| |
| |
| |
Kunst en geest
Klein lexicon van de hedendaagse plastiek
Bijna honderd termen uit het jargon van de actuele kunst vinden hier een verklaring. De samenstellers waren verplicht de tekst zo beknopt mogelijk te maken. Daarom moesten sommige zaken (te) zeer vereenvoudigd worden. De geschiedkundige gegevens werden tot een minimum herleid. De bibliografische verantwoording, die voor elke termverklaring kan gegeven worden, is niet vermeld. Soms moest een keuze gedaan worden uit verscheidene gangbare betekenissen. Noodgedwongen vielen termen weg, waarvan sommigen de afwezigheid zullen betreuren. Men onthield zich van alle persoonlijke commentaar of beoordeling om zich tot een zakelijk exposé te beperken. Een vleugje speelsheid en ironie zou in vele dezer bepalingen ongetwijfeld welkom geweest zijn. o.m. om de dingen te relativeren. Tenslotte zou een illustratie in tal van gevallen heel wat pedante uitwijdingen en bedrieglijke prietpraat overbodig hebben gemaakt.
Toch zien de samenstellers alle op- en aanmerkingen vanwege gebruikers van dit werkinstrument dankbaar te gemoet. Het is trouwens niet onmogelijk, dat in een volgend nummer een aanvullend lexicon zal kunnen opgenomen worden.
A.S. W.V.d.B.
De elders in het lexicon verklaarde termen worden cursief in de tekst gedrukt.
| |
Accumulations / anhäufungen
Voorwerpen van gelijk welke aard of materie worden op elkaar gestapeld en kreëren een nieuwe situatie, deze van het kunstwerk. (Arman).
| |
Action painting / action sculpture
Amerikaanse abstracte richting met expression.-surrealistische inslag (Jackson Pollock, ± 1945; Max Ernst beweert er veel vroeger mee te zijn begonnen). Ongekontroleerde technieken (o.a. dripping: het laten vloeien van de verf op het doek). Sterk gestuele en spontane instelling, hevig en agressief.
‘Action sculpture’ werd o.a. beoefend door Arman in zijn ‘Colères’.
| |
Anti-kunst
Strekking waarvan Marcel Duchamp, na W.O. 1, het prototype was. Zij wil o.m. voorwerpen uit de realiteit isoleren, van hun functie ontdoen, om ze tot de rang van ‘werkelijkheid’ te verheffen, als ‘dingen’ of ‘objecten’. Na 1955 veel toegepast o.a. in de mekanische kunst, het nouveau réalisme, de objets-trouvés en de found images. Houdt ook verband met de Kunst-is-dood-theorie.
| |
Ars multiplicata / multiple
Vermenigvuldigde kunst, die bekomen wordt vooral door druktechnieken zoals zeefdruk (serigrafie); dezelfde zeven kunnen echter ook permutaties toelaten, waardoor varianten ontstaan. De oude druktechnieken als houtsnede en burijngravure worden eveneens gebruikt, alhoewel minder.
Objecten kunnen ook worden vermenigvuldigd, wat afhangt van de gebruikte materialen (vooral plastiekstoffen o.m polyester).
Het resultaat van dergelijke vermenigvuldigingsmethoden kan ‘multiple’ geheten worden.
| |
Autodestructive art
Kinetische kunsttechniek, waarbij het werk zichzelf vernietigt; bij het begin vooral als pacifistisch protest bedoeld (1960). Allerlei procédés zoals waterstofchloorzuur op nylondoek (G. Metzger), doorscheuren van papierschermen (Jap. Gutai-groep), vloeistoffen (H. Haacke), brandende lucifers op bewegende vlakken (Aubertin: tableaux-feu, reliefs de feu).
| |
Assemblage
Reeds gebruikte voorwerpen worden uit hun logisch verband getrokken en opnieuw verzameld tot het geheel van het kunstwerk. Een variante zijn de ‘multi-assemblages’ van Philips.
| |
Automatisme
Ontleend aan de surrealistische terminologie. Na 1945 zoeken Riopelle en andere abstracten eveneens bij het ontstaan van hun kunstwerk alle bewustzijnskontrole uit te schakelen; in tegenstelling tot de surrealisten betwijfelen zij of volstrekt automatisme bij de kunstenaar mogelijk is.
