Welige tafelen in de schilderkunst
Het stilleven
Nu slapen de sterren en ligt de maan te rusten, de zon glinstert onder de horizon. De groene straal, waarmee de morgen zijn intrede doet bij elke dageraad, is pas door de hemel geflitst en een oneindige rust bedekt de wereld tussen nacht en dag. Rumoer van honden en krijsende vleermuizen valt uit, alles ligt stil. De vogels zijn nog angstig voor het nieuwe licht, straks weerklinkt het gekwetter en gefluit van de morgen. Zo zit ook ik behoedzaam naar mijn blad te staren, want de geest die schrijft komt stilaan naar de toppen van mijn vingeren en in de stilte luister ik naar mijn diepste wezen.
Zo stil zijn de stillevens waarnaar wij samen willen kijken. Bij de Romeinen lagen ze op de grond gespreid in de rijke mozaïeken plaveisels, zoals ze te Herculaneum (Ie en IIe eeuw) werden teruggevonden. Met de huiselijke en konkrete trek welke de Romeinse plastische vormen doordringt, liggen fruit, groenten, een afgeknaagde rib, een vogelpoot, zorgeloos over de vloer gespreid. In latere eeuwen wordt het stilleven symbool en de vis op het bord van San Apollinare Nuovo (VIe eeuw) te Ravenna is eerder teken van leven dan voorwerp van stilleven.
De bloemen, het fruit, uit onze manuskripten werden niet als stillevens bedoeld, maar maken deel uit van een realistische ornamentiek, die onze Vlaamse meesters voorafspiegelt en vergezelt. Details bij Van Eyck (1385-1441) worden dank zij onze fotografische optiek tot stilleven omgetoverd maar vervullen in zijn kompositie de rol van een versiering en een symbool.
Er is een nieuwsoortige visie op de mens nodig om een beknopt onderwerp, dat op zichzelf geen kosmische visie insluit, uit de wereld te isoleren en er volle belangstelling vanwege de kunstenaar voor op te eisen. Een voorwerp, een stuk wild of fruit, kunnen zich zo sereen als een landschap, zo diep als een zeezicht en zo voornaam als een portret gedragen. De mens hoeft enkel daartoe zijn diepste zelf in volwaardig tegenwicht tegenover het voorwerp te stellen en zich een eigen wereld te scheppen, waarvan hij zelf de perken en grenzen vastlegt. Deze zelfzekerheid laat toe het schamelste onkruid op doek te brengen en een waardigheid te verlenen, welke vroeger slechts aan bijbelse en godsdienstige taferelen werd gegund. De Renaissancemens, bij wie de strijd met de Engel onduidelijk verliep, zal benevens zijn grootse, historische, mythologische en godsdienstige stukken stillevens scheppen, waarin de glorie van de natuur en de materie op duizelingwekkende wijze worden geopenbaard. De afgronden van hemel en hel zijn reeds op aarde te zien in de donkere diepten van het fruit en in de klaarte van de wijnroemers met gulden drank. Aldus Jacopo de Barbari's (1440-1516) stilleven met patrijs bij ons in het Noorden geschilderd, en Pieter Brueghels (1525-1569) stilleven met pot, brood, vis en vlees in het Boymans Museum te Rotterdam. In stilte heeft Heda (1594-1680) zijn oesters, glazen en citroenen met de plechtigheid van een landschap en de diepe doordachtheid van een kenner naar maag en geest als een droomlandschap opgesteld. Onwillekeurig wordt uit het stilleven een nieuw leven geboren en de mysterieuze, vreemde en soms weerzinwekkende symboliek van Arcimboldo (1530-1593) prikkelt onze weetlust.
Nu kan men zeker een reeks belangrijke Vlaamse, Nederlandse, Duitse, Italiaanse meesters vernoemen, die, bij honderden, stillevens hebben geproduceerd en onder meer Caravaggio (1573-1610) met Kalf (1623-1693) en met Weerix (1640-1719) doen wedijveren. Maar encyclopedische kennis zou het proeven moeilijk maken en het wordt dan een banket met vele wijnsoorten, die het hart van mannen dronken maken.
Het zoete Frankrijk geeft ons een nieuw geluid: Chardin (1699-1779). Zijn vakmanschap, zijn stijl, zijn palet zijn anders en van hem. Het isolatieproces, dat aan de grondslag ligt van het stilleven, benadert de volmaaktheid en het doek wordt iets om zichzelf, een ‘an-sich’. Me dunkt dat dit het begin is van een tweede fase in het isolatieproces van het voorwerp dat met de Renaissance was begonnen. Nu het voorwerp zijn zelfstandigheid heeft gevonden, is het de beurt aan de kleur en aan het pigment. Men schildert om de glorie van de kleuren en om de lafenis van rijke tinten op het innerlijke doek, dat elk van ons in de geest draagt.
Het stilleven wordt bij Chardin een afbeelding van het demokratische voorwerp, een beter woord is er niet. Tot nu toe had men de indruk dat er steeds weer voor de nobelen en voor de rijken werd gekonterfeit. Nu schildert men omdat schilderen goed is en het voorwerp schoon. Tot nu werden de hazen geschoten om te worden geschilderd en werden geschilderd zoals ze werden geschoten. Nu ligt de rog als een glimmende vis voor de tafel bestemd en werd hij gevist zoals hij wordt geschilderd. Aldus nadert met rasse schreden de tijd waarin wij leven.
Over Goya (1746-1828) en Manet (1832-1883) welke voor ons het zuiden zijn, bereiken wij onze provencaalse dominee Van Gogh (1853-1890) De stoel van zijn confrater Gauguin, met kaars en boek op het zitsel, slaat de brug naar Picasso (1881-) die het schilderij van de laatste eeuwen samenvat en afsluit. Staat ge klaar voor een nieuw begin?
Na gelijktijdig de synthese en de analyse van de vorm, van de techniek en van de stijl meedogenloos in zijn vele verschijningsvormen te hebben uitgevoerd, wordt Picasso de inleider tot de abstrakte kunst. Nu sterft het onderwerp en wordt de kleur herboren. Elk doek, elk werk, wordt een stilleven van materie en kleur, dat autonoom zichzelf tot voorwerp neemt. De hoogmoed, die deze houding doorstraalt, wordt in een tweede stadium dynamisch geïnterpreteerd en action-painting veredelt zelfs de penseeltrek