Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 18
(1969)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 158]
| |
8 | |
[pagina 159]
| |
[pagina 160]
| |
8 Modern toneel in Mexico Toen Salvador Novo en Xavier Villarrutia in 1928 het Ulysse-theater stichtten, lag de bedoeling voor, de werken van het moderne Europese toneelrepertorium voor te stellen en te leren kennen aan het Mexicaans publiek. Andere kunstenaars, zoals José en Celestino Gorostiza, Roberto Montenegro en Julio Castellanos, sloten zich weldra hierbij aan en, hoewel deze beweging een zeer korte levensduur beschoren was, toch bleven de resultaten niet uit; ze had namelijk een weg gebaand voor andere, durvende vernieuwers. Met het doel het werk, aangevat door het Ulysse-theater, verder te zetten, organiseerde men, in commerciële uitbating, een toneelseizoen met moderne stukken. Op het programma stonden Luigi Pirandello, August Strindberg en Hendrik Ibsen, alsmede La Hoguera (De brandstapel) van María Luisa Ocampo. Later, in 1932, werd het ‘Oriëntatie’-toneel opgericht, dit voor het eerst met officiële steun. Deze groep kreeg de moeilijkste, langste en belangrijkste periode uit de vernieuwingsbeweging te doorworstelen. Hij betekent, althans volgens Antonio Magana Esquivel, de voornaamste stap, die de revolutionaire staat ooit gezet heeft ten bate van het toneel. Tijdens deze periode worden, tegelijk met werken van buitenlandse auteurs, ook eigen toneelstukken in première gebracht, zoals Parece mentira (Het lijkt op een leugen) van Xavier Villarrutia, La escuela del amor (De school van de liefde) van Celestino Gorostiza en Ifigenia cruel (De wrede Ifegenia) van Alfonso Reyes. Bekende toneelkunstenaars als Xavier Villarrutia, Julio Bracho en | |
[pagina 161]
| |
Rudolfo Usigli, hebben ook als regisseur naam gemaakt. Salvador Novo (1904), een scherpzinnig en geniaal dichter en schrijver, heeft ons verscheidene toneeiwerken geleverd, waardoor wij hem tot onze grote dramaturgen kunnen rekenen. La culta dama (De cultus van de vrouw) is een stuk, dat met delicate ironie de draak steekt met sommige modegrillen van onze hedendaagse vrouwtjes. In A ocho columnas (In acht kolommen) klaagt hij de corrupte sfeer aan, geschapen door sommige uitgevers van tijdschriften. Onlangs nog publiceerde hij La guerra de las gordas (De zonderlinge oorlog), gebaseerd op een Mexicaans thema. Salvador Novo hanteert zijn taal op een briljante wijze en bezit opmerkelijk veel gevoel voor humor - wat in de Mexicaanse literatuur zelden voorkomt; Novo is in dat opzicht echt een uitzondering, ook wat de Mexicaanse literatuur in haar geheel betreft. Xavier Villarrutia, die bekendheid verwierf als dichter, regisseur en criticus, is tevens ook auteur van verscheidene toneelstukken. Overigens kan hij een zeer evenwichtig schrijver genoemd worden, die zijn personages zeer precies tekent en daarbij vermijdt in emotionele overdrijving te vallen. Zijn voornaamste werken zijn: El yerro candente (De enorme vergissing, 1944), Invitación a la muerte (Uitnodiging tot de dood, 1947) en El pobre Barba Azul (De arme Blauwbaard, 1946). In een vroegere periode schreef hij ook nog meerdere eenakters, zoals Parece mentira (Het lijkt op een leugen, 1932) en Sea usted breve (Maak het kort, a.u.b., 1934). Rudolfo Usigli (1905) publiceerde, respectievelijk in 1932 en 1934, twee essays, nl. Mexico en el teatro (Mexico in het toneel) en Caminos del teatro en Mexico (De wegen van het toneel in Mexico). In deze werken schetst hij in zekere zin de toestanden, waarin de dramatische kunst zich op dat ogenblik bevond. Misschien is Usigli wel de auteur, die zich op de meest gewetensvolle wijze van zijn taak heeft gekweten. Zijn toneelstukken zijn diep doordrongen van het Mexicaanse leven en hierdoor is hij nauw met zijn land en volk verbonden. Werkelijk het vermelden waard zijn El gesticulador (De gebarenmaker), Corona de sombras (Een kroon van schaduwen), El niño y la niebla (Het kind en de nevel) en Corona de luz (De kroon van licht); dit laatste werd in 1965 voor het voetlicht gebracht. Zijn Teatro completo werd in 1963 en 1967 in twee delen gepubliceerd. Celestino Gorostiza (1904-1966) schreef een zeer goed stuk: El color de nuestra piel (Onze huidskleur, 1953). Jaren later verscheen een werk, gebaseerd op de ‘conquista’, de bezetting van Mexico, nl. La leña esta verde (Het hout is groen).