| |
Change-painting / cinetic constructions
Werken, welke door de toeschouwer vrij gemanipuleerd moeten worden, zodat kunst cybernetiek wordt (Roy Ascott). Iets dergelijks zijn de wijzigbare poliëders van J. Stein, de houten bollen van H. Weber, de metaalconstructies van K. Gernster, de ijzerdraaden papierkonstrukties van Vl. Kristl, de plastiekkonstrukties van B. Munari en F. Sobrino
| |
Chromo-cinetisme
Lichtende en tevens bewegende kunstwerken o.a van de Neue Tendenzen-groep (de Boxes van Vardanega, Martha Botho). Door allerlei technieken worden effekten bekomen als diffractie, refractie, interferentie, reflectie.
| |
Cinepainting / chronopainting
Luministische experimenten van Livinus (1960) van directe ‘beschildering’ van gevoelige film met kleurlicht; ontwierp een ‘Lumodynamische machine’. Soortgelijke procédés zijn de ‘Genese’-machine van H.W. Müller (draaiende schijven in plexiglas), het ‘menscamera’-systeem van Soriano (schilderen met de camera), het gebruik van fluorescerende tuben (Martial Raysse en vele Amerikanen).
| |
Cobra
Jorn (Kopenhagen), Alechinsky (Brussel) en Appel (Amsterdam), sloten in 1948 een vennootschap; hoofdzakelijk abstract-expressionistisch gericht wilden zij door volstrekte spontaneïteit het gevoel en de emotie in het doek uitdrukken. Een zekere vorm van humor is aanwezig.
| |
Collage / decollage
Knipsels uit tijdschriften, kranten, fotoalbums e.d. meer worden geordend en samengebracht op dezelfde drager. Op die manier worden verwarrende beelden uit de dagelijkse simultaneïteit van het leven gelijktijdig waargenomen, zoals elementen met betrekking op film en sport, titels uit kranten, stripverhaal, sex, moord enz. (Schwitters, Dada, Jasper Johns e.a.)
Bij ‘décollage’ worden integendeel de verschillende bestanddelen van de drager afgescheurd.
| |
Colorfield-painter
Algemene term voor schilders, die de kleur als vorm beschouwen en weergeven aan de hand van grote veelal ééntonige stukken.
| |
Combine-painting
Vreemde materialen en voorwerpen uit het dagelijkse leven worden opgenomen en verwerkt in het traditionele schilderij. (Rauschenberg, C. Oldenburg)
| |
Comic-strip-schilderij
Er wordt geen stripverhaal geschilderd, maar het stripverhaal of
| |
| |
delen ervan worden als object nageschilderd, zoals b.v. een landschap of stilleven. Het stripverhaal met zijn beeldformules wordt aldus het eigenlijke onderwerp, waarbij humor en ironie niet ontbreken. (Pop-Art, R. Lichtenstein)
| |
Concetto spaziale / ambienti spaziali
Naam door Lucio Fontana vanaf 1949 gegeven aan zijn werken, waarin het vlak van doek of papier letterlijk doorbroken wordt door gaten en messteken, om het te openen voor de ruimte; meestal monochroom en speels. In dezelfde geest ontwierp hij ‘ambienti spaziali’. Hij wil een kunst van synthese, een gansheidkunst (spazialismo).
| |
Elektronenmalerei / elektronische grafik
Uitgaande van abstracte filmbewegingsbeelden experimenteert K. Götz de mogelijkheden van elektronische beeldfenomenen (radar, TV, Ampex). De ‘elektronische Grafik’ maakt gebruik van oscillogrammen, lichtgolfgrafieken e.a. (H.W. Franke, Hübner)
| |
Environnement / ambiente / raum (umgebung)
Volgens de pionier van het environment, Allan Kaprow (New York 1958), is het een kunstvorm, die een ganse ruimte vult, welke de toeschouwer omgeeft en uit alle mogelijke materialen bestaat, inbegrepen klank, licht en geur; het ging uit van de collage, die erop gericht was alles wat is te accepteren in het kunstwerk. Ook de happening houdt ermede verband. Veelvuldig gebruik van spiegels.
| |
Frottages / durchreibungen
Papier wordt op een bepaald voorwerp gelegd; met grafiet of potlood wordt op het papier gewreven, zodat een doordruk van het voorwerp op het papier ontstaat. (M. Ernst)
| |
Futurisme / futuristisch dynamisme
Op 20 febr. 1909 verschijnt te Parijs (Figaro) het futuristisch manifest van de Ital. dichter F.Th. Marinetti. Naast artistieke beweringen was het vooral politiek geoogmerkt en op de eerste plaats agressief: tegen de musea, de bibliotheek, de academie, m.a.w. tegen de ganse verouderde kultuur en haar vertegenwoordigers.
