Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 16
(1967)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermdOsborne / Wesker / protest in EngelandIn 1966, bij het verschijnen van Osbornes nieuwe stuk ‘A Bond Honoured’, vroeg men zich af wat er na tien jaar van Jimmy Porter geworden was, de held van ‘Look Back in Anger’, het stuk dat de doorbraak van ‘the new drama’ in het Britse toneel forceerde. De produktie van het stuk en de heroïsche interpretatie van de hoofdfiguur hadden Jimmy Porter doen uitgroeien tot ‘the saintlike witness to right values in a world gone wrong, the mouthpiece of protest for a dissatisfied generation.’Ga naar eind1 Deze generatie, die in de ‘Fifties’ tot volwassenheid was gekomen en waarvan de meesten links gericht zijn, voelde zich ontgoocheld en gefrustreerd, angstig en onmachtig; ontgoocheld over het zich niet doorzetten van het Britse socialisme en het succes van de ‘shiny barbarism’, dit wil zeggen, de vulgaire massacultuur, voor hen een voorwerp van spot; gefrustreerd omdat de kansen die de Welfare State bood slechts waterkansen bleken te zijn en de macht van ‘the Establishment’ (Kerk en Staat) nog even groot was; angstig wegens de dreigingen van de koude oorlog en de kernwapens; en onmachtig en als dusdanig ook boos geprikkeld wegens het niet aankunnen van die problemen met daarbij een groeiend gevoel van verlies van vrijheid en identiteit. Bovenal was er ook een groot scepticisme, een sterk wantrouwen, het schuwen van organisatie en in het algemeen het zich niet willen binden aan een partij, groep of instelling. En nochtans, hoezeer ze ook de toekomst wantrouwde, verlangde deze generatie naar positieve waarden. ‘A Bond Honoured’ beleefde de eerste voorstelling in ‘The National Theatre’, Londen op 6 juni 1966. Het stuk is een bewerking - op suggestie van Kenneth TynanGa naar eind2 - van Lope de Vega's ‘La Fianza Satisfecha’. Osborne toont ons nogmaals Jimmy Porter, maar deze keer in de gedaante van een aristocraat van de Spaanse Gouden Eeuw, wiens uitdaging aan de gemeenschap niets anders is dan een uitdaging aan God, ‘the Establishment behind all Establishments.’ Uitlatingen tegen de Kerk en de godsdienst vindt men trouwens doorheen heel het werk van Osborne, waarin hij elke uitwendige en uiterlijke vorm van godsdienst verwerpt, zonder daarom godloochenaar te zijn.Ga naar eind3 Leonido, zo heet de held van ‘A Bond Honoured’ is een persoon met een negatieve obsessie. Van in het begin tracht hij onvermoeibaar alle aanvaarde sociale en goddienstige normen te vernietigen. Hij viert zijn woede bot op twee verschillende gemeenschappen. Van de Siciliaans Christelijke, waarin hij is opgevoed, zegt hij: ‘This is an island of over-protected people. The range of possibilities in living here shrinks with every year...’Ga naar eind4, of nog wanneer hij tot zijn dienaar Tizon roept als hij op het punt staat met de Moorse koning Berlebeyo naar Tunis te vertrekken: ‘Go and tell my father this - I renounce his blood. Also his God, his law, the baptisf and the sacraments, oh yes, and the Passion and Death. I think I shall follow Mahomet.’Ga naar eind5 Van de Tunesisch Mohammedaanse, waarin hij dus als volwassene wordt overgeplaatst, zegt hij: ‘They are the mercenaries of Allah. They are all cut throats, and stall holders with prayers on their lips and all the time graft at their elbow.’Ga naar eind6 Opzettelijk provoceert Leonida de vijandigheid van de hem omringende gemeenschap. Hij is een wanhopig man, alleen, op zoek naar zijn individuele vrijheid en zjn eigen identiteit zonder dewelke hij met zichzelf en de wereld geen vrede kan sluiten. Hij negeert elke morele wet, toont zich aggressief en gewelddadig zelfs tegenover zijn eigen vader en zuster die tegelijk zijn dochter is... ‘I don't know what virtue is. Can you tell me? I have never had any myself and I never observed any in others either...’ ‘Well - there's more mettle in painful pleasure even than, than the restraints of over-protected and feeble men like them (= zijn vader en zijn toekomstige schoonbroer die hij beiden haat) ...Good and evil are men's opinions of themselves.’Ga naar eind7 Kortom, hij doet al het mogelijke om God te tarten. Leonido's vader begrijpt hem niet en verwijt hem: ‘In my time it was all war and uncertainty. Now everything is easy come by and you and those like you hang about sniffing blood ungratefully and harrying everyone and everything in your rancorousness.’Ga naar eind8 Op het einde van het stuk loopt Leonido verward als een gek in Tunis rond. Hij kijkt in zichzelf en voelt dat de tijd gekomen is om zijn schuld te vereffenen. Vertwijfeld roept hij uit: ‘I delight in the law of God after the inward man. But I see another law in my members, warring against the law of my mind, and bringing me into captivity... Which of my members? Who shall deliver me?’Ga naar eind9 Een herder verschijnt, die zegt dat Leonido met zijn leven moet betalen. | |
[pagina 387]
| |
boven: John Osborne. Cliché Lannoo.
onder: De toneelschrijver Arnold Wasker, vóór hij in december 1960 de ‘Nuclear Tax Declaration’ ging afleveren op de Treasury te Londen.
Hij geeft Leonido een zak waarin een doornenkroon steekt, een met bloed bevlekte tuniek, een koord en een kruis (= emblemen van het lijden van Christus - dit doet veronderstellen dat in De Vega's oorspronkelijk stuk de held de verpersoonlijking was van de vurige Renaissance-individualist, die de God der Christenen verloochent, maar op het nippertje teruggebracht wordt tot het Christendom en zijn straf nederig aanvaardt). De Moorse koning laat Leonido gevangen nemen: ‘A bad Christian was never a good Moor... The man who jeers at this three-for-one in God will gob in Mahomet's eye for sixpence’.Ga naar eind10 Leonido legt in het openbaar zijn schuldbekentenis af, uitroepend tot zijn vader: ‘We live in troubled times, an age without faith, the young go their sweet wild etcetera ways. You cannot understand?’Ga naar eind11 Hij sterft gekruisigd aan een boom. Het einde is eerder verward. Osborne zegt niet of Leonido terug het Christendom aanvaardt na een leven van opzettelijke immoraliteit. Hij zegt ook niet of Leonido zichzelf verwezenlijkt. Hij verschaft ons geen uitleg, noch rationeel, noch imaginatief over ‘the bond the hero is honouring’. Leonido's gedrag herleidt zich tot een lange aanval en uitval op het metafysisch geloof. Vele critici weten met het stuk geen raad. ‘Damn you Father! Damn you Establishment! Damn you God!’ is de zin van Leonido's protest. Ik wil door u gekruisigd worden om er zeker van te zijn dat ge eeuwig ongelijk hebt... Osborne is echter een schrijver die zich politiek niet engageert. Hij noemt zich wel een socialist maar weigert in zijn werk positie te kiezen. Ook zegt hij dat het hem als dramaturg niet toekomt te proberen de kunsten in het algemeen, en het toneel in het bijzonder, tot de ruimere volkslagen te brengen. Het contact met de arbeidersstand of de lagere middenstand in Engeland, zo beweert hij, is moeilijk, omdat ze blijven verankerd zitten in de idealen van de ‘ruling class’, zoals ‘restraint, good taste and healthy caution’. Maar voor de jongere boze socialisten of socialistisch denkenden volstaat zulks natuurlijk niet. In de eerste plaats denken we dan hier aan Arnold Wesker (o 1932, Londen East End) wiens stuk ‘Their Very Own and Golden City’ in dezelfde zomer van 1966 te Londen werd opgevoerd en ‘A Bond Honoured’ wat betreft ‘Zeitgeist’ wonderwel aanvult. In wezen hebben Osborne en Wesker slechts twee dingen gemeen: ze zijn ontevreden met de huidige stand van zaken en ze hebben een heilige afkeer van de kernwapenen. Voor de rest is Weskers werk politiek geïnspireerd op socialistische grondslag. Hijzelf heeft zich tot doel gesteld de kunst bij de massa te brengen en haar kunstzin te bevorderen, en zowat overal in het land kunstkringen te openen voor de werkman en zijn familie.Ga naar eind12 De held uit ‘Their Very Own and Golden City’, een stuk gebouwd op een flash-forward, is Andy Cobham, een architekt en jongen uit de arbeidersstand en bezield met een | |
