigen wier werken in de kijker van de kritiek staan en letterkundigen wier werk meestal wordt genegeerd, hebben doorgaans een gelijke hekel aan godsdienstige inslag in hun werk. Negentig percent van onze nederlandstalige en honderd percent buitenlandse literatuur is vandaag de dag a-godsdienstig. Godsdienst is blijkbaar geen levensbestanddeel voor creatieve literatoren, hij oefent volgens hen blijkbaar geen invloed uit op het zieleleven of het menselijk en wereldgebeuren. Wie zich in zgz. scheppend werk een godsdienstige inslag veroorlooft, wordt veelal onthaald op het karakteristieke glimlachje waarachter men de schimpende minachting voor de... koster vermoedt. ‘Voor de kunstenaar is kunst zijn godsdienst’, wordt beweerd en geargumenteerd wordt dat zus en zoveel uitgaven en vertalingen van deze of gene auteur, zus en zoveel werken van eerste rang heel wat meer rijkdom en kleur hebben bijgezet aan de kristelijke beschaving dan de kerkgemeenschappen in duizend jaar! En, eenmaal is geenmaal, komt het argument Galileï er nog bij te pas ook. Zeldzaam zijn de literatoren - ook bij ons - die hun geschriften mitsgaders zichzelf niet voor belangrijk houden in de literatuurgeschiedenis; zeldzaam de Carmiggelt's die met zichzelf een loopje durven te nemen en hun geschriften niet houden voor een spijker in de eeuwigheid. Wijzelf ook niet. Het is zo menselijk en bemoedigend bij het werk te hopen dat men zich aan 't overleven is voor ettelijke decennia na de eigen dood. In Vlaanderen is de hemel nog altijd blauw, maar de literaire raakt er ook al eens bewolkt door onrechtvaardigheden die aan de lopende band gepleegd worden. De socialistische pers beijvert zich om alle katolieke auteurs te negeren; die bestaan in Vlaanderen niet want het talent ligt nog altijd links... Een deel van de katolieke pers vergenoegt zich vaak met enkele lijntjes kritiek voor andersdenkenden bijaldien zij ze al niet eenzelfde hak zet als de socialistische doet voor katolieken. De bibliografische geschriften die naar volledigheid van informatie streven uitgezonderd (Boekengids bv.) zijn voor recensenten van alle persorganen leerstellige werken uit den boze, tendentieus en ipso facto onliterair. Geen recensie waard... Wij zijn er ons van bewust dat we hiermee een vingertje leggen op het schromelijk onrechtvaardig karakter van de pers-recensies. Maar dat is een kapittel apart waaromtrent de jongste tijd deining ontstond die allicht nieuwe banen opent voor de uitgeverij en de boekhandel. Het loont de moeite eens even na te gaan aan welke van de twee kanten, de literaire of de godsdienstige, het geschreven woord het meest wordt gehoord. Daaruit zal licht te besluiten vallen of en in welke mate negatie van het godsdienstig leven in de scheppende literatuur al dan niet aanvaardbaar is. En hiermee bedoelen wij uitdrukkelijk een inbreng van de op God gerichte ziel, van de bovennatuurlijke levende mens, van de getrouwheid en de regelmaat van de pratikerende gelovige. Zolang die uit de roman geweerd blijft, zijn romans onwaar want onjuist en onvolledig, zéker bij ons volk. Er zijn voorbeelden die ieder ernstig denkend mens mag overwegen in verband met sukses van geschriften - voorbeelden waaruit de relativiteit van de literaire kunst blijkt en die tevens een maatstaf kunnen zijn en een dam tegen het a priori verwerpen van godsdienstige inslag in zgz. kunstgeschriften. Het Vlaams lezerspubliek moet wel algemeen behebt zijn met kostersmentaliteit als we slechts denken aan de uitgeverijen van eerste rang die zich beperken tot - of specialiseren in - wat zij noemen ‘catholica’. De markt is er drukker door overstroomd dan door erotiek, sexualiteit, huwelijk en tutti quanti, en dit is niet weinig zeggen. Of zou men er niet mogen uit besluiten dat bepaalde waarden verscholen zitten in werken die katoliek geloofsleven en -leer behandelen? Zodat het niet gerechtvaardigd is voor de literaire kunst diezelfde waarden over boord te werpen?... Conscience, eens een afgod, werd stilaan vergeten en onleesbaar maar het voornaamste werk van een Franciscus van Sales, zoveel ouder dan Conscience, wordt nog steeds beschouwd als een meesterstuk van psychologie en pedagogie. Hoeveel lezers heeft Vondel nog en hoeveel Schillebeeckx?... Belletrie zonder godsdienstige inslag heeft geen zin omdat het leven daar ook niet van verstoken is, omdat het leven precies naar bovenaardse | |||||||||||||