Het ritme van het leven, de esthetica van de machine, wordt als doel gesteld: ‘een renwagen is schoner dan de Niké van Samothrace’. Schoonheid kan alleen gevonden in de strijd, een werk zonder agressiviteit kan geen kunstwerk zijn.
Een plastische weergave van deze ideeën bracht het verschijnen van het eerste futuristische schilderij, ondertekend door Carra, Boccioni, Russolo, Balla en Severini (11/2/1910). Het hoofdelement is er de beweging en de snelheid in die beweging aan de hand van krachtlijnen (futuristisch dynamisme).
Deze ideeën werden hernomen door Dada en vooral na 1950 verder ontwikkeld.
| |
Geste / art gestuel
Stroming die van het dramatische expressionistische gebaar (b.v. van de schildershand) de wezenheid (of tenminste het uitgangspunt) van de kunstschepping maakt. Toegepast na 1945 door vele abstracten (Hartung, Schneider, Mathieu, Soulages, Fontana, Action Painters).
| |
Grav
De Groupe de Recherche d'Art Visuel verenigde te Parijs J. Le Parc, Fr. Morellet, J. Stein, Yvaral (zoon van Vasarely), G. Rossi, Fr. Sobrino (1960). Zij willen wetenschappelijkheid bij de kunstschepping en zijn sterk polemisch (tegen chevaletkunst, traditionele artistieke waarden, tachisme, geniekultus e.d.). Zoeken vooral in Iuministische en kinetische richting naar nieuwe technieken.
| |
Groepsvorming
In heel de wereld na 1950 zeer veelvuldig: Usco (USA, G. Stern), Equipo 57 (Sp.), Gruppo T (Milaan; Boriani en Colombo), Gruppo N (Padua, Chiggio), GRAV, Zero (Düsseldorf; Mack, Piene, Uecker), Dvizjenie (USSR, Nusberg), Nul (Ned.), Gruppo 1 (Rome), Arte Madi (Arg.), Cobra (Dk, Ned., Belg.), MID, Nove Tendencije (int.), MAC (Mov. per l'arte concreta, Milaan, Munazi), Exat 51 (Zagreb), Arte Concreto (Arg.), Espace (Parijs, A. Bloc), Independent Group (Londen, bakermat Eng. Pop-art), Nieuw Rococco (Gent), Researchgroep (Hasselt) e.a. De aard en de complexiteit van bepaalde kunstopvattingen maakt dikwijls groepsvorming noodzakelijk.
| |
Halfmechanische technieken
Vele dergelijke niet-traditionele procédés dateren van het surrealisme, maar werden sedert 1945 hernomen en verder ontwikkeld: Collage, décollage, frottage, fumage, grattage, frappage, decalcomanie, cachetage, dripping, coudrage, fascinage, emballage. Telkens wordt iets dat reeds bestaat in het kunstwerk opgenomen.
| |
Happening
Kan worden beschouwd als een toneelstuk, waarbij iedereen vrij is mee te spelen. Het decor is er. De mens ageert spontaan zoals hij wil. Geen tema of doel wordt nagestreefd. Alleen de situatie die wordt gecreëerd is belangrijk. Met happenings werd begonnen te New York door Allan Kaprow e.a. Zij zijn aan de basis van de Environment-idee. Dikwijls om publicitaire redenen gebruikt of met de bedoeling te chokeren.
| |
Hard edge
Hard edge ontstaat wanneer monochrome kleurvlakken worden gescheiden door strenge lijnen. De ene kleur mag de andere niet domineren (Elsworth Kelly). De derde dimensie kan worden betrokken in deze vorm van expressie; dan zal b.v. de liggende vorm de staande niet mogen domineren (White Angle).
| |
Informele kunst
Naam gegeven door M. Tapié (Parijs, 1951) aan abstracte richting van Fautrier, Dubuffet, Michaux, Mathieu, Riopelle e.a. omstreeks 1945-55. Geconcentreerd op de niet-vorm, of beter de nog-niet-vorm, d.i. mogelijkheid en openheid voor verdere structurering. Soms heeft het een audelà-du-tachisme-karakter.
| |
Integratie der kunsten
Gedachte die reeds o.a. door het Bauhaus werd gehuldigd, maar sedert 1950 sterk beklemtoond wordt (Barb. Hepworth, M. Goeritz, B. Zerfuss, Hajek, Vasarely e.a.): architekt en beeldhouwer, maar ook schilder en zelfs musicus en dichter moeten nauw samenwerken om de stad van morgen te bouwen.