[pagina 388]
| |
positieve obsessie, een positief esthetisch doel, het verlangen van iemand opgevoed in de Labour Party in de jaren 1920 en 1930 om het New Jerusalem te bouwen in het zwarte terneerdrukkende Engeland, om Golden Cities te bouwen, waarin elke familie al sparend zijn eigen huis zal verwerven, de volmaakte maatschappij van de toekomst met een artistiek gevoelige bevolking die het goede leven leidt te midden van een aangename omgeving. Uitgangspunt van die architektendroom is een bezoek van Andy, zijn toekomstige vrouw Jessie, en twee vrienden aan Durham Cathedral in 1926. De schoonheid ervan stimuleert hem tot grootse daden in een hoopvolle toekomst gecontroleerd door Labour... De eerste contacten met het werkelijke leven en zijn eerste politieke ervaringen in de plaatselijke vakbond brengen ook een eerste ontnuchtering. Via Jake Latham, aftredend voorzitter van de vakbond van het lelijke industriestadje waarin Andy woont en werkt, en van wie hij ook zijn eerste politieke lessen krijgt, maakt hij kennis met Kate, dochter van Lord en Lady Ramsay, de plaatselijke aristocratie. Zij is een sterke persoonlijkheid en naar ze beweert ‘a classless woman’. Zij probeert hem te doen inzien dat het gek is zich te willen vereenzelvigen met de massa, niet te willen uitstijgen volgens zijn kwaliteiten; zij wijst hem erop dat hij zich verliest in humanitaire idealen en blind is voor de werkelijkheid, Zij probeert hem voor een politieke carrière warm le maken. Maar Andy gelooft van zichzelf dat hij een zending te vervullen heeft. Hij mag het volk en zijn vak niet in de steek laten. De oorlog komt en gaat. In 1947 heeft Andy nog altijd geen officiële steun gevonden voor zijn ‘six golden cities’-plannen en is bitter ontgoocheld. Kate zegt hem een paar harde waarheden: ‘de zogeheten verwezenlijkingen van Labour (hogere lonen, betere huisvesting, betere werkvoorwaarden) zijn in werkelijkheid geschenken van de rijken om hen de illusie van welvaart te geven, hen week te maken in hun betrekkelijk comfort en hen alle revolutionaire zin te ontnemen. Alles is schijn, maar ge laat er u aan vangen. De klasseverschillen zijn alleen in schijn opgeheven’. - ‘It's not really the age of the common man, it's the age of the man who is common’.Ga naar eind13 Op het Trades Union Congress van 1948 probeert Andy de leden nogmaals warm te maken voor zijn ‘golden cities’, probeert hen uit hun apathie en zelfgenoegzaamheid te rukken en schreeuwt: ‘Dient een vakbond slechts om elk jaar voor een penny meer per uur te vechten?’ Sommige behoudsgezinde vakbondsleiders vinden hem veel te progressief en willen dat hij zijn ‘gemeenschapsplannen’, waarin arbeiders deelachtig zouden worden aan de winsten, opgeeft; zij willen geen nieuwe Robert Owen. Ook klopt hij tevergeefs op de muur van de ministeriële bureaucratie. Het is tenslotte Kate die hem, via de rijke industrieel Harrington, bij de Tory minister Maitland introduceert, die de toelating geeft om een ‘golden city’ te bouwen. Tien jaar gaan voorbij, de stad groeit, de mensen hebben hun eigen huis, de coöperatieven hebben het grootste gedeelte van de handel in handen. Er is echter een gebrek aan industrie en werkloosheid dreigt. Tot op het laatste ogenblik hoopt hij - tevergeefs echter - dat het Congress van de trade unions zal besluiten tot het financieren van