[pagina 382]
| |||||||||||||
Jean Dubuffet
waarden grijpt. Daaruit vloeit voort, dat louter materialistische literatuur een grove faktor van levensverminking is, men draaie en kere het naar behagen. Lambert Swerts | |||||||||||||
Wij hebben geen kritiek meer nodig, alleen informatie. (Sacha Guitry)Er lopen in de kunstwereld zoveel valse vrienden rond, heren critici, dat gij voor iedere eerlijke vijand dankbaar uw petje zoudt mogen lichten. Want men kan niet meer openlijk zijn mening zeggen zonder door sommigen tot kruidenier te worden gedegradeerd. Niet alleen zit de cultuurpolitiek in handen van enkele onvakkundigen en niet-praktikerenden, die steeds naar elkaar en naar hun profijt verwijzen, maar dit systeem is ook ondemocratisch doordat de gelden, die door iedere belastingbetaler worden gespendeerd, naar een zeer speciale kliek met een zeer speciale stijl afvloeien. Weinig experten en slechts enkele critici hebben iets bijgedragen om de ‘mensen met het wanhopig bestaan’ op de weg naar het menselijke en tot het werkelijke leven te helpen. Zij zijn eerder dwaallichten in het moeras van het maniërisme en hun werkwijze wijst eerder in de richting van een cultuurmaffia. Er bestaat een ‘Association Internationale des Critiques d'Art’ waar iemand, die niet goed op de hoogte is omtrent de keuze van kunstenaars, zich kan inlichten. Men kan gemakkelijk berekenen dat daar een kunstenaar kan gelanceerd worden of afgekraakt. Daar de kunst geleid wordt door welsprekendheid, is het een koud kunstje om de ersatz binnen te smokkelen om ze met literaire spitsvondigheden in de geschiedenis in te voegen. Een knaap
Jean Dubuffet
die dit er nog uit krijgt. Het gesnater op de kunstmarkt heeft jammer genoeg niet het beschermende alarmvermogen, dat men weleer in het kapitool kon vernemen. Niettemin worden wij toch wakker gehouden met bezweringen als hier volgen: ‘Het contemplatief inzicht, dat de existentie van ieder ding voor ons esthetisch gevoel door equivalente coördinaties bepaald wordt, is slechts mogelijk doordat het begrip van deze manifestatie reeds in de kiem van ons bewustzijn verankerd zit. Zo is deze nieuwe uitbeeldingswijze door de compositie dualistisch aangelegd. Door de exacte weergave der cosmische relaties is zij een rechtstreekse expressie van het universele. Door het ritme, door de materiële werkelijkheid der weergave, is zij uitdrukking der subjectiviteit van de kunstenaar als individu’. (Het gaat hier om een van Mondriaans' vlakverdelingen). Door de alom beroemd geworden zelfingenomenheid van deze ‘kunstkenners’ zijn zij tot de beste bewijsvoerders geworden voor de stelling, dat de grens tussen de officiële avant-garde en de grofste grapjasserij nooit te vinden is geweest. Ter staving volgen hier enkele ontwapenende voorbeelden:
André Masson
Maar laten wij eens een kriticus zelf aan het woord: ‘Produktieve kritiek is deze, die een kunstwerk van de kritiek maakt. Alleen de kritiek, die in zichzelf een kunstwerk bergt, heeft waarde. Zij moet bij de mens een blijvende indruk laten, ook als haar inhoud vals is’. (Alfred Kerr) De bekommernis om kommentaar te leveren en onbestaande eigenschappen te suggereren is typerend. De verantwoording schudden zij wel op de | |||||||||||||
[pagina 383]
| |||||||||||||
schouders van de goedgelovige kijkers. Leon Bloy beweert: het analfabetisme is verminderd, de domheid echter toegenomen. Men heeft het nu al zover geschopt dat sommigen zich liever van alle complexen of misdaden laten beschuldigen dan van één daad van menselijkheid. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Onze dirigisten hebben het al uitgekiend: wanneer men toch vroeg of laat tot het figuratieve zal moeten terugkeren, zullen de voorwerpen zeker niet meer te herkennen mogen zijn. Dan zullen alleen diegenen het eerste recht hebben die al door het vagevuur van de abstractie zijn gegaan. Dit zijn de nieuwe bevelen van de oude garde van de cultuurdiktatuur. Langui zelf schreef: ‘Er bestaat geen enkele maatstaf voor de moderne kunst.’ Intussen gaan onze door kunst geïnfecteerde critici en historici maar dapper door met het spuien van subjectieve kritiek, goede raad, vooroordelen en banvloeken. Zij beslissen op eigen houtje wie dit jaar aan de top staat en wie prijzen en subsidies krijgt. Men grijpt steeds weer op hen terug in jury's van de uiteenlopendste aard, gaande zowel over grafiek, publiciteit, schilderkunst, beeldhouwwerk als over het geheel van de moderne kunst, omdat zij ‘in de wind zijn’ en men ze niet over het hoofd durft te zien. Zij zijn een beetje de dorpsnotabelen van de kunst. Zij zijn steeds gevleid als men om hun oordeel komt bedelen. Wanneer het waar is dat schoonheid vertroosting is, dan is de kunst die zij dikteren gewoon een vergissing. Wij zullen het onze kunstcritici beslist kwalijk nemen als ze ons op een goede dag komen vertellen dat ze zich vergist hebben; maar hoe zouden ze ook, ze hebben daar geen enkel voordeel bij... Albert Setola | |||||||||||||
Verstaat u zelf wat u schrijft, meneer de criticus?‘Hij sluit alle negatieve en positieve kenmerken in als hij een ruimte aan zijn kritische aandacht onderwerpt... Hij ontlokt aan het object zelf een zekere latente identiteit, die hij er dan, verinnerlijkt en uitgegroeid, door middel van een reeks subtiele (en onverwachte) ingrepen aan terug geeft.’ ‘Dat specifieke kenmerken en exacte gegevens, aan het objekt zelf ontleend, er via de psychische wereld van de schilder een verhoogde identiteit aan kunnen geven, die noch aan die psychische wereld noch aan die uiterlijke kenmerken en gegevens meer gebonden is, maar deze desondanks toch manifesteert - is in het kader van wat schilders, in of aan gebouwen, tot stand brengen, vrijwel uniek.’ ‘Door de schilder X worden de concrete ruimtelijkheid van een object en de illusionistische ruimtelijkheid op het platte vlak in een verwarrend gevecht gebracht’. ‘De strakgespannen verfhuid in de schilderijen van die schilder laat weliswaar alle schilderachtigheid achter zich, maar inzet van de compositie is steeds een schilderkunstig-ruimtelijke illusie.’ ‘De geometrie, die trouwens nooit helemaal exact is en waarin, zoals J.L. Locher het noemde, nerveuze schommelingen van het handschrift blijven meespreken, is uitsluitend een middel om te ontkomen aan de schijn van incidentele en toevallige vormgeving.’ ‘Het materiaal, waarmee de reliëfs gemaakt zijn, is wit. Maar dat wit is niet zozeer een kleur als wel een neutrum; het is de simpele afwezigheid van kleur. Zelfs kleur is voor hem een soort willekeurig, bijna anecdotisch incident.’ ‘Hij wist dat een kunstkritiek die met begrippen als compositie, vorm, ordening etc. opereert, geen zin meer had, nadat de nieuwe ervaring van de grenzeloze ruimte eenmaal gedaan was. Hij formuleert dit nieuw inzicht met de eis: het zuivere materiaal dient zuivere energie te worden.’ ‘De vormfacetten sluiten zich aan bij de stranden der uitgebreidheid. Er is dynamische reciprociteit tussen de plaatselijkheid en de totaliteit. Hij heeft front gevormd tegen het experiment van de geometrische abstractie en tegen dat van het sensorische.’ ‘Het vinden van een pure schilderkunstige expressie heeft ertoe geleid dat het schilderij zelf een soort gestolde drager van de imponderabele lichtmaterie is geworden.’ ‘De ideële schoonheidsvormen, waarbij van toevallige afwijkingen niet de minste spraak meer is, zijn de sfeer van het eindeloze en van het tijdeloze definitief binnengetreden.’ GOTTFRIED BENN: Kunst is een zaak van vijftig mensen, waarvan dertig niet normaal zijn. De zogenaamde intellectuelen hebben in de laatste tientallen jaren al zoveel blamage-oordelen geveld dat het nu vast staat dat een berekenend verstand zeker geen criterium is. Dan heeft men meer aan het oordeel van de gewone man die rotzooi maar rotzooi noemt. Het getuigt van onbevoegdheid wanneer men naast de werkelijke kunstwerken van Picasso, ook zijn groteske commerciële werken voor kunst houdt. Waarom mag men niet meer impressionistisch schilderen, waar toch de abstractie en het surrealisme even oud zijn. Men mag gerust drek drek noemen maar daarom hoeft men het ons nog geen driemaal per dag te serveren. Er wordt daarbij vergeten dat niet iedereen tegen stank kan. HANSPETER LANDHOLT: Het is ontegensprekelijk zo, dat we vandaag de figuratieve kunst met veel strengere maatstaven meten dan de abstracte. Een kunstenaar, die figuratief werkt, kan alleen nog met een hoge inzet van zijn persoonlijkheid en eigen aard de banaliteit ontlopen, daar waar in de abstrakte kunst een middelmatige begaafdheid nog een vaste steun vindt. |
|