| |
| |
| |
Welige tafelen met glas en kristal
Geschiedenis van het glas en het tafelservies
Sedert het Oude Nabije Oosten, in de menselijke handel en wandel door de tijden heen, en overàl ter wereld, getuigt de glasvoortbrengst van een blijvend schoonheidsideaal, dat diep in het hart van de mens ligt en dat geschreven staat in een materie, die ‘levend’ was en is: het glas. Een materie, die het merkteken van het humanisme draagt, dankzij de kunst van de glasblazer - een beroep in de nobelste zin van het woord. Trouwens, als wij b.v. over schilderkunst spreken, dan herinneren wij ons dat de grote Renoir, geniale luminist en schepper, er inderdaad aan herinnerde, dat ook de schilderkunst in eerste instantie een stiel is. Zijn de waardevolste glascreaties ten andere niet ontstaan uit een harmonisch samengaan van het louter esthetische en de handvaardigheid, van het vindingrijk talent en de eigen-aardigheden van de stof, in dit geval de transparantie en het weer-kaatsingsvermogen, kwaliteiten, die zó uitstekend van pas komen bij het wijnglas? De Franse schilder Maurice Marinot, die een groot glazenier werd, had méér dan gelijk, toen hij schreef: ‘La compréhension des effets de la pesanteur domine tout le travail du verre!’ Een beroep, waarin de gevaren legio zijn en dat, net zoals de andere takken van de decoratieve kunst, een volmaakte aanpassing vereist van de versiering aan de vorm, vermits deze laatste het meest adekwate gebruik beveelt.
Het spoor, dat de glasblazerskunst en de geschiedenis van het glas hebben getrokken én door het Oosten én door het Westen, zouden wij, te Luik, in het Musée du Verre, chronologisch kunnen terugvinden; het loopt van de faraograven tot bij de ruimtecapsules: vijftig eeuwen inspanning voor de vestiging van een materie, die aan de spits blijft van de onvervangbare produkten.
De moderne technologie en de oudheidkunde leveren ons de bewijzen, dat het gebruik van glas, bekomen door bewerking en polijsting, tot minstens in het derde millenium vóór onze tijdrekening teruggaat, hoewel het kwasi zeker blijft, dat het begin van het vervaardigen van geblazen glas, licht en betrekkelijk kleurloos, te situeren valt in Phenicië, in de eerste eeuw vóór Christus. Indien de oorsprong van het glas, zijn sierfunctie en nuttig gebruik ons aldus bekend zijn tot dertig eeuwen vóór Christus, toch bleef het glas in die tijd een eerder zeldzaam produkt, dat bekomen werd door kunsttechnische ingrepen, zoals bewerking, modelleren en slijpen.
In de loop van de eerste eeuw vóór Christus gingen de ambachtslui uit het Nabije Oosten - waarschijnlijk Syriërs - door het blazen, één van de karakteristieken van het glas uitbaten: zijn grote rekbaarheid. Een hoeveelheid smeltend glas wordt door de glasblazer op een holle, metalen buis genomen, de blaaspijp. Deze pijp laat de ambachtsman toe, midden in de smeltende glasmassa een luchtbel te blazen, die geleidelijk aangroeit en waardoor het mogelijk wordt verscheidene holle voorwerpen te vervaardigen, zoals bollen, bekers en flessen. Het glazen tafelgerei zal van dan af een onvergelijkelijke toekomst kennen. De kapitale ontdekking van de blaaspijp kende een vlugge verspreiding, niet alleen in de buurlanden van het oosters Middellandse-Zeegebied, maar evenzeer te Rome en in heel het Romeinse Imperium. Zij bracht werkelijk een revolutie teweeg in de glasproduktie en zulks op schaal van het Romeinse Keizerrijk. De weg, die de nieuwe techniek aflegde, loopt evenwijdig met de historische ontwikkeling van het antieke Rome, dwars door Italië, Spanje, Gallië en Germanië, waar Keulen uitgroeide tot een groot produktiecentrum. Het Oosten verloor het monopolium van de glasproduktie, vanaf het ogenblik waarop de Romeinen verschenen in het Nabije Oosten, d.w.z. circa 63 vóór Christus. Op de tafel van de Romeinse burger verschenen voortaan glazen voorwerpen met zeer afwisselende vormen. Tijdens de eerste drie eeuwen van onze tijdrekening werden de voornaamste twee steden van het Imperium, Rome en Alexandrië, door de auteurs beschreven als de bijzonderste centra van de produktie van luxeglas, welke dreef op hoge kwaliteit, die wij terugvinden in doublé glazen, glazen met mozaïek, ‘Millefiori’, beschilderd en gegraveerd glaswerk. Het gebruiksglaswerk kende een expansie - en dit wordt gestaafd door archeologische getuigenissen over heel het grondgebied van het Romeinse rijk -
in Gallië, Spanje, Noord-Afrika, het Nabije Oosten, Turkije, Centraal Europa en de streek rond Kiew in Rusland. Overal vinden wij dezelfde vormen terug, dezelfde versieringen en een identieke materie, betrekkelijk helder, maar van nature getint door de metaaloxyden in het gebruikte zand.
