Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 18
(1969)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het wetenschappelijk onderzoek van Bruegels oeuvre
De grote vissen eten de kleine
Zestig jaar zijn verlopen sinds het verschijnen van de eerste grondige Bruegel-studie. Ingebonden is dit werk van René Van Bastelaer en Georges Hulin de LooGa naar eindnoot1, dat tussen 1904 en 1907 in afleveringen van de pers kwam, een foliant die men slechts met beide handen kan verplaatsen. Zijn gewicht en het ontbreken van een register maken het raadplegen moeilijk. De overzichtelijkheid van deze studie is niet voorbeeldig en er is wel een en ander aan te merken op sommige vertalingen die blijk geven van een onvoldoende kennis van het Nederlands. Dat de catalogi dienden gecorrigeerd en aangevuldGa naar eindnoot2 is normaal. Maar men moet erkennen dat deze monumentale bijdrage, na zestig jaar, nog altijd onmisbaar is. De verdiensten van deze studie worden pas duidelijk wanneer men bedenkt dat destijds nog bitter weinig over Bruegel was gepubli- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ceerd en dat het fotografisch materiaal lang niet zo overvloedig beschikbaar was als nu. Alles bij elkaar genomen hebben de publikaties die sindsdien verschenen - met uitzondering voor wat de tekeningen betreftGa naar eindnoot2 - niet zo heel veel nieuw materiaal bijgebracht: slechts een paar documentenGa naar eindnoot3, enkele opgespoorde werkenGa naar eindnoot4 en een verruimd inzicht in Bruegel's stijlGa naar eindnoot5. Over de menigvuldige interpretaties van Bruegel's ware bedoelingen en toespelingenGa naar eindnoot6 zullen de meningen uiteraard verdeeld zijn. De zojuist genoemde pogingen hebben de Boerenbruegel-image in de vakliteratuur uitgewist, maar het heeft er alle schijn van dat ze een oude vertekening tegen een nieuwe (maar minder populaire) hebben omgewisseld. Wil men het oeuvre van een groot meester bestuderen dan stuit men dadelijk op een zó omvangrijke bibliografie dat men geneigd is van zijn voornemen af te zien. Is het inderdaad zo dat over de topfiguren uit de kunstgeschiedenis alles gezegd en geschreven is? Het ware overdreven te beweren dat ongeveer alles te herdoen is. Laten we zeggen dat heel wat problemen eerst nu op een minder subjectieve basis kunnen worden onderzocht en dat derhalve ontzettend veel te herzien is, althans indien men bereid is afstand te doen van enkele hardnekkige vooroordelen en sommige verouderde standpuntenGa naar eindnoot7. Het geval Bruegel is wel een treffend voorbeeld. Er is veel over geschreven en er blijft verbazend veel onopgehelderd. We hebben ons tot doel gesteld in onderhavig artikel even na te gaan hoe en volgens welke werkmethodes de Bruegelvorsing zou kunnen bevorderd worden. Deze bijdrage kan uiteraard niet veel méér zijn dan een suggestie welke we aan de vakgenoten ter overweging mededelen. De archivalia over Bruegel zijn, zoals eenieder weet, schaars. Het is niet uitgesloten dat tot dusver onbekende documenten Bruegel's levensloop, zijn relaties met andere kunstenaars en zijn activiteit iets duidelijker komen tekenen, maar de vooruitzichten dienaangaande zijn niet erg hoopgevend. Bruegel heeft blijkbaar weinig gewerkt in opdracht van openbare instellingen, zodat het weinig waarschijnlijk is dat uit de archieffondsen ooit nog veel belangrijke gegevens worden opgediept. Daar de hoop op een behoorlijke oogst klein is, hoeft men niet te verwachten dat een suggestie tot systematische opzoekingen met veel enthousiasme zou worden begroet. Men kan dus alleen maar hopen dat de oplettendheid van de archiefonderzoekers de Bruegel-archivalia met een of andere toevallige vondst komen verrijken, zoals nog niet zo lang geleden gebeurdeGa naar eindnoot8. In principe moet er veel meer te halen zijn uit een ruim opgevat historisch onderzoek naar het verband tussen Bruegel's werk en de eigentijdse literatuur. De Rederijkersliteratuur - inzonderheid het Rederijkerstoneel - verdienen hier zeker een diepgaande studieGa naar eindnoot9. Een paar van Bruegel's onderwerpen, denken we bvb aan De Laster, naar ApellesGa naar eindnoot10 en Ourson en ValentijnGa