Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 16
(1967)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 95]
| |
Welige tafelen in het zilver
| |
[pagina 96]
| |
Flask, waarop de wapens van generaal Charles Churchill († 1714) gegraveerd zijn. Edelsmid: Pierre Platal, Franse Hugenoot. By courtesy of the Victoria and Albert Museum, London.
| |
[pagina 97]
| |
links: Koffiekan uit het tijdperk van Karel II, London 1681-2. Edelsmid: G.G. Men merkt hier de Cromwelliaanse strengheid op van dit stuk, zulks in tegenstelling met de overdaad, die wij aantreffen in de gesloten beker (pag. 99, boven), die nochtans slechts enkele jaren later werd vervaardigd. By courtesy of the Victoria and Albert Museum, London.
rechts: Typische koffiekan uit het tijdperk van George III. Londen, 1773-4. Edelsmid: de beroemde Hester Bateman. By courtesy of the Victoria and Albert Museum, London.
Engelse theeketelstaander, circa 1725. Zeldzaam voorwerp. By courtesy of the Victoria and Albert Museum, London.
En vervalsingen? Inderdaad, men treft deze ook aan in de 16e en 17e eeuwen, maar daarna schenen zij uitzonderlijker te worden, want de meerderheid der edelsmeden waakte er zorgvuldig over de gilderegels niet te schenden. Trouwens, de uitvluchten van helers zijn al te doorzichtig in de ogen der kenners en zelfs al waren b.v. de stempels zeer vervaagd door veelvuldig gebruik, dan nog bleven er genoeg authenticiteitscriteria over om alle twijfel weg te nemen. De overdaad van Karel II, waarop wij reeds zinspeelden, vond haar uitdrukking in een gezwollen stijl; hierop volgde dan de eenvoud van de stijl-Koningin Anne. Deze laatste werd verdrongen door meer gecompliceerde stijlen - rocaille en snuisterijen - die dan weer op hun beurt plaatsmaakten voor de neo-klassieke stijl, echo van de ontdekkingen van Herculaneum en Pompeï, die zelf in de vergeethoek geraakten, toen Egypte in de mode trad en de Regency-stijl beantwoordde aan de Empire-stijl. Deze Franse invloed herinnert aan een ander historisch moment, nl. de vestiging in Engeland van de Hugenoten, die, bij de herroeping van het Edict van Nantes (1685) de vervolging ontvluchtten, het Kanaal overstaken en in hun nieuw vaderland een enorm succes boekten, dat de kunstliefhebbers van heden nog steeds in ere houden door de hoge prijzen, die zij geestdriftig betalen. Waarin bestond nu in feite dit Engelse edelsmeedwerk? Wij hebben reeds enkele stukken genoemd; het zijn, zoals in elk beschaafd land ter wereld, vooral zaken, die onze toldiensten zo weinig kleurrijk beschrijven als ‘voorwerpen, bestemd voor de tafeldienst’ - mét nationale varianten en karakteristieken natuurlijk. Ik denk hierbij aan de prachtige, dikbuikige, zilveren bierkruiken, met of zonder deksel, van verschillende capaciteit, maar alle om ter mooist en even verleidelijk voor de verzamelaar. En aan de grote punchbollen, indrukwekkende stukken edelsmeedwerk; de eerste bezaten de vorm van de | |
[pagina 98]
| |
1 Theekan op verwarmingstoestel uit de tijd van Koningin Anne. Londen. 1705-6. Edelsmid: de Franse Hugenoot Pierre Platel.
2 Tea-caddy uit de tijd van George I, door Paul de Lamerie, lid van de tweede generatie van de Hugenotenedelsmeden en leerling van Pierre Platel. Hij werd in 1688 te Luik geboren en, het klinkt paradoxaal, hij is de Engelse edelsmid, die het meest genoteerd wordt. Hij overleed in 1751.
3 Theekan uit de tijd van George III. Londen 1802. Gemaakt door de andere edelsmeden uit de familie Bateman: Peter, Anne en William Bateman.