| |
Kinetische kunst
Allerlei voorlopers (rayonisme, orphisme, section d'or, suprematisme, neoplasticisme, futurisme, vorticisme e.a.), maar de term werd wrschl. voor het eerst gebruikt door de konstruktivisten Gabo en Moholy-Nagy circa 1920. Het betreft allerlei kunstwerken, die de beweging als beginsel hebben:
1) | werken met virtuele of schijnbare beweging (liggen halfweg tussen de traditionele statische bewegingsvoorstelling en het mobile). Het suggereren van beweging is hoofddoel, waarbij liefst nieuwe procédés aangewend worden, zoals doorzichtig materiaal, verrassende lijnen-, kleuren- en vlakkendispositie, kunstlicht. |
2) | reëel bewegende kunstwerken, hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk. Soms is de beweging voorzien en bepaald (machines), soms is zij toevallig en onvoorzienbaar (mobiles). |
Ideologisch beweert de kunstrichting heden aan te sluiten bij actuele fenomenen zoals: ontwikkeling van de wetenschappen en de wiskunde, vitalisme en teilhardisme, technologie, hedendaagse
| |
| |
muziek, film, ballet en toneel, estetiek van de autonome vorm e.a. Deze zouden de fantastische ontwikkeling van de kinetische kunst na 1950 verklaren, waarvan o.m. het Manifeste Jaune van Vasarely de aanzet was (1955).
| |
Kinetische struktuur
Op-art-procédé van Soto (1953): optische beweging, visuele vibratie, wordt bekomen o.m. door op houten achtergrond lagen plexiglas met spiraalinkervingen aan te brengen. Enigszins verwant met talrijke andere experimenten: vb. Yaacov Agam met zijn manipuleerbare ‘tableaux transformables’, polyfonische en métapolyfonische schilderijen enz.
| |
Kinevisuele kunst
Sedert 1962 (C. Belloli) veel gebruikte naam voor een kunstvorm gekenmerkt door: (a) nieuwe technieken en materialen (acrylglas, synthetische stoffen, mechanische aandrijving, cybernetiek, elektroniek enz.) (b) het nastreven van allerlei verrassende effekten vooral op het gebied van licht, kleur en beweging, (c) het beroep doen op de persoonlijke intelligentie, fantasie en/of manipulatie van de toeschouwer. Een deel van de Op-Art is kinevisuele kunst.
| |
Konkrete kunst
Max Bill ontwikkelde vooral na 1945 een vorm van abstractie die aansloot bij het ‘Manifest van de konkrete kunst’ van Th.v. Doesburg (1930). Hij wil kleur, ruimte, licht en beweging herleiden tot middelen om zuiver geestelijke creatieve concepties te konkretiseren, te visualiseren; kunst is vormgeworden gedachte en vermits het hedendaagse denken veelal matematisch is geworden moet dit ook vernieuwend werken op de kunst.
| |
Konstruktivisme
Veelal geometrisch abstracte richting, die te Moskou ontstond (1920, Realistisch manifest van Gabo en Pevsner); zij verwerpt de statistische kunst en wil o.m. door losse vormen en constructies in de ruimte de ritmische beweging weergeven.
Moholy-Nagy en Kemény ontwikkelden het tot dynamisch-konstruktivisme en experimenteerden om mens, materiaal, kracht en ruimte te verenigen. In het Bauhaus wordt het konstruktivisme nog meer kinetisch (Moholy-Nagy) en bereidt onmiddellijk het actueel kinetisme. In de konstruktivistische traditie plaatst men soms o.m. de architektonische kunst van Vasarely, het spatiodynamisme, de konkrete kunst, enz.
| |
Lumidyne / luminous picture
Systeem voor luministische kunstproductie van ruimtevaartgeleerde F.J. Malina, bestaande uit vaste lichtbronnen, bewegende elementen (rotors), een doorzichtige beschilderde plaat (stator) en een doorzichtig scherm: het Reflectodynesysteem is een variante. Hij integreert ook muziek in zijn licht-, kleur- en klanktaferelen (electropainting), die sterk kosmisch zijn.