de industrie (‘they're my lifelong boys and they won't let me down’) en weerstaat hij aan de drukking van het grootkapitaal ‘I'd rather see it in ruins than make that compromise. Ruins don't matter, you can build on ruins, but future generations always want to look back and know that someone was around acting on principle’.Ga naar eind14 Diep ontgoocheld moet Andy echter toegeven aan het grootkapitaal. Wegens zijn grote verdienste voor de natie wordt Andy tot ‘Sir’ geridderd. Hij bedankt als een geslagen hond: ‘after all, the Golden City is built; there were compromises but it's built, a hint, if nothing else, of what might be’.Ga naar eind15 Terug alleen spreekt hij zijn diepe ontgoocheling uit over de mensen en Labour: ‘The Labour movement provides prefects to guard other men's principles for living... A gentlemen's agreement, understood by everybody... I don't suppose there's such a thing as democracy, really, only a democratic way of manipulating power. And equality? None of that either, only a gracious way of accepting inequality’.Ga naar eind16 Het laatste beeld van Andy, rond ongeveer 1990, is dat van een ontgoocheld, geridderd en seniel man, bridge spelend met Maitland, Harrington en Kate (upper class), terwijl zijn uit de arbeidersstand stammende vrouw in de keuken blijft. We horen hem nog zeggen: ‘We don't really like people, do we? We just like the idea of ourselves liking people’.Ga naar eind17 De allerlaatste scene brengt ons terug tot Andy's jeugd. De jonge Andy en Jessie stormen door Durham Cathedral met een vriend. Ze vinden niet wat ze zoeken, nl. een open deur om buiten te geraken (‘they've locked us in’.) De tweede vriend vindt een open deur. Andy zegt: ‘We knew the door was open.’ Jessie: How did you know, my ragged-arsed brothers? Andy: Because we're on the side of the angels, lass. Jessie: And are people good? Andy: Aye - and people are good. Dus iets van het ideaal schijnt permanent gedacht te zijn, zelfs indien het individu door het leven is overwonnen. Dit, schijnt Wesker te zeggen, is wat u kan overkomen indien ge probeert een beter Engeland op te bouwen. O God! O Centre 42! Wesker wil het kwaad uitroeien (in tegenstelling met Osborne, die het kwaad nodig heeft om zijn innerlijk vuur te stimuleren en geneigd is het kwaad uit te vinden waar het nog niet aanwezig is) en moet tot zijn spijt bekennen dat het bestaat. Ontgoocheling doordringt het hele stuk. Het is waar dat we in plaats van een organisch Utopia, een verspreide onbepaalde gemeenschap hebben, ver verwijderd van de | |
[pagina 389]
| |
samenhangende menselijke en esthetische gemeenschap, zoals ze in de droom van de hervormer te vinden is. Het geheel zou kunnen geschreven zijn door een subtiele Conservatieve propagandist om te bewijzen dat de enige mensen, die het verstand hebben verstandige mensen uit de werkende klasse te appreciëren en te helpen, de klaarkijkende leden van ‘the Establishment’ zijn. Het is eerlijk van Wesker om de Conservatieve zaak zo openhartig te stellen met als medium de socialist Andy Cobham. Nochtans, als Andy dan die uitzonderlijk begaafde man is, in staat om al is het maar één Golden City te scheppen, dan zou hij toch moeten over een politiek inzicht en politieke filosofie beschikt hebben die hij nu maar eerst op het einde van zijn loopbaan schijnt te ontdekken nl. dat de mensen natuurlijk leiders nodig hebben, maar dat er verschillende soorten leiders zijn en vele soorten van betrekkingen tussen leiders en zij die geleid worden. Want zoals Wesker zelf citeert uit een lezing van William Morris over het socialisme, gehouden in Victoria Hall, Norwich, op 8 maart 1886, als inleiding tot het stuk: ‘The Trade Unions and their leaders who were once the butt of the most virulent abuse from the whole of the Upper and Middle classes are