Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 18
(1969)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 373]
| |
Roza Luxemburg gruwelijk vermoord - De kunst gruwelijk vermoordGezien de gelijkenis in de methode en gezien de doelstellingen die ons, openlijk of bedekt, werden verkondigd of zelfs opgedrongen, zou men geneigd zijn aan te nemen dat de moord op de kunst met voorbedachten rade en met weldoordachte middelen werd ondernomen. De moordenaars van de kunst hebben het niet in de eerste plaats op de kunst voorzien maar wel op de mens of zijn schepper, die zij daardoor uiteindelijk willen treffen. Zij willen de mens, in al hun sadisme, op de gevoeligste plaats treffen, nl. in het gelaat. Met een verminkt gelaat verliest men het normaal contact met de medemens, valt men ten prooi aan de wanhoop. Dat zij dit doen uit redenen van grenzeloze zelfoverschatting, niets ontziend winstbejag of uit pure onmenselijkheid, neemt niets weg van de gruwelijkheid. EEN BAL GEHAKT, EEN!... zo riep de kelner, en toen maakte de kok een prachtbal. Dit feit had echter niets met kunst te maken. Maar toen de kunstkritikus, die de bal bestelde, hem verorberde en, na hem verteerd te hebben, weer teruggaf, was hij de producent van een kunstobjekt geworden. Onbewust, en zonder ons geweld aan te doen, zijn wij een volk van pop-arters geworden. Het is ons zo van jongsaf met de gehaktballen toegediend. Van oudsher hebben wij onze huisjes knusjes, en zonder de culturele achtergrond daarvan te beseffen, van binnen en van buiten versierd met allerhande waardevolle rommel. Wij zijn een Europese kunstgalerij van het eerste uur. Onze volksmensen zijn pioniers geweest zonder subsidies of toespraken van ministers van cultuur. Spontaan rollen bij ons de kaboutertjes over de straat. Wij struikelen letterlijk over onze uitpuilende cultuur. Zij die beweren, dat de Amerikanen aan de oorsprong van de nieuwe strekkingen liggen, hebben het schromelijk mis en dat weten ze zeer goed (onze eerste wielrenners pionierden reeds in het begin van deze eeuw als spektakel-primitieven in de Amerikaanse pistes). Wat men ons trouwens op bi- en triënnales meent te moeten tonen, is eigenlijk maar uitvaagsel; de werkelijke volkskunst wordt over het hoofd gezien. Als bij ons de loodgieter het behang heeft geschroeid, dan lijsten wij dat dankbaar in als een relikwie. Wanneer er onderdelen van onze t.v. moeten vervangen worden dan zijn wij gelukkig als kinderen als wij ze mogen houden om op een sokkel te plaatsen. Als onze buur zijn duivenhok afbreekt zijn wij er als de kippen bij om de valluiken, de bescheten broedteilen en de bontgekleurde vloer tegen de wand van onze hall te hangen. Gemeentebesturen
Dit is geen bal gehakt maar wel Rosa Luxemburg
steken elkaar de loef af om militaire zerken en wegwijzers te creëren die, in alle bescheidenheid gezegd, zó in de Tate Gallery mogen. Wij zijn tot het schokkend besef gekomen dat bij ons niemand de pretentie meer mag hebben geen artiest te zijn, dit zou hem duur te staan kunnen komen: hij zou als pop-volksvijand nr. 1 aangeklaagd kunnen worden. Toen men Rosa Luxemburg, althans niet in ons land, op gruwelijke en bestiale wijze om het leven bracht, vermoedden de naïeve daders niet dat zij een daad hadden gesteld van de hoogste culturele waarde. Zij hebben precies dàt gedaan wat vele kunstenaars, in hun ‘american dream’, nastreefden zonder het echter in werkelijkheid te durven uitvoeren. De Duitsers hebben eens een poging in die richting gewaagd door lampekappen te vervaardigen uit de doorschijnende huid van het uitverkoren volk gods. Dat is hun dan ook zeer kwalijk genomen. Wat wij nu te zien krijgen in ons cultuurschema, is alleen maar een benadering van het probleem, een soort rond-de-pot-draaierij, wat tenslotte hoogst verwonderlijk is in een tijd waarin alle taboes de keel overgesneden schijnen. Men is wèl gegaan tot het toekennen van cultuurprijzen voor olifantendrek, maar men is nog niet zover het strottehoofd van La Callas uit te benen om in het Louvre te hangen. Ook heeft men geen enkel objekt van Marilyn Monroe overgehouden om voor onze vooruitstrevende jeugd verdere taboes op te ruimen. Het hoofd van Stalin is nog niet tussen soepblikjes op de triënnale van Milaan verschenen. Maar wat erger is, men laat honderdduizenden uiteengereten menselijke ‘objekten’ zo maar verloren gaan in Vietnam of in Israël. Het selekteren en environeren, | |
[pagina 374]
| |
Dit is evenmin een bal gehakt maar een werk van Hans Platschek
desnoods door computers, van dergelijke kunstingrediënten, zou nochtans een nieuwe opbloei van de kunst kunnen betekenen, en daar volgens Kienholz kunst gewoon rotzooi is, kan men er geen dankbaarder terrein voor vinden, dan onze steeds goed volzette oorlogsarena's. Alles moet toch echt zijn en actueel. Hebt U nog een wand vrij voor het interieur van een Russische tank, bewerkt met een Tjechische Molotovcocktail? Of een hoekje van uw hall voor zes vierkante meter kinderarmpjes uit Vietnam? Of wenst u drie aaneengenaaide buitenlandse diplomaten, verdacht van spionage, of wellicht een bokaal vol soep van verse G.I.'s? Echtheid wordt steeds gegarandeerd, zelfs de geur. Het mag geen bezwaar zijn dat deze creaties niet al te lang zouden meegaan, er is trouwens materiaal genoeg voorhanden om de markt te bevoorraden en, zoals wij reeds zegden: kunst moet zich steeds vernieuwen; ze moet uitdrukking blijven van een meer ‘extraverte, onpersoonlijke en duidelijk grote-stadse subject-matter’, om het eens in onbegrijpelijk vakjargon uit te drukken.
HET LUKT WEL EENS ALLE MENSEN ENIGE TIJD, EN ENIGE MENSEN EEN HELE TIJD, ECHTER NOOIT ALLE MENSEN DE HELE TIJD VOOR HET LAPJE TE HOUDEN.
Ter attentie van doktoren, bankdirecteuren, museumdirecteuren, verzamelaars, critici en goedgelovige geldschieters van alle slag citeren wij volgende teksten: ‘Wij willen ons niet meer expressionisten noemen, omdat iedere schaapskop iets uit te drukken heeft. Het komt erop aan wàt men wil uitdrukken. En ik zou niet weten wat wij nodiger uit te drukken hebben, dan onze mateloos jonge en vermetele brutaliteit. Of denkt soms iemand dat talent zich per se moet uitdrukken? Met talent kan men het tot volslagen idiotie brengen. Men verstikt het leven met louter waardigheid, pedanterie, prestaties, vlijt en talenterij. Wij willen niets anders zijn als grenzeloos brutaal. Wij willen ook geen futuristen meer zijn want wij fluiten op de toekomst. Wij willen ons ook geen aktivisten meer noemen want wij willen, nóch in werkelijkheid nóch in ons werk, onze zaligheid zien. Wij willen de luiheid niet uitsluiten, integendeel! Wij willen de luiheid heiligen wanneer ze mét de brutaliteit de ware adel bereikt. Wij willen ons de impertinenten noemen. De domste weet wat daaronder verstaan moet worden. Wij willen niets anders dan bij iedere gelegenheid lekker brutaal zijn. Wij betwisten zelfs dat talent waarde heeft. Wij betwisten dat de waarde van een mens aan zijn werk af te meten is. Wij zitten vol brutale streken. Wij doen maar alsof wij schilder, dichter of iets anders zijn. Wij brengen uit louter brutaliteit een reusachtige zwendelaffaire op de wereld en fokken snobs die onze laarzen aflikken, parce que c'est notre plaisir.’ (Uit een manifest van A. Undo in ‘Die Aktion’) ‘Wij willen de oorlog prijzen, de énige wereld-hygiëne, het militarisme, het patriotisme, de vernietigende geste der anarchisten, de mooie ideeën die doden, de verachting van de vrouw. Wij willen de bibliotheken vernietigen, de moraal bevechten alsook het feminisme en alle opportunistische en tot nut dienende lafheden... Steek de bibliotheken in brand, ondergraaf de fundamenten van onze achtbare steden. Op de tinne van deze wereld staande, slingeren wij nog eenmaal onze uitdaging naar de sterren.’ (Uit ‘Manifesto Futurista’ van E.F. Tommaso Marinetti.) Albert Setola Niettegenstaande het totale dier, eenmaal als zodanig ontpopt, zijn verachting voor de intelligentie toont heeft het voor zijn ontwikkeling een klimaat nodig van intellectuele anarchie en verwording. GEORGES BERNANOS | |