Onder de druk van de barbaarse invallen viel het Romeinse rijk uiteen. De nieuwe toestand, die optrad uit de verdwijning van de Romeinse Vrede, had een aanzienlijke terugslag op de glasproduktie, die verkwijnde, maar die evenwel zal overleven onder diverse vormen tijdens het troebele tijdperk, dat wij, voor het Westen althans, de Vroege Middeleeuwen noemen, dus de Frankische, Merovingische en Karolingische tijd. Hoewel de Merovingische voortbrengst van drinkglazen, in vorm van een hoorn, zeer bekend is, toch resten ons weinig Westerse glazen voorwerpen uit de Karolingische en Romaanse tijd, daar waar het Oosten - welbepaald in Syrië en Perzië - ons zelfs een renaissance van de glasblazerskunst bereidde, die een aanvang nam in de 10e eeuw toen de Arabieren handel dreven in Praag, en die bloeide en vruchten afwierp van de 12e tot de 14e eeuw. De Islam en het Christelijk Westen zullen de twee polen worden van een glazenierskunst, die technisch schittert door de overvloedige geëmailleerde en vergulde versieringen van de Muzelmannen. In de 13e en de 14e eeuw zal de Islamse pool trouwens zijn artistiek apogeum kennen met geëmailleerde en vergulde stukken, zoals flessen, schalen en drinkbekers, top-produkten in
| |
| |
Wijndrinker uit de 17de eeuw, naar een schilderij (te koop gesteld bij Duveen Brothers in 1960) toegeschreven aan de Luikse schilder Gérard Douffet (1594-1661/1665). Wijnfles en glas met steel, dat bij de voel gehouden werd, naar een gebruik, dat voortleefde tot de 18de eeuw.
| |
| |
Romeins banket te Carthago, naar een mozaïek uit de 3de eeuw na Christus [Tunis, Bardomuseum). Op de tafel links bemerkt men een fles met lange hals. Cl. Bardomuseum
Glazen tafelservies, bestaande uit twaalf stuks, voortkomende uit een Belgo-Romeins graf uit de 1ste-2de eeuw, ontdekt te Vervoz (Luikse Condroz): 4 borden en 8 cilindrische bokalen in twee formaten.
Luik, Musée Curtius.
| |
| |
links: Muzelmanse drinkbeker met emailversiering, 13de eeuw.
Luik, Musée du Verre.
rechts: Venetiaans drinkglas (of naar Venetiaans model). Tweede helft van de 17de eeuw.
Copyright A.C.L., Brussel.
Fragment van een Byzantijns drinkglas, gebruikt te Sardes (Klein-Azië) in de 6de-7de eeuw van onze tijdrekening.
de kunst en de techniek van het glas.