4 Schrijn voor tea-caddies. Begin van de 18de eeuw.
5 Tea-caddy door Louisa Courtauld en G. Cowles. Tijdperk van George III. Londen 1773.
By courtesy of the Victoria and Albert Museum, London. | |
[pagina 99]
| |
1 Gesloten beker, versierd met zilveren motieven. Tijdperk van Karel II. Londen 1669-70. Edelsmid C.G. By courtesy of the Victoria and Albert Museum, London.
2 Beker Koningin Anne, met twee oren. Londen 1704. Privé verzameling.
3 Gesloten beker met twee oren. Tijdperk van George II, Londen 1735. Edelsmid: John White.
By courtesy of Baron Jean van der Elst.
4 Inktstel uit de tijd van George II, door Paul de Lamerie. Londen, 1729-30.
By courtesy of the Victoria and Albert Museum, London. | |
[pagina 100]
| |
Inktstel uit de tijd van George III, door John Scofield. Londen, 1787. Privé verzameling.
porseleinen oosterse bollen en tot 1715 vertoonden ze geen andere versiering dan een wapenschild in een met loofwerk versierde lijst. De punch kwam in de mode onder Karel II en de naam ‘punch’ is niets anders dan een Engelse vertaling van het hindoe-woord ‘panch’, dat ‘vijf’ betekent, want de drank bevat vijf ingrediënten: fruitsap, kruiden, water, suiker, wijn of likeur. En wie bewonderde ooit de verrukkelijke punchlepels: een lepelblad in kleine bolvorm, waaraan een zeer lange houten steel vastzit? Andermaal een voorwerp, dat een verzamelaar slapeloze nachten bezorgt... En nu wij het tóch hadden over etymologische curiositeiten, wil ik hier graag nog een aanhalen. Men kent het woord ‘tureen’ (souptureen) - soepkom dus. Men beweert, dat wij ‘tureen’ te danken hebben aan het feit, dat de Maarschalk van Turenne zekere dag zijn helm gebruikte om er soep uit te eten; daar nu de soepkom vàn Frankrijk in Engeland werd gebracht, ging de naam van de Maarschalk mee en werd er op zijn Brits vervormd. Men beweert anderzijds ook, dat ‘tureen’ de verengelste vorm zou zijn van ‘terra’, vermits de eerste soepkommen in aardewerk waren. En ja, waarom zouden wij er geen vervorming in zien van het Franse ‘terrine’? Hoe dan ook, de Engelse soepkommen hebben déze verdienste, dat zij zeer mooie stukken edelsmeedwerk zijn. Als curiositeit moeten wij hier ook de épergneGa naar voetnoot1 vermelden, die een Britse exclusiviteit schijnt te zijn. Het is een indrukwekkend torenstuk, dat, in het midden van de tafel geplaatst, opgesmukt met fruit, noten en snoepjes, bijzonder decoratief aandoet. En vergeten wij ook niet de tafelstellen, die tegelijk zoutvat, suikerpot en olie- en azijnflesje zijn, op een blad met centraal handvat. En er is ook alles, wat met koffie te maken heeft, koffie ‘which quickens the spirits, and makes the heart lightsome... is good against sore eyes, excellent to prevent and cure the dropsy, gout and scurvy... neither laxative nor astringent.’ Het eerste ‘coffee house’ werd in 1652 in Londen geopend en in een halve eeuw tijd groeide dat aantal daar aan tot 2.000! Samuel Johnson bepaalde het als volgt: ‘Coffee house... where coffee is sold and the guests supplied with newspapers’. Daaruit kan men hun belang voor het sociale en politieke leven afleiden, trouwens, elke partij bezat haar eigen koffiehuis als vergaderplaats. Men schonk er ook thee en chocolade, onthoudersdrankjes, die een gedeelte van het kliëntele uit de taveernen haalden. En de Schatkist, om te compenseren wat ze bij de ene niet meer vond, taxeerde de andere en er was een licensie vereist voor het openhouden van een ‘coffee house’. Maar voor het overige vond men het er fijn, ‘you have all manners of news, a good fire, a dish of coffee and meet your friends for the transaction of business’. Chocolade en thee verschenen in Engeland tegelijkertijd met de koffie. De eerste chocoladekannen geleken aan de koffiekannen; het verschil zat alleen in de afneembare fretelGa naar voetnoot2. Slechts later werden de chocoladekannen voorzien van een gietbek, in plaats van de lange koffiekanteut. En schakelen wij nu over naar de thee. Hij werd in 1657 publiek verkocht bij Thomas Garway, bekende koffiehuiswaard. Zeer spoedig kon men er kopen bij de apothekers en tot in 1805 werd hij door de kruideniers van Strand gewogen op apothekersweegschalen. Men begrijpt aldus, dat de thee - dat kostbare kruid - achter slot werd bewaard en dat de edelsmeden te dien einde hun verrukkelijke ‘tea-caddies’ vervaardigden, theedozen dus, gevat in koffer- | |
[pagina 101]
| |
boven: Epergne uit het tijdperk van George III, door John Robins. Londen, 1778. Privé verzameling.
onder: Honingpot uit het tijdperk van George III, door Paul Storr, andermaal een grote naam uit de Engelse edelsmidwereld van einde der 18de - begin der 19de eeuw. Londen, 1799-1800. By courtesy of the Victoria and Albert Museum, London.
tjes van ivoor, roggevel of zeldzaam hout. Er bestaan ‘caddy-spoons’, die schitterende kleine kunstvoorwerpen zijn. Aan de Hertogin van Bedford hebben wij de ‘afternoon tea’ te danken. Zij liet zich thee en cakes brengen te vijf uur, omdat zij op dat uur iets gewaarwerd, dat zij beschreef als een ‘sinking feeling’. In elk geval schijnt de theecultus onafscheidelijk verbonden aan het Engelse leven. Denk maar even aan het belang ervan, zelfs in het leven van een Tommy, ‘longing for a nice cup of tea’, of aan de sociale conflicten, veroorzaakt door de opheffing van de ‘tea-break’, deze geheiligde werkonderbreking, die het Eiland een afgrijselijk groot aantal ponden sterling kost... De oorsprong van deze algemene cultus vinden wij terug in een ceremonie, tijdens dewelke de gastvrouw zelf, in de aanwezigheid van haar genodigden, kokend water goot op de kostbare blaadjes. Een dienaar bracht het kokend water aan. Later verving men hem door een zilveren kookpan boven alcohollamp, opdat het water zou blijven opborrelen ‘to provide a steady supply of hot water’. Er bestonden ook kookpannen op hoge staander. In 1760 ruimde deze pan plaats voor de samovar, die ofwel kokend water inhield, ofwel reeds gezette thee, die men warmhield. De theepot evenwel werd ook reeds gebruikt en men begon er meer en meer te maken: elegant, eenvoudig en vlak, gegraveerd, geribd, hoog en recht, dikbuikig en laag - versierd al naar gelang van de evolutie van de stijl - met of zonder het erbij behorende schenkbord. Zij gingen samen met het melkkannetje, de suikerpot en de gekende toebehoorten. Het hoeft ons helemaal niet te verbazen, dat alles wat diende tot de uitoefening van de nationale drink-cultus, getuigde van een bijzondere verfijning. De edelsmeedkunst vond terzelfder tijd ook wegen in de vervaardiging van tal van andere voorwerpen, die wij slechts even aanhalen: de ‘brandy saucepans’, de voorgerechtborden, schenkbladen, tafelbestekken en kandelaars, kaarshouders, blakers, kaarsensnuiters, muurbelegsels en wat weet ik nog meer. Tegenover het massief zilver staat het oude Sheffield en, later, het plate, dat we kunnen vergelijken met ons verzilverd metaal. Dit alles is niet méér dan een voorwoord, een inleiding - maar ik eindig met een wens: dat de lezer, verleid door de smaak van dit voorgerecht, zelf op zoek ga naar de ‘welige tafelen’, die hij achter deze bijdrage vermoedt.
Georges Baptiste Voorzitter van de Kamer der Antiquairs van België |
|