Spoedbericht over drukwerkverzorging
Elk produkt heeft zijn maker. Aan de oorsprong van een boekwerk liggen echter meerdere ‘makers’; een boek is immers een serieprodukt. Van handschrift tot verveelvoudiging doorloopt het talrijke stadia, waarbij soms vele ‘specialisten’ een bijzondere taak krijgen toebedeeld. De grafieker is één as in dit raderwerk. Opdrachtgever, grafieker, fotograaf, illustrator, klicheur, drukker, enzovoort, hebben aparte funkties; maar geen uitgave kan slagen zonder innige samenwerking van alle betrokken personen. Een samenspel op grond van waardering voor elkaars uiteenlopende kennis. Dit is eerste vereiste, bij het tot stand komen van het kwaliteitsprodukt dat elk drukwerk kan zijn. De grafieker is hier coördinator. Een klimaat van vertrouwen is nodig en in de mate dat elke betrokkene bij de ander waardeert wat hijzelf niet kan, zal dit vertrouwen groot kunnen zijn. Ieder moet ten volle verantwoordelijk kunnen zijn voor zijn taak en kan dit slechts wanneer men gezamenlijk de grenzen, technische en financiële, heeft vastgelegd. (Weten hoever men mag gaan is even belangrijk als te weten waarheen men gaat; men moet het echter tijdig weten.)
Wat is nu de eigenlijke taak van de layoutman-grafieker? Het was Cassandre, de in Parijs werkende Pool, die dit als volgt omschreef: ‘De grafieker is een telegrafist. Zijn taak bestaat erin kontakt te leggen, zo klaar en snel als mogelijk een boodschap over te brengen van uitzender naar ontvanger. De eigen mening van de grafieker interesseert daarbij niemand.’ Zijn gebalde uitspraak wijst dadeljik naar de kern: het idee, de tekst, het produkt, kenbaar te maken, te doen waarderen, kortom, het idee te dienen met alle middelen waarover de grafieker beschikt schoonheid en bekoring inkluis. Maar hij (Cassandre, en de besten mét hem) weert bij voorbaat elke parasiet en zijn laatste zin is een schot naar het weke hart van elke doener-in-vijfkleurendruk-op-kromekotepapier. De kwaliteit van een vorm bestaat hierin: dat hij de boodschap onvervalst overdraagt, en zowel de verwaarlozer als de mooidoener verstikken die boodschap. Om nu tot deze onvervalste overbrenging te komen, beschikt de grafieker over een massa uiteenlopende middelen. Hij doet aan optische vertolking door middel van letters, korpsen, spaties, beelden, kleuren, vouwwijzen, enzovoort, in een niet te vermoeden aantal kombinaties en dartelheden: evenzovele middelen tot stimulering van de lektuur, tot stimulering van het kijken.
In het produkt dat we drukwerk noemen valt niets ondergeschikts waar te nemen - verre van onbelangrijk genoeg om verwaarloosd, zoniet overgelaten te kunnen worden aan de zorgen van een toevallige letterzetter - wat op hetzelfde neerkomt. Waar het een aglomeraat van détails betreft, kan geen sprake zijn van détail als dusdanig. Het gaat hier om deelnemende onderdelen, die alle op elkaar interaktief zijn. En dan hoeft de lezer niet naar al of niet glanzend papier te vragen, maar naar de noodzaak ervan, en zal hij niet nagaan of men al dan niet een Helveticaletter heeft gebruikt maar wél wat men ermee gedaan heeft. (Bij het Univers-letterontwerp lag precies dit ‘méér kunnen doen’ aan de basis.)
Het is dus duidelijk dat de doelstelling of programmatie, bekomen door het verzamelen en kritisch verbinden van alle gegevens, vormbepalend is - vormgevend is. Ook weer hier schept de funktie het orgaan. De eventuele komplexiteit van de opdracht zal nochtans een eenvoudige oplossing niet mogen uitsluiten. Eenvoud in de zin van een bewuste gerichtheid van alle onderdelen naar een welbepaald doel. Niet eenvormigheid, maar samenhang. Juist door deze bevattelijke samenhang van alle onderdelen wordt een beeld netvlies-vast. Een bepaalde optische kernachtigheid, een bepaalde vormkracht is vereiste voor een commercieel succes van om het even welk drukwerk, evenzeer als een overtuigende tekst. Nu is wel iedereen zich bewust van de noodzaak van een foutloze en overtuigende tekst, maar daar blijven velen ook bij stilstaan. En toch zijn we dan maar halfwege gekomen, misschien in de waan dat de lezer de rest van de weg zal afleggen (met een reuze-bril op de neus), ontwetend van het feit dat elke lezer al van te voren doodmoe is, tenzij aartslui. Maar er is méér: elke industrieel moest, alvorens een bericht in druk te geven, eens goed bedenken, dat hij zich richt tot visueel gehandicapten, noch min noch meer. Dientengevolge heeft dit bericht, behalve een goed opsteller, ook nog een soort oogmeester nodig, wil men het gelezen zien;