Ook in het glazen tafelgerei gaf de Byzantijnse smaak de toon aan. Te Sardes, in Klein-Azië, bestond in de 7e eeuw een Byzantijnse winkel, waar men een serie van zeven of acht bolvormige flessen met cylindrische hals bewaarde. Daar werden onder meer ook talrijke drinkbekerfragmenten en andere kleine tafelserviesstukken aan het licht gebracht. Op andere plaatsen - Torcello, 8e eeuw; Korinthië, 11e-12e eeuw; het gebied rond Kiev, zelfde tijd - wordt het glazen tafelgerei van Byzantium, of van Byzantijnse inspiratie, opgeroepen door drinkglazen (glazen met voet, bekers en flessen), soms met vergulde oplegsels of versieringen in email, volgens een technisch procédé, waarover de monnik Theophilus in de 11e eeuw sprak. Voor de perioden na de 13e eeuw, kan de uitbeelding van glazen voorwerpen in miniaturen, mozaïeken, ikonen en fresco's, eveneens van enig nut zijn voor de studie van het tafelgerei en, zoals we zullen zien, voor het staven van vormoverblijfselen en -analogieën tussen Oost en West.
Op de muren van de doopkapel van de St.-Marcusbasiliek
| |
| |
Tafel uit de 15de eeuw in de oude Nederlanden, naar een schilderij van Dirk Bouts (Jezus in het huis van Simon - Berlijn-Dalhem, Gemäldegalerie). Op de tafel, die op schragen rust en bedekt is met een nap, bemerken we twee gedraaide drinkglazen en een ‘krautstrunk’, evenals kruiken in aardewerk van Raeren.
te Venetië, bracht een kunstenaar uit de 14 e eeuw (volgens Charles Diehl althans) in mozaïek de geschiedenis van St.-Jan de Doper aan. Het banket van Herodes en Herodia, waar de uitbeelding Byzantijnse gebruiken mengt met elementen uit het Quatrocento, vertoont, vóór het vorstelijk paleis, een gedekte tafel, waarop drie flessen met lange hals en breed uitlopende voet - net als deze op een fresco van Kalenic, in Byzantijns Servië, - evenals drinkbekers, in vorm van afgeknotte kegel - doorlopend gebruikt in het Italië van de 14 e eeuw - van hetzelfde type als deze, die in de 13 e eeuw in het Oosten in gebruik waren. Verder ontdekken we het glas in afgeknotte kegelvorm ook nog op de tafel van het Byzantijns feest, voorgesteld in een miniatuur van het Griekse manuscript over de kommentaar op het boek Job (Parijs, Bibliothèque nationale nr. Gr. 135), een werk van een zekere Manuel Tzykandilos en daterend uit 1368. De miniaturist beeldde eveneens de tafelvazen met brede voet uit, maar ditmaal voorzien van oren.
Venetië, dat nauwe kontakten onderhield met het Muzelmanse en het Christelijke Oosten, erfde de rijke vruchten van de Byzantijnse en Muzelmanse glasblazerskunst, waarvan het doordringen in het Westen vergemakkelijkt werd door de Kruistochten. De Venetiaanse glazeniers uit de Middeleeuwen en de moderne tijden gingen naar de verbruiker toe, net als hun Oosterse collega's in de Romeinse tijd, en hun glazen tafelgerei vond aldus in het Westen verspreiding.
De vlucht, die de Europese glaswerkkunst nam in de 16e, 17e en 18e eeuwen - voortreffelijk weergegeven in de verzamelingen van het Musée du Verre te Luik - nam deel aan de algemene ontwikkeling van de techniek, die zich openbaarde vanaf de uitvinding van de drukkunst, die de verspreiding toeliet van handleidingen, tot dan toe slechts bekend door mondelinge overlevering.
Italië, dat wellicht nooit de lessen van de antieke glasblazerstraditie had verloren, bezat, van de 13e eeuw af, een belangrijk glascentrum op het eiland Murano te Venetië, dat aanvankelijk glazen gebruiksvoorwerpen produceerde, maar dat in de tweede helft van de 15e eeuw uitgroeide tot het belangrijkste centrum van glasblazerskunst in het Westen. Vanaf de tweede helft van de 15e eeuw, vestigde Venetië zijn faam met een enorme keuze van grote, geëmailleerde en vergulde romers, in technische uitvoeringen, waarvoor het Muzelmanse Oosten de voorbeelden had geleverd. Maar de glorie van de Italiaanse glasblazers werd vooral gevestigd in de produktie van de zogenaamde kristallijnen glazen, gekenmerkt door hun opmerkelijke lichtheid en doorschijnendheid. Deze geblazen voorwerpen in licht, helder glas zijn waarachtige
| |
| |
‘Slangen’ glas, naar Venetiaanse wijze, midden der 17de eeuw. Luikse fabricatie van de Bonhomme's. Luik, Musée du Verre. Copyright A.C.L., Brussel.