now praised and petted by them because they do tacitly or openly acknowledge the necessity for the master's existence; it is felt that they are no longer the enemy; the class struggle in England is entering into a new phase, which may even make the once dreaded Trade Unions allies of capital, since they in their turn form a kind of privileged group among the workmen; in fact they now no longer represent the whole class of workers as working men but rather as charged with the office of keeping the human part of the capitalists' machinery in good working order and freeing it from any grit of discontent. Now that's the blind alley which the Trade Unions have now got into’. Het is dus de patronizerende houding van ‘the Establishment’ t.o.v. de radikalen die in het stuk duidelijk wordt getekend. Inderdaad, ‘the Establishment’ houdt er niet van martelaars van haar critici en bestrijders te maken. Het niet-conformisme, het anti-Establishment is voor het echte Establishment een veiligheidsklep, een spoorslag, een tweede geweten. Zij weten dat het beter en veiliger is zijn vijanden in eigen milieu te kennen dan ze ondergronds te drijven. Het anti-Establishment is een Speakers' Corner in het groot. Onder conservatief bewind werden anti-Establishment journalisten aan de kost geholpen, het linkssocialistische Theatre Workshop van Joan Littlewood gesubsidieerd, alsook het Royal Court Theatre waarmee Osborne zo nauw verbonden is, schrijvers die op het randje af uiterst links staan zoals Wesker, Bernard Kops, Shelagh Delaney e.a. werden enkele honderden pond sterling per jaar gegeven, men subsidieerde nieuwe-golf-films, zoals ‘Saturday Night and Sunday Morning’ en ‘A Taste of Honey’, de Establishment uitgeverij Faber and Faber geeft de werken van Osborne uit, enz. Vele critici hebben ‘Their Very Own and Golden City’ verworpen omwille van het feit dat het propagandistisch is, omdat het in krachtige taal een positief geloof uitdrukt. Het zijn diezelfde mensen die klagen over het pessimisme, het gebrek aan geloof, de saaie wanhoop van zoveel andere stukken in de hedendaagse toneelliteratuur. Zij vinden dat Wesker met zoveel overgave zijn ideaal, nl. de massa deelachtig laten worden aan de schoonheid en aan het volle leven, verdedigt, dat hij teveel pleiter wordt en te weinig kunstenaar. Dit klinkt dwaas. Inderdaad de morele verantwoordelijkheid van de kunstenaar t.o.v. het wereldgebeuren neemt steeds toe en eist meer en meer een duidelijke stellingname. Het klinkt even dwaas als het argument van diegenen, die in dit stuk slechts een geïdealiseerde versie zien van Weskers eigen gevecht voor ‘Centre 42’. Wesker is echt gepassioneerd, het stuk is gebouwd op echte gevoelens. De hoofdpersonen zijn hoogst individuele menselijke wezens, in wier lot en lijden we diep geinteresseerd geraken. De verschillende politieke typen, Labour Party, Trade Union en Tory worden kleurig als individuen tot leven gebracht. Wesker heeft een overtuiging en vecht om die overtuiging te doen zegevieren, zowel in het toneel als in het leven. Hij behoorde dan ook tot de ‘sponsors’ die heel onlangs de ‘new left’ na een afwezigheid van zes jaar in het politieke leven, nieuw leven inbliezen, tezamen met een heel stel andere schrijvers, universiteitsprofessoren en intellectuelen ‘disenchanted with the Wilson brand of Socialism’. In hun manifest kan men lezen dat ‘they are planning a direct action campaign, including sit-downs and marches, to pressure the Government into changing policies of “managed capitalism” and to end the system of consensus politics’. In Weskers spoor gaan ook nog Iris Murdoch, Raymond Williams en Clive Jenkins, de vakbondleider. Unaniem zeggen ze: ‘We were all supporters of the Labour Party at the last election and are fed up with what has happened.
Carl Van Camp |
|