Uit de ‘Grupo Proa’ (De groep Streven), uit dewelke van 1942 tot 1947 nieuwe stuwkracht opwelde, treden verscheidene nieuwe auteurs naar voren, die van belang zijn voor de faam van onze dramatische kunsten. De voornaamsten zijn Luis G. Basurto en Wilberto Canton. Van de eerstgenoemde zijn de volgende succeswerken zeer goed bekend: Cada quien su vida (Ieder zijn eigen leven), Miércoles de Ceniza (Aswoensdag) en Con la frente en el polvo (Met het gezicht in het stof). Emilio Carballido (1925) wordt omwille van zijn evenwichtig werk als een van de ernstigste hedendaagse figuren beschouwd. Dit heeft hij vooral te danken aan stukken als Rosalba y Ios Ilaveros (Rosalba en de cipiers), Medea en El relojero de Córdoba (De uurwerkmaker van | |
[pagina 162]
| |
Córdoba). Met goed gevolg heeft hij zich ook aan de satire gewaagd; op fijne, doch zeer scherpe wijze neemt hij de politiek op de korrel in stukken als Silencio pollos pelones (Stilte, gij kale kappen!) en Yo tambien hablo de la rosa (Ook ik spreek over rozen). Sergio Magaña (1924) verwierf grote bekendheid met Los signos del zodiaco (De tekens van de dierenriem). De première hiervan had in 1951 plaats. Sedertdien heeft hij nog verscheidene werken geschreven. Federico S. Inclán (1910), een zeer vruchtbaar auteur, won in 1955 de Ruiz de Alarcon-prijs met zijn meesterwerk Hoy invita de la Güera (Heden nodigt Güera u uit). Wij moeten ook nog de volgende auteurs even vermelden: Rafael Solana, met werken in het lichtere genre, zoals Dubiera haber obispas (Er zouden vrouwelijke bisschoppen moeten zijn). Zijn jongste werk El dia del juicio (De dag des oordeels) is zeer fel besproken geworden. Humberto Robles Arenas kende zeer spoedig succes als auteur van Los desarraigados (De ontwortelden), een werk dat handelt over de Mexicanen in de Verenigde Staten. Antonio Gonzales Caballero specialiseert zich vooral in blijspelen en stukken met volkse onderwerpen en boekt hiermee duidelijk succes; één van zijn werken heet El medio pelo (Het gewone volk). Jorge Ibargüengoitia (1928), auteur van novellen en criticus, bezit veel gevoel voor fijne humor en behaalde reeds een internationale prijs. In zijn stuk El atentado (De aanslag) haalt hij op satirische wijze toestanden en personages uit de eerste jaren van de revolutie op het toneel. Hiermee bracht hij tevens een nieuwe historische dimensie in de kunst. Nadien nam hij ook de toestanden omstreeks het begin van onze onafhankelijkheidsoorlog (1810) onder de loep en herschiep deze in een levendige dialoog in La conspiración vandida (De verkochte samenzwering). Hector Mendoza (1932) bereikte een hoogtepunt met zijn werk Las cosas simples (De eenvoudige dingen), dat voor het eerst werd opgevoerd in een café van Mexico City. Hij behandelt, in een ongekunstelde taal, de problemen, waarmee de stadsjeugd dagelijks te maken heeft. Jammer genoeg is er sedert dit beloftenvolle werk niets belangrijks meer op zijn repertoire gekomen. Luisa Josefina Hernández is samen met Rosario Castellanos een van onze beste vrouwelijke auteurs. In 1959 werd haar Los huespedes reales (De koninklijke gasten) voor het voetlicht gebracht. Zij behandelt haar onderwerp en haar personages met grote soberheid. Van latere datum (1962) zijn Historia de un anillo (De geschiedenis van een ring) en Escándalo en Puerto Santo (Schandaal in Puerto Santo); deze stukken breken met hun nieuwe uitdrukkingsvormen door de conformistische muur en belanden in het critisch-didactisch toneel. Aan Hector Azar (1930) heeft het studententoneel in Mexico enorm veel te danken. Hij is er de belangrijkste animator van. Na enkele minder befaamde werken, lukte hij met Olimpica een prachtige sfeerschepping van sommige aspecten uit het grootstadsleven.