Antwerpse drinkbeker met gepolychromeerde oplegsels, einde 16de - begin 17de eeuw. Glastype, afgeleid van de roemer (wijnglas van de Rijn). Wij herinneren eraan, dat grote roemers werden afgebeeld op de Hollandse stillevens van de 17de eeuw en dat andere stukken van dit type eveneens in de Hollandse schilderstukken voorkomen, maar dan geplaatst op steunen in edelsmeedwerk. Copyright A.C.L., Brussel.
meesterwerken van vormgeving. Onder de tafelglazen moeten wij in het bijzonder de min of meer breed uitlopende romer vermelden, op voet, en waarvan de schacht zich boven een bol zodanig verlengt, dat een maximum van slankheid wordt bereikt. Men noemt ze ‘varen-glazen’, want hun geelachtig uitzicht vindt zijn oorsprong in het gebruik van soda, die men uit asse van varens haalde.
Hoewel de zuidelijke Nederlanden, Frankrijk, Duitsland en het vroegere Prinsbisdom Luik nog steeds de produktie van kleine, cylindrische drinkbekers met inspringende, konische bodem voortzetten, toch slaagden ze erin Venetiaanse glasblazers aan te trekken, die, omstreeks het midden van de 16e eeuw, glasblazerijen oprichtten, die ons ontelbare glazen zullen leveren naar Venetiaans model. In zijn oorsprong en expansie bereikt de Venetiaanse stijl zijn hoogtepunt in vormen, die a.h.w. aan de zwaartekracht onttrokken zijn, en de virtuositeit komt soeverein tot uiting in de meest ingewikkelde versieringstechnieken, zoals filigraan, netwerk, ijsglas en emailwerk.
De problemen, verbonden aan de expansie over heel Europa van het Venetiaanse glas, zijn tegelijk ingewikkeld en belangwekkend. Overal werden de grondstoffen, de vormen en de versieringen van Venetië verspreid door de Venetiaanse glasblazers, die hun kunst wonderwel hebben aangepast aan de verschillende smaak van hun plaatselijk cliëntele. Deze Italianen, die dus werkten buiten hun eigen land, b.v. te Luik of te Antwerpen - slaagden er soms in een vergunning te bekomen, die absoluut vereist was tot de installatie van een inrichting onder hun beheer. Vaker echter sloten ze kontrakten af met plaatselijke glasblazerspatroons.
Onder de toenmalige glasindustrieën vermelden we als meest typische: deze van de Germaanse landen en van centraal Europa (met prachtige emailversieringen), deze van Spanje (typische vormen en versieringen, aangebracht met de tang) en deze van Bohemië, waar men een zuiverheid van materie nastreefde, die te vergelijken zou zijn aan rotskristal en die de roem vestigde van het ‘Boheems kristal’.
De grote tijd van het glas in het Luikerland is de 17e eeuw, toen wij de machtige hegemonie van de Bonhomme's kenden. Daar waar Luik in de 17e en 18e eeuwen roem verwierf met het werk met de tang, ‘en vannerie de verre’, kan Engeland, tegen het einde van de 17e eeuw, bogen op de uitvinding van het glas op basis van lood, zwaar maar zeer helder. Na de ‘Venetiaanse werkwijze’, wendden de glasblazers van Luik, Frankrijk en de Nederlanden het zgn. Engelse procédé aan, en een heel nieuwe reeks wijnglazen ontstond.
In het derde kwart van de 16e eeuw voerde Venetië de gravure met diamantnaald in, maar het zal het 17e-eeuwse Holland zijn, dat zich zou opwerpen als het uitverkoren land van deze moeilijke techniek. In de 18e eeuw zal
| |
| |
Drinkglazen uit de 18de eeuw, met gewafelde versieringen. Luik, Musée du Verre. Negatief Curtius, foto Cl. Dessart.
Holland dan de stippelgravure toepassen, die zoveel drinkglazen versiert, bijzonder dan de hoge ‘fluit’glazen, bestemd tot het drinken van schuimwijnen.