naar eindnoot11 passen zo weinig in het Brabants-Vlaams kader van zijn oeuvre dat men geneigd is te vermoeden dat hij bij gelegenheid ook wel aan vreemde bronnen putte. Dit alles zou voorzeker een tijdrovende en niet te onderschatten opgave uitmaken, maar men mag veronderstellen dat de moeite niet vergeefs zou zijn. Het is alleen langs de weg uitgestippeld door een uiterst gestrenge historische kritiek, dat er kans bestaat meer inzicht te krijgen in de geest en de ware bedoelingen van Bruegel's oeuvreGa naar eindnoot12. Bruegel is gewis dubbelzinnig. Althans zo komt hij ons voor aan ons, mensen van de 20ste eeuw. Men kan eindeloos redetwisten over de fundamentele vraag of en in hoever het verleden toegankelijk en te ‘begrijpen’ is. Laten we deze uiteraard zeer omslachtige kwestie terzijde. Het is ten slotte interessanter zich te concentreren op een uitgelezen concreet geval zoals Bruegel er ongetwijfeld een is. Zonder ‘hineininterpretieren’ pogen te achterhalen hoe Bruegel's oeuvre door zijn tijdgenoten begrepen werd en nagaan of hij inderdaad een geniaal denker is geweest die de barrières van zijn eigen tijd (bewust) wilde doorbreken, ziedaar een vervoerende maar ook ontzaglijk moeilijke taak voor hen die aan kunstwetenschap willen doen. Aan het succes en aan het falen van een dergelijke studie kan men - beter dan door welkdanige principiële discussie - ervaren wat de wezenlijke mogelijkheden zijn van het wetenschappelijk historisch onderzoek en waar zijn grenzen liggenGa naar eindnoot13. Dat een Friedländer en een Hulin de Loo met stijlkritiek merkwaardige resultaten bereikt hebben, hoeft wel niet te worden betoogd. Maar het geval Bruegel is welhaast een schoolvoorbeeld om de beperktheid van de stijlkritische methodes te illustreren. Vrij veel werken van Bruegel zijn gesigneerd en gedateerd, maar de rangschikking van de niet gedateerde stukken verschilt van auteur tot auteur. Enkele niet gesigneerde schilderijen worden door sommigen tot Bruegel's oeuvre gerekend en door anderen weer van de catalogus geschrapt. De gehele reeks schetsen ‘nart het leven’ wordt uitsluitend op stijlkritische gronden gerangschikt. Het falen van de stijlkritiek is in onderhavig geval wel zeer treffend, vooral omdat de gesigneerde en gedateerde stukken de evolutie als een hier en daar onderbroken booglijn tekenen waarin men, door stijlvergelijking, de niet gedateerde stukken, als fragmenten van een legpuzzle, slechts hoeft in te passen. Wetenschappelijke methodiek veronderstelt meteen kritiek op de gebruikte methoden zelf. De tekortkomingen, eventueel het falen van een methode erkennen, is geenszins een volledige verwerping of een veroordeling van die werkwijze. Onder wetenschappelijk onderzoek van kunstwerken verstaan we het aanwenden van alle beschikbare analytische methodes die de verschillende disciplines te bieden hebben en, vervolgens, de synthese van de bekomen resultatenGa naar eindnoot14, waarbij men er zich voor wacht - zowel in het stadium van de analyse als in het stadium van de synthese - argumenten te zoeken die vooropgezette stellingen moeten bewijzenGa naar eindnoot15. Indien de traditioneel gebruikte onderzoekingsmethodes geen antwoord brengen op sommige vragen, dan dient men na te gaan in hoever andere disciplines behulpzaam kunnen zijn. Het ware gewis verkeerd te verwachten dat het laboratoriumonderzoek noodzakelijkerwijs uitkomst brengt. Het laboratorium is geen orakel. Om alle misverstand uit de weg te ruimen voegen we er aan toe dat de methodes en de resultaten van het laboratoriumonderzoek, zo mogelijk, aan een nog strengere kritiek moeten worden onderworpen dan deze van het gebruikelijk (kunst)-historisch - stijlkritisch - esthetisch onderzoek. Eenieder weet dat bij deze zojuist geciteerde methodiek de subjectiviteit een rol speelt. De natuurwetenschappelijke methodes daarentegen worden o.i. te lichtvaardig voor ‘exact’ of ‘onfeilbaar’ gehouden. Anders uitgedrukt: indien de laboratoriumonderzoeker zijn ‘objectieve’ methodes met subjectiviteit hanteertGa naar eindnoot16, dan heeft zijn foutieve redenering veel zwaardere gevolgen. Ze is immers niet zo dadelijk als dwaalweg te erkennen. Op grond van het gezag dat de natuurwetenschappen genieten zal ze zelfs onmiddellijk als verworven inzicht ingang vinden. Zo kan het in principe gebeuren dat een kunstwetenschappelijk probleem door het aanwenden van natuurwetenschappelijke methodes - o ironie - twintig of dertig jaar wordt geblokkeerd. Ziehier dan een programmaschets van algemeen fysisch onderzoek, toepasselijk op Bruegel's oeuvreGa naar eindnoot17. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Twee rabbijnen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit werk moet worden gezien als de illustratie van de absurditeit van deze wereld, aan de hand van door mensen uitgevoerde gekheden. Dit wordt symbolisch verduidelijkt door de zich links bevindende bol met kruis, de omgekeerde wereld voorstellende.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als mogelijke resultaten van het systematisch fysisch onderzoek van Bruegel's oeuvre mag men verwachten: 1. een correctie van de catalogiGa naar eindnoot34; 2. eventueel, opheldering van onzekere lezingenGa naar eindnoot35; 3. correctie en aanvulling van de chronologie; 4. een diepere kennis van Bruegel's teken- en schildertechniek, meteen een beter inzicht in het scheppingsproces; 5. een meer soliede basis voor de studie van replieken en kopieën uitgevoerd door een andere hand; 6. detectie van vervalsingen en apocriefe signaturen; 7. meer inzicht in de kwestie of de opschriften, die voorkomen op de tekeningen, al dan niet als eigenhandig mogen worden beschouwd; 8. ontcijfering van de eigenhandige kleurnotitiesGa naar eindnoot36 op de schetsen ‘nart het leven’; 9. eventueel, materiële evidentie die er op wijst dat bepaalde werken tot eenzelfde reeks behoren. Het laboratoriumonderzoek van Bruegel's oeuvre zoals hierboven beschreven zou, zowel voor de tekeningen als voor de schilderijen kunnen uitgroeien tot een modelonderzoek. Zowel in het éne als in het andere geval zouden de onderzoekers a.h.w. een gedroomd onderwerp in handen hebben.
Is een dergelijke studie van een oeuvre dat over diverse verzamelingen vespreid is, praktisch realiseerbaar? Wij zijn ervan overtuigd dat de meeste musea en verzamelaars aan een ernstig researchprogramma hun medewerking zouden verlenen. Men hoede zich evenwel voor een al te groot optimisme. Het is niet uitgesloten dat in enkele uitzonderingsgevallen medewerking aan een dergelijk programma zou geweigerd worden. Maar is dit wel een reden om van de opzet af te zien? Bruegel's afsterven vier eeuwen geleden zal niet worden herdacht met een tentoonstelling die zijn werken samenbrengt. Wenen was de enige plaats die het initiatief had kunnen nemen. De confrontatie ware vanzelfsprekend een uniek festijn geweest. Indien het niet gebeurde, we kunnen het, alle overwegingen in acht genomen, toch niet helemaal betreuren. Hoe interessant dergelijke shows voor de kunstwetenschap ook mogen wezen, toch moet men voorrang verlenen aan andere consideraties: in de eerste plaats de veiligheid van een zo precieus patrimonium als Bruegel's oeuvre. Het is wellicht nutteloos het andermaal te onderstrepenGa naar eindnoot37, maar op grond van professionele overwegingen moeten we nadrukkelijk waarschuwen tegen het uitlenen van oude schilderijen uit de topklasse, zeker wanneer het gaat om panelen. Men late ze met rust. Ook met alle mogelijke zorgen omringd, gaan ze nog vlug genoeg ten onder. Een tentoonstelling op het thema van het wetenschappelijk onderzoek van Bruegel's oeuvre had ons land in 1969 wel mogen brengen. Ze is realiseerbaar en we zijn er voor uitgerust. Men had ze zodanig kunnen opvatten dat ze ook voor de gewone kunstliefhebber aantrekkelijk is. Het zou een innovatie geweest zijn die, méér dan welkdanige andere manifestatie, Bruegel's afsterven op waardige wijze zou herdacht hebben. Laten we hopen dat het plan in overweging wordt genomen voor volgend jaar, na het verschijnen van de te verwachten publikaties. Indien het om één of andere reden niet kan of niet mag, dan kunnen we slechts hopen dat een dergelijk project op de agenda wordt geplaatst voor het jaar 2069. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
R.-H. Marijnissen |
|