Wij kunnen besluiten met te zeggen, dat op het gebied van de toneelkunst een berg werk werd geleverd, én door de publieke organismen, én door de privé sector. Deze verwezenlijkingen staan ongetwijfeld op een hoog peil en waarborgen een nog grotere bloei en een nog stevigere uitbouw van onze dramatische kunsten. | |
[pagina 163]
| |
Enkele notities over de hedendaagse Mexicaanse beeldhouwkunstDe traditie van de beeldhouwkunst in Mexico gaat terug tot het prekoloniaal tijdvak. Ze hield stand tijdens de kolonisatie, raakte in de negentiende eeuw in verval, maar stond met de revolutie (1910) opnieuw op.
De énige figuur uit de vorige eeuw, die werkelijk het vermelden waard is, is Jesús F. Contreras (1866-1902). Hij maakte talrijke werken, gewijd aan de herinnering aan de nationale helden. In zijn laatste periode scheen hij zich van het academische te willen losmaken.
In 1927 werd, onder de leiding van Guillermo Ruiz, de school voor beeldhouwkunst opgericht. Ruiz heeft verscheidene monumentale werken op zijn actief en mag beschouwd worden als een mijlpaal in de vernieuwing van de Mexicaanse beeldhouwkunst.
Een andere wegbereider, maar dan in de abstracte richting, is German Cueto (1893). Zijn werk wordt naar waarde geschat, evenals dat van Ignacio Asúnsolo (1890-1967), Juan Olaguibel (1897) en Lorenzo Alvarado, die monumentale sculpturen verwezenlijkten.
Waldemar Sjolander en Mathias Goeritz zijn buitenlanders, maar voelen zich in hun tweede vaderland, Mexico, uitstekend thuis. De eerstgenoemde blijft binnen de perken van de meer traditionele stijl, terwijl de andere het meer moet hebben van een mystieke kijk op het leven en de dingen.
Pedro Cervantes, die ook nog schilder is, staat dicht bij de abstracten. Hij streeft ernaar zich uit te drukken in een begrijpbare taal.
Andere interessante richtingen zijn deze, gevolgd door Helen Escobedo en Angela Gurria. Zij trachten het maximum te halen uit het werkmateriaal zelf, in vormen, onafhankelijk van de behandelde thematiek.
Augusto Escobedo daarentegen streeft ernaar om zijn werk in de omgevende ruimte te integreren en schept aldus een wereld van vormevenwichten.
Het past hier eveneens het beeldhouwwerk te vermelden van enkele schilders van de nieuwe generatie en vooral dat van Manuel Felguérez en Francisco Icaza.
Naar aanleiding van de 19de Olympische Spelen vergaderde in 1968 te Mexico een belangrijke groep beeldhouwers uit verscheidene landen. Deze kunstenaars verwezenlijkten een reeks monumentale sculpturen, die samen opgesteld staan aan een van de belangrijkste lanen van Mexico City en die bekend zijn onder de naam La Ruta de la Amistad (De weg van de vriendschap). | |
[pagina 164]
| |
Schetsen uit Apaculpo en Taxco Etienne Le Compte
|
|