Pas in de 19e eeuw verschijnt het glazenservies ten tonele. Onder het Oude Regime, 18e eeuw, werd slechts één drinkglas per genodigde voorzien. En hoeveel minder streng dan een tafel uit de 19e eeuw lijkt er ons een uit de 18e, gedekt volgens de omstandigheden, in een salon? Zij illustreert de gratie uit de eeuw van Lodewijk XV, tijdens dewelke eveneens wat men in het Frans noemt ‘l'art de la conversation facile’ ontstond. Bevalligheid en bevallige wanorde van het leven. En hebt u de koelbakken in geel koper bemerkt voor de flessen wijn? Zij werden zelfs op de grond geplaatst, naast de tafel, waaraan de ongekunstelde genodigden zaten. In de 18e eeuw evoceert het glaswerk trouwens ook zekere hofgebruiken.
Sommige vormen werden opgedrongen door de omstandigheden, zoals de glazen met brede, zware voet, bestemd voor gebruik op schepen; verder het Engelse ‘coaching glass’, dat vastgehaakt werd aan de wanden van een voertuig, en laten wij ook niet de ‘verrassingsglazen’ vergeten, die ons herinneren aan de hartversterkende vrolijkheid van de ‘etentjes’-onder-vrienden van weleer.
De glazen in de vorm van een laars herinneren wellicht aan de uitdrukking ‘een glaasje op de valreep’ - dus het laatste glas, terwijl de ruiter reeds in het zadel zat. De glazen pistolen - overbekend in de Luikse glasblazerijen uit de 18e eeuw - roepen de gastronomische vreugden van de jacht op; de glasblazers vervaardigen ze over het algemeen slechts als amusement, en deze voorwerpjes hadden geen ander praktisch gebruik, dan dat ze bij gelegenheid gevuld werden met wijn van de Eilanden en likeuren.
Daartegenover heeft Duitsland soms enorme glazen gemaakt, zoals de drinkbokalen in geëmailleerd glas, meestal cylindrisch, waarvan sommige meerdere liters bier konden bevatten.
In Frankrijk - evenals in het oude Luikerland - bleven de drinkglazen gelijk aan de Venetiaanse, daar voornoemde landen de wijn verkozen hadden als voornaamste drank. Daar waar het vroegere Land van Luik de Bourgogne aannam, koos Antwerpen voor de Bordeaux, die over zee vervoerd werd. Deze ‘aardrijkskunde der wijnen’ werd lange tijd in ere gehouden in België - althans in de loop van de vorige eeuw - tot op het ogenblik, dat de economische tradities, voortgesproten uit het Oude Regime, geen bestaansreden meer hadden.
In de 18e en 19e eeuwen exporteerde een economisch sterk Europa tafelglas naar het Nabije Oosten, dat nog steeds verslingerd was op pracht en mooie dingen. Van 1700 af treffen wij Boheems glas aan op de markt van Constantinopel.
Groot-Brittannië deed, vanaf de aanvang der 19e eeuw, in verscheidene Europese landen, imitaties van het Engels kristal ontstaan. Maar dit succes, dat het loodhoudend kristal kende, zette de Centraal Europese glasblazers er toe aan de versieringstechniek te ontwikkelen: vooreerst de gravure met het wiel en het beschilderen, en vervolgens het kleuren van het glas. Van hun kant lanceerden de Verenigde Staten van Amerika de perstechniek, die haar toepassingen kende in goedkope artikels.
Het prestige van het Europese kristal van de 19e eeuw is in eerste instantie te danken aan de oude snijtechnieken en aan de wielgravure, die, toegepast op grondstofrijke werken, de realisatie van tafelserviezen toelieten, waarvan de weelde één der genoegen was van de Europese bourgeoisie, geschetst op het Congres van Wenen.
In de 20e eeuw stellen wij vast dat niet enkel het gebruik van glas over heel de wereld verspreid is, maar dat talrijke niet-Europese landen inspanningen hebben aangewend om de glasblazerskunst hetzij tot leven te brengen, hetzij te ontwikkelen in hun nationale economie.
Dr. Joseph Philippe
Voorzitter van het Internationaal Comité van ICOM (International Council of Museums) voor de Musea en de collecties van het glas.
|
|