Andere procédés zijn o.m. de ‘Luminous pictures’ van J. Healey (bewegende licht-kleurtaferelen, hetzij in kleinere dozen hetzij op grote vlakken) de ‘robot-schilderijen’ van Hoenich, de lichtende mobilen van Nino Calos, enz. Ook polarisatiefilters worden aangewend (o.a. Munari, Dantu, J. Stein).
| |
Luministische kunst
Aanwending van bij voorkeur kunstmatig en gekleurd licht als (hoofd)element van een kunstwerk (Kunstlichtkunst). Geïnspireerd door o.m. de kleurorgels (colour music), de film (vb. L. Survage, Rhythmes colorés, ca. 1913; F. Léger, Ballet mécanique) en de toneellichteffecten (Appia, Craig).
Eerste luministische experimenten reeds omstreeks 1920 in de VS (‘Lumina’ en ‘Clavilux’ van Thomas Wilfred), weldra gevolgd door lichtconcerten in Rusland en elders (Wl. Baranoff-Rossiné, R. Hausmann, László); ook experimenten in het Bauhaus te Weimar (Lichtsonate van L. Hirschfeld-Mack).
Sedert 1950 ontwikkelde zich het luminisme, dikwijls aansluitend bij de kinetische kunst, op grote schaal (o.m. door experimenten van de groepen Grav, Neue Tendenzen, T en N en vooral van Schöffer). De vooruitgang van de elektronika opende onmetelijke mogelijkheden.
| |
Lumino-dynamisme
Luministisch stelsel van Nic. Schöffer (ca. 1956) voor licht- en klankspektakels op scherm bij middel van doorschijnende elementen, die bewegen voor een of meer projectors. Aldus ontwerpt hij zijn ‘Musiscoop’ (kleurorgel met elektron. klavier voor visuele muziek), zijn spektakels ‘Formes et lumières’ (Luik 1961), zijn ‘telé-luminoscoop’ (voor ritm. bewegende TV- en filmdecors). Andere fazen van Schöffers ontwikkeling zijn het spatio-dynamisme en het chrono-dynamisme (integratie in de tijd van de constructie-elementen ruimte, beweging en licht).
| |
Lyrische abstractie
Aldus door G. Mathieu (1947) geheten sterk antigeometrische abstractie, gekenmerkt door vrije en spontane scheppingsdrift, zodat rechtstreeks de psyche van de kunstenaar in het werk groeit; daarom soms ook ‘psychologische abstractie’ genaamd. Staat dicht bij de Action painting.
| |
Machine / machinisme / mechanik
Reeds ca. 1913 hebben Picabia en Duchamp, deels aansluitend bij het futurisme, de machine opgehemeld als kern en hoofdbestanddeel van de moderne tijd, waarin ook kunst tot uiting komt, zo zij niet zelf kunst is; nagevolgd door F. Léger en Moholy-Nagy.
Meer en meer ging men de machine aanwenden om onvoorzienbare beweging in het kunstwerk te realiseren. Aldus: Br. Munari (1933, Machine inutili - 1938, Manifest van de kunst der machine - 1945, kinetische objecten met uurwerkmekanisme), Harriet Heiner (bewogen pingpongballen in ijzerdraadkonstruktie), R. Mortensen (elektr. bewogen groot doek met vier kooien levende witte muizen, 1944), Pol Bury (elektrisch bewogen ‘plans mobiles’ en ‘multiplans’), enz.
| |
Metaalconstructies / metaalplastiek
Thans veel gebruikt procédé. Het metaal zou de essentiële kenmerken van onze tijd bezitten: kracht, structuur, beweging, vooruitgang, vernieling, brutaliteit.
| |
Minimal art / abc-art / idiot art
In deze strekking overheerst de doosvorm (boxes) of de shaped canvas. Het uiterste minimum in de gebruikte middelen, zoals vorm en kleur, wordt nagestreefd en tot in het onzinnige herhaald. De Min.-Art-objecten worden vervelende coloristische herhalingen, maar door hun logge en grote formaten overweldigen zij de toeschouwer.
Het is werkelijke anti-kunst, want het ligt op de grens van het zinloze, het niet, het hinderlijke. Door de monotonie juist ontstaat echter iets mysterieus: het ding staat emotieloos in de weg, men moet erom heen en toch zit een ritmische poëzie in de repetitie van hetzelfde object. (Rob. Morris, Don. Judd, Excelsior Springs, Kenneth Noland, Frank Stella).
| |
Mobile
Tridimensionaal werk, waarin de onvoorzienbare natuurlijke beweging wordt aangewend veroorzaakt door lucht, warmte, water.
Het principe werd reeds in 1914-15 toegepast (Tatlin, hangende reliefs; wat later Rodchenko, Schwitters, Man Ray).
