betekenis geven aan de kleur, met de aan Mexico eigen schakeringen, die men terug kan vinden in het landschap, in het gebruik der kleuren door het volk en zelfs in de klonterige structuur van de Mexicaanse aarde. Op die wijze ontstond de vrije en informele compositie.
Hierdoor kwam in 1962 een groep schilders tot stand, die hun techniek volledig beheersten. Ze waren eerder voorstanders van het poëtisch aspect van het kunstwerk en beïnvloedden dermate de kritiek, dat deze eveneens dezelfde poëtisch-subjectieve taal ging gebruiken om de schilderkunst te verklaren. De voorkeur ging naar het symbolisme. Fantasie en verbeelding wezen op een fetischistische houding.
Gebruikte materie, symbolische inhoud en droomstructuren kondigden een even radicaal mysticisme aan als toentertijd bij de sociale schilderkunst van Sequeiros of Rivera het geval was. Het debuut van de meest representatieve schilders kan men hier terugvinden.
De esthetica van het ‘crisis-offer’ vond haar uitdrukking in Fernando Garcia Ponce. De Oosterse vormen van primitieve en kindertekeningen, zo magistraal aangewend door Klee of Miró, waren het vertrekpunt voor Arnaldo Coen. Het werk van de Chileense schilder Roberto Matte was de eerste inspiratiebron van Manuel Felquerez, dat van Jasper Johns beïnvloedde uitdrukkelijk de beginnende Vicente Rojo en deze op zijn beurt zijn volgeling Antonio Pelaez.
Naarmate ze zich ontwikkelden, groeide echter de persoonlijkheid steeds duidelijker in het werk van al deze kunstenaars. Maar het is wel belangrijk te vermelden, dat ze in uiterst moeilijke omstandigheden werken. Indien men wil oordelen, moet men noodzakelijkerwijze de voorwaarden, waaronder de Mexicaanse schilderkunst leeft, onder de loep nemen. De schilderwerken zelf vertellen vaak veel over de algemene toestand van het land: Mexico heeft nog steeds een lager economisch peil dan de reeds geïndustrialiseerde landen. De onontbeerlijke culturele infrastructuur ter verspreiding en bevordering van de plastische kunsten bevindt zich in het beginstadium. De scholen, waaraan de toekomstige kunstenaars hun elementaire opleiding krijgen, bestaan niet. Evenmin bezitten we in Mexico musea met belangrijke kunstwerken uit de rest van de wereld, die als voorbeeld kunnen dienen.
Wanneer deze tekorten goedgemaakt zullen zijn, zal men beter de inspanningen begrijpen, die de Mexicaanse kunstenaars zich nu getroosten. Momenteel is de Mexicaanse artist gedoemd tot wachten en predikt nog in de woestijn. Het is duidelijk dat, gezien de omstandigheden, de schilder zich te onzent alleen kan laten leiden door zijn intuïtie en dat hij zich verschanst achter zijn persoonlijke ideeën omtrent de eenheid van de Mexicaanse schilderkunst. Dit geheel van omstandigheden is eerder een basisprobleem dan een resultante. Toch zijn kunstenaars als Vicente Rojo, Arnaldo Coen, Ehrenberg en Luis Lopez Loza erin geslaagd een oeuvre op te bouwen, waarvan de fundamenten zijn: poëzie en persoonlijkheid. De bezieling, waarmee zowel de grote frescoschilders als de nieuwe, oprechte schilders hun werk aangeboden hebben aan de Mexicaanse maatschappij, belooft een generatie van zelfbewuste artisten; zij zullen in staat zijn de waarachtige eenheid te verwezenlijken, die nieuwe kracht zal putten uit het samengaan van vormbeheersing en inhoud.