[pagina 375]
| |
Wat ze over zichzelf schrijvenMinimal-art is een kunst ‘die de geheimzinnigheid, waar de kunst zich tot verliezen is ten gunste van een op het nog toe op beroemd heeft, aan het gezond verstand steunende spitsvondig gerealiseerde versiering. We gaan in de richting van de niet-kunst, van de aanvaarding van een in psychologisch opzicht onverschillige versiering, van een neutraal plezier van het zien zoals dat aan iedereen bekend is’. DAN FLAVIN
Happenings zijn gebeurtenissen, die, eenvoudig gesteld, plaatsvinden. Hoewel de beste ervan een betekenisvolle invloed hebben schijnen zij nergens heen te gaan en geen enkele bijzondere letterkundige zin te hebben. In contrast met alle kunst uit het verleden hebben zij geen vaststaand begin, midden of einde. Hun vorm is open en vloeiend, niets duidelijks wordt gezocht en daarom wordt er niets gewonnen, behalve de zekerheid van een aantal gebeurtenissen waarvoor men meer dan normaal opmerkzaam is. Zij bestaan voor slechts één enkele uitvoering, of slechts enkele meer en zijn voorgoed voorbij, terwijl nieuwe hun plaats innemen. Deze gebeurtenissen zijn in wezen toneelstukken, hoe onconventioneel ook. Ze onderscheiden zich echter van het toneel, zelfs van het experimenteel toneel, door de samenhang, de plaats van ontstaan en de rolverdeling. De meest intense en wezenlijke happenings zijn uitgebroed op oude zolders, in kelders, leegstaande pakhuizen, in natuurlijke omgevingen en in de straat waar een klein gehoor of groepen bezoekers op een of andere manier vloeiend gemengd worden in de gebeurtenis, in en tussen zijn onderdelen... Happenings nodigen iemand uit om de nette manieren voor een ogenblik terzijde te laten en ten volle deel te nemen aan de ware aard van de kunst en (hoopt men) het leven. Daarom is een happening ‘onbeschaafd’... Met happenings laten we de mensen niet naar iets kijken, maar geven ze iets te doen, iets waaraan ze deelnemen en waarvan ze iets maken... Uit ‘Randstad’ Nulpuntkunst: Nulpuntkunst is meestal denkkunst. De Nulpuntkunstenaars geven op een wetenschappelijke manier informatie over materiaal, het gezicht en de tastzin (de werkstukken mogen steeds bekeken en aangeraakt worden). Het gaat om het contact tussen een zintuig (tastzin, reuk, gehoor, gezicht) en een ‘pointe’. De Nulpuntkunstenaars drukken ons als het ware met de neus op de zintuigen en op die manier dus op de werkelijkheid. Zij zwakken de conventionele kijk en tast-pointes tot een minimum af, door puur of lichtbewerkt materiaal als VOLDOENDE te presenteren, door aan te geven waar een zintuig voor gebruikt kan worden: om er een stuk werkelijkheid mee te observeren. Een voorbeeld: glazen waterkolommen waarvan de inhoud zich verplaatst al naar men er tegen duwt (Duitser Haake) of bouten of prikkeldraad tegen metalen platen (Armando). OVERDEKTE VUILNISBELT MET PRETENTIES MICHEL SEUPHOR: De concrete kunst is vandaag alleen nog zelfbedrog van een oncreatieve kunstenaar, die in een uitgesleten spoor is geraakt. Het abstrakte is de enige kunstvorm, die werkelijk ons tijdperk aanspreekt. SALVATOR DALI: Wij zijn getuigen van de geboorte van een bastaardkunst, die half karikatuur en half decoratief is. Picasso en Matisse konden wel goed tekenen, maar de tegenwoordige naäpers zijn niet meer bekwaam een menselijk gelaat fatsoenlijk te tekenen. KUBIN: |
|