De naam werd door M. Duchamp gegeven aan de door de wind bewogen hangende elementen van Calder (1932), die talloze mobi- | |
| |
les uitwerkte uit allerlei materialen. De dadaïstische inspiratie verklaart het speelse karakter ervan. Vooral na W.O.2 werden veel mobiles gemaakt (Chadwick, Kenneth Martin, Rickey, Yvaral, Le Parc, Varnega, Anthoons, Morellet met o.a. zijn sphères-trames).
| |
Monochrome kunst
De éne kleur, die aan het werk gegeven wordt, is bedoeld als bevrijding uit de materiele wereld, als medium voor een nieuwe ruimte-ervaring los van de optische illusie, als herleiding van het werk tot zuivere kleur. (Ücker, Yves Klein, Mavignier, Holweck, P. Manzoni).
| |
Mythologie van het onbezielde
De façade van de dingen, bv. van een mooi meisje of een mooie bloem, krijgt enorm belang en wordt vereerd in haar onwezenlijke schoonheid. Alles wordt te schoon of te lelijk gemaakt, zodat de zaak onbezield wordt en steriel. Het heeft niets meer te maken met de werkelijkheid. Leven zonder adem! (M. Raysse).
| |
Nove tendencije / neue tendenzen / nouvelle tendance
Internationale nogal losse groepering van kunstenaars die vooral experimenteren op het gebied van de bewegingsillusie; zij zoeken ook door reductie tot het elementaire de vormen nieuw te structureren. Eerste tentoonst. te Zagreb (1961; M. Mestrovic). Er wordt vaak zowel op het licht als op de actieve instelling van de toeschouwer beroep gedaan.
| |
Nouveau realisme
Onder de naam ‘Nouveau Réalisme’ groepeert P. Restany in 1960 een groep kunstenaars, die vooral steunden op de wederontdekking van de principes van Dada en de ready-made's van Duchamp. Zij verzamelen afvalprodukten van de grootstad en van de massacivilisatie; affichewanden, samengeperste auto's (César), publicitaire slogans, konservedozen, plastieken flessen worden herbruikt in een ander verband: mummificatie van het gebruikte massaprodukt (Arman)! In 1961 eerste tentoonstelling in galerie J te Parijs.
De Pop-art kan deels worden beschouwd als een gevolg van deze beweging (Neo-dada, New Vulgarists, Common Object Painters, Triviaalkunst).
| |
Objet trouve / found image / junk-art
Voorwerpen, die gevonden worden, krijgen het karakter van kunstwerk naar het voorbeeld van de ready-made's van Duchamp. Dikwijls uiting van een hevige anti-kunst-instelling, wanneer de kunstenaar niet pretendeert kunst te scheppen. Ook sterk speels en humoristisch element (vb. Nevelson en de Amerikaanse Junk-Art, d.i. kunst der stadafvalprodukten).
‘Found images’ werden reeds in 1952 door Ed. Paolozzi te Londen geprojecteerd op de eerste samenkomst van de ‘Independent Group’, wieg van de Eng. Pop-art.
| |
Object dad'art / dadaisme
Door het vrijgeven van het onderbewustzijn, de droomwereld, wordt een nieuwe magische kracht verleend aan de dingervaring. De experimentele techniek van het toeval en het automatisme wordt hiertoe aangewend.
In 1919 wordt te Parijs een relatie gecreëerd met het internationaal dadaïsme met Duchamp, Arp, Ernst, Picabia.
‘Object dad'art’ kreeg evenals het dadaïsme, een nieuwe weerklank in de Pop Art.
| |
Op art / optical art / optische kunst
Deze kunstvorm doet vooral beroep op de zelfstandige werking van de ogen. Op-art irriteert doordat het oog sneller reageert dan door de hersenen kan worden geregistreerd. Er ontstaat aldus een verschuiving van de onderscheiden kleurvlakken, die a.h.w. uit het schilderij springen. De kleurvormen worden pas na enige tijd ontdekt en spelen de hoofdrol, niet de lineaire begrenzingen. (V. Vasarely, J. Albers).
Enkele uitlopers: de ornamentale op-art (Nic. Krushenick), de kinetische kunst (François Morellet), de Hard edge, de getal-en-letter-schilderijen van Rob. Indiana die tot de Pop-art behoren. Modern-style-elementen uit het begin van de 20o e. kregen in de Popart een nieuwe toepassing, terwijl typografie en andere artisanale kunsten sterk door de op-art werden beïnvloed.
| |
Open kunst
Een kunst die open staat voor de gebeurtenissen van het ganse leven (A. Kaprow, John Cage, Stockhausen). Dit leidt tot het samenspelen van alle kunsttakken, omdat het leven doortrokken is van beweging, klank en licht.
