Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 16
(1967)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Brussel: trefpunt van kulturen
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Foto Jan Pollaerts, Gent.
eerste acht jaar nog 155 Vlaamse kleuterklassen en 345 Vlaamse lagere schoolklassen moeten bijkomen. Wanneer ik U mededeel dat er nog Vlaamse scholen zijn, waar de zes studiejaren over 1, 2 of 3 klassen verdeeld zijn, dan wordt dat in de hoofdstad nog steeds als normaal aangezien. Maak dan maar reklame bij de ouders om hun kinderen naar dergelijke scholen te sturen... Heelwat gebouwen zijn, volgens een uitspraak van dhr. Grootjans, minister van Nationale opvoeding (T.V. 6 juli 1966), de naam van school niet waardig; hij noemde dergelijke gebouwen stallen en barakken. Maak dan maar propaganda voor dergelijke barakken... Als over de gemeente heen een net gespreid is van franstalige wijkscholen om het de ouders zo gemakkelijk mogelijk te maken, terwijl er voor gans de gemeente gewoonlijk maar 1 of 2 Vlaamse scholen bestaan, zet dan maar de ouders aan hun kinderen naar die scholen te sturen als ge weet dat beiden dagelijks uit werken gaan en zich 's morgens en 's avonds de lukse niet kunnen veroorloven het kind 20-25 minuten ver te begeleiden of te gaan halen. En zo zouden wij nog heelwat voorbeelden kunnen aanhalen. In Vlaanderen heeft men vaak de gewoonte de Vlamingen te Brussel een verregaande ‘pummelachtigheid’ te verwijten. En inderdaad, heelwat, om niet te zeggen het grootste gedeelte van de Vlamingen gedragen zich niet als Vlamingen en laten zich veel te gemakkelijk ‘assimileren’, schakelen veel te gemakkelijk over naar de andere gemeenschap en de andere taal. Het is vaak ontmoedigend en zelfs zeer ontmoedigend voor overtuigde Vlamingen dat te moeten vaststellen en aan de lijve te ondervinden. Het doet vernederend aan, wanneer franssprekenden het U zomaar in het aangezicht slingeren, dat de Vlamingen niets liever vragen dan zich zo vlug mogelijk aan de Brusselse toestand aan te passen. En wat kan men hiertegen inbrengen als men bv. de volgende statistieken naar voren brengt, wat betreft de keuze van de eenheden die de jonge Brusselse miliciens dit jaar hebben gekozen: Anderlecht: 72,89% franstalig, Oudergem: 90%, St.-Agata-Berchem (tot 1954 nog een autentieke Vlaamse gemeente): 66,66%, Brussel: 85,36%, Etterbeek: 94,06%, Evere: 79,25%, Vorst: 91,75%, Ganshoren: 62,50% (zelfde opmerking als voor St.-Agata), Elsene: 94,81%, Jette: 74,83%, Koekelberg: 82,25% (zelfde opmerking als voor St.-Agata), Molenbeek: 70,16%, St.-Gillis: 95,77%, St.-Joost: 98,02%, Schaarbeek: 87,86%, Ukkel: 92,64%, Watermaal: 84,35%, St-Lambrechts-Woluwe: 86,15%, St.-Pieters-Woluwe: 83,15%. Dat betekent voor de 19 gemeenten van de Brusselse agglomeratie samen een gemiddelde van 85,09%... | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een lijdensweg...Maar willen wij nu eens samen nagaan hoe men tot dergelijke verwrongen en zelfs oneerlijke toestand gekomen is? Iemand komt zich in het Brusselse vestigen; laten wij deze familie eens op de voet volgen. Dan zult U misschien gemakkelijker kunnen begrijpen hoe het komt dat men ‘zich laat doen’ en zult U misschien eveneens, indien U nog iet of wat rechtgeaard zijt, een zekere verontwaardiging voelen opkomen en misschien (laten wij het hopen) zeggen dat het zo niet verder mag gaan, omdat dergelijke behandeling en houding een hoofdstad onwaardig is. Een jonggehuwd gezin komt ‘ergens’ in de Brusselse agglomeratie wonen. Men begeeft zich naar het gemeentehuis, bij de bevolkingsdiensten, om er een nieuwe identiteitskaart aan te vragen. Over het algemeen horen de ‘inwijkelingen’ er uitsluitend Frans spreken. Uