Autobiografie
Voor een inleiding tot een van zijn in het Duits vertaalde boeken schreef Ernest Claes zelf een korte, lakonieke biografie, die aldus begon:
Ik werd geboren op een klein boerenhof in Zichem (Brabant), het schoonste dorp van het Demerland, in de late herfst. Ik kreeg drie namen: Andreas, Ernestus, Josephus. Rond deze namen ontstond er een geschil tussen de burgerlijke stand en de pastorij omdat de zalige paster Munte mij bij het doopsel moedwillig een andere naam had gegeven. Daardoor hebben vele mensen van het dorp een lange tijd gedacht dat ik een tweeling was.
Thuis waren we met negen kinderen en mijn ouders hadden het lang niet gemakkelijk, maar ja, daar begin ik alweer te vertellen in plaats van een biografie te schrijven.
1. | Kinderklas bij de zusters. Dorpschool. Grote ‘Lausbub’ (kwajongen). |
2. | Tien jaren oud. Thuisblijven om boer te worden. Voor boer te dom, dus iets anders beginnen. |
3. | Op de kloosterdrukkerij van Averbode. Trommelaar in de dorpsfanfare. Voor drukker te dom, dus naar het gymnasium om pastoor te worden. Schreef mijn eerste vertellingen. Geen lust meer voor het pastoorsberoep. Derhalve mijn eerste liefdeverzen. |
4. | Op de universiteit. Germaanse filologie. Doorgaans geen modelstudent, veel bier en liefde, weinig filologie. Zeer verliefde, slechte verzen en het eerste deel van het boek ‘De Witte’. |
5. | Als heer doctor naar Antwerpen. Politiek. Journalistiek. Boekhandel en... oorlog. (Eerste wereldoorlog 1914-1918). |
6. | Namen. Gewond. Krijgsgevangene. Naar een lazaret in Gotha. Dan krijgsgevangenenlager in Erfurt.
In 1915 terug naar Frankrijk. Schreef er de boeken ‘Namen 1914’, ‘Oorlogsnovellen’ en ‘Bei uns in Deutschland’. |
7. | Terug naar Vlaanderen. Ambtenaar bij de Kamer van volksvertegenwoordigers (Brussel). Dan verschenen de boeken ‘De Witte’, ‘Kiki’, ‘Wannes Raps’ en vertalingen in het Duits. Indien ik dit alles uitvoerig moest behandelen dan werd het een vreselijk dik boek en bij het lezen van al die punten zouden mijn vrouw en mijn zoon verbaasd uitroepen: Kijk maar, voor vader blijken wij niet eens te bestaan. Tenslotte, als het mij in de grootstad Brussel te druk en te eng wordt dan vertrek ik naar mijn klein dorp, Zichem, waar ik iedereen ken en waar iedereen mij kent, en waar ik de wereld van mijn jeugd en de oerkracht van mijn geboortegrond en van mijn volk terugvindt. En waar ik mij gelukkig voel. |