Men zegt dus ja aan het leven, zonder de chaos te willen ordenen: leven, natuur en gemeenschap zijn de kunst geworden.
| |
Photographisme
Procédé van Vasarely voor optische bewegingseffecten (ca. 1951); hij maakt photografische vergrotingen van kleine lineaire tekeningen op muurformaat, waarin de ‘vibration ondulatoire’ door juxtapositie van zwart en wit wordt nagestreefd.
Verscheidene kunstenaars wenden fotografische elementen aan, vooral in de Pop-art. (Warhol)
| |
Physichromie
Op-artexperimenten van Cruz-Diaz (1959). Zoekt interactie- en reflectie-effecten van de kleuren op basis van rood, groen en wit (reepjes karton of doorzichtig materiaal op regelmatige afstanden op een beschilderd vlak loodrecht aangebracht, evenwijdige tramen, mobiele tramen enz.).
| |
Plastisch kinetisme / plastisch kinematisme
Vasarely wil door tegengestelde perspektieven komen tot de illusie van beweging en duur, ruimtegevoel e.d. In deze visie wil hij de traditionele scheiding van schilder- en beeldhouwkunst vervangen door bi-, tri- en multidimensionale plastiek, die zelf geïntegreerd dient te worden in de architectuur.
| |
Pop-art / nieuwe figuratie
Men moet de Amerikaanse, Engelse en Europese Pop-art onderscheiden.
1) Amerikaanse pop: ontstond als reactie op de oververzadiging van de expressionistische abstractie waar de figuur zoek was geraakt.
Banale dingen worden uit hun logisch verband gerukt en krijgen directe zeggingskracht. Door manipulatie worden deze banaliteiten tot poësie verheven. (R. Rauschenberg, C. Oldenburg, Jim Dine, J. Johns).
2) Engelse pop: alle dingen uit het werkelijke leven in hun meest verscheiden verschijningsvormen worden als elementen opgenomen. In 1956 maakt R. Hamilton zijn collage ‘This is Tomorrow’, waar voor het eerst het woord pop in voorkomt. In 1957 gebruikt de Engelse kunstcriticus Lawrence Alloway het begrip Pop-Art als zodanig voor het eerst. Pop = slag, knal; of afkorting van ‘popular’ = volks, gemeenplaats, populair.
3) Europese pop: Er is weinig eigenlijke pop-art in Europa. Hier kunnen we eerder van Nieuwe Figuratie spreken; in 1959 door Hans Platscheck gelanceerd. Vooral in Duitsland blijft het beeldkarakter op de eerste plaats schilderkunstig, de inhoud overwegend litterair.
| |
Post-painterly abstraction
Schilderijen die het karakter van het handwerk hebben verloren. De emotionele bindingen met het kunstwerk worden verbroken
| |
| |
voor een koel registreren. Alleen de kleur blijft bestaan en wordt vorm, zonder konstruktief karakter. Geen afgewogenheid meer noch compositie. (Josef Albers).
| |
Poster / affiche
Kunstgenre dat reeds in de 19o eeuw sterk ontwikkeld werd (Toulouse-Lautrec) en omstreeks 1960 een nieuwe betekenis kreeg, in verband met o.m. de pop-art en de protestkunst.
| |
Ready-made
Het voorgefabriceerde ding wordt door de keuze van de mens geisoleerd en als zelfstandig wezen aangenomen. De harde werkelijkheid krijgt aldus een magisch karakter (Marcel Duchamp).
| |
Reflexions / liquid reflexions / chromoplastische atmosferen
Plastische constructies bestaande o.m. uit beschilderde reliefs, waarvan de weerkaatsingen op een wit vlak bewegen naargelang de wijzigende belichting en het standpunt van de toeschouwer (Tomasello).
Ermede verwant zijn o.m. de experimenten van Enzo Mari (Neue Tendenze), H.R. Demarco, Costa, M. Adrian e.a. (spatiale superstructuren, optisch-dynamische structuren e.a., soms met kunstbelichting of doorlichting). Velen steunen op psycho-physiologische fenomenen zoals het door Wertheimer ontdekte phi-fenomeen: bewegingsillusie veroorzaakt door twee vaste objecten of figuren van gelijke vorm, die als het ene snel door het andere vervangen wordt de indruk van beweging verwekken (vele modaliteiten). Belangrijk dus voor het bekomen van virtuele beweging.
| |
Reliefs métamécaniques
Jean Tinguely fabriceerde vrij humoristisch samengestelde machines, die dikwijls ook klank bezitten, soms groot en ingewikkeld, gebouwd met machineafval; soms autodestructief (machine happening). Dadaïstische inspiratie.
In dezelfde geest ongeveer construeert R. Müller zijn ‘Monsters’ en H. Kramer zijn spirituele ijzerdraadconstructies (bollen, kolonnen, pyramieden, met ingewerkte wielen, bellen e.d.).
| |
Situation
Groep Engelse abstracte kunstenaars, samengebracht door L. Alloway in 1960 te Londen. Beoefenden de hard-edge en verzetten zich tegen de Europese schilderkunst en voornamelijk tegen alles wat met natuur en landschap te maken heeft; het zijn grootstadsmensen. (Turnbull, Roby Denny, B. Cohen e.a.).
| |
Soft-edge
Kan als lyrische tegenhanger van de hard-edge beschouwd worden. Beide behoren tot de colorfield-painting: waar de strakke harde lijnen de kleurvlakken scheiden bij de hard-edge, domineren de golvende lijnen in de soft-edge (zoals in een handschrift). (Leon Polk Smith).
| |
Spatiodynamisme
Ca. 1948 construeert N. Schöffer veel konstruktivistisch geïnspireerde machines, waarin ruimte, licht, tijd, schaduwen, spiegels, klank een rol spelen; bestaande uit polychrome metalen en plastieksoorten en soms elektronisch bewogen (vb. de Cybernetische toren van Luik).
Zijn Anamorphosen zijn kleine machines met vervormende spiegels en bewegingen van verschillende snelheid.
Hij wil zijn sculpturen in het stadsbeeld doen opnemen en schrijft hen een psycho-therapeutische, metaphysische en zelfs religieuze rol toe.
Dergelijke experimenten deden ook o.a. von Graevenitz en Kosice (aanwending van bewogen water, lucht en licht).
| |
Tachisme
De term werd eerst pejoratief bedoeld (fr. tache: vlek) voor de abstracte stroming die omstreeks 1950 vorm wilde geven aan snelheid, spanning, energie. De beginfase van de creatie is hier automatisch in surrealistische zin en tevens gestueel (Mathieu, Riopelle, Ernst W. Nay, Bogard).
Verwant met het abstract neo-expressionisme en de action painting in de V.S.
| |
Tangible motion sculpture
Eenvoudige metalen konstrukties met motorisch steeds sneller vibrerende onderdelen, zodat een motion sculpture zich gaat aftekenen in de ruimte; de beweging wordt visueel ‘tangible’. Len Lye fabriceerde soms zeer visionaire werken in die richting en was door de filmkunst geïnspireerd (ca. 1957).
| |
Télépeinture / télésculpture
Op schilderij gevestigde metalen elementen of zelfstandige metaalkonstrukties worden door magneten bewogen en met mercurylampen blauwig verlicht, om de geheime natuurkrachten zichtbaar te maken. (Takis, 1959)
Boriani gebruikt ook magnetische kracht (draaiende schijven met magnetisch bewogen metaalstof).
| |
Zen
Japanse vertakking van het Boeddhisme, op meditatieve basis, waarin o.m. een eigen kalligrafische kunststijl zich ontwikkelde.
In deze geest werkten o.m. de Amerikanen Mark Tobey (White writing, 1935) en Morris Graves (Inner Eye Series, 1942). Ook elders werkte de Zen inspirerend, zoals de Zen-Gruppe in Duitsland met Julius Bissier.
| |
Zero / nul
De Duitse groep ‘Zero’ (1957, Düsseldorf) heeft als kernleden Mack (Lichtdynamos), Piene (Lichtkugeln) en Uecker (Nagelbilder). Kinetisch en luministisch werk, dat deels bij Pop en bij Op aansluit. Medewerkers waren ook de Waal P. Bury en de Zwitser Chr. Megert. In Nederland nagevolgd door de groep ‘Nul’ (H. Peeters, Schoonhoven, Armando), die het tijdschrift ‘Nul’ uitgaf (1961, in 1965 versmolten met ‘De Nieuwe Stijl’).
Dr. Albert Smeets en Drs. Willy Van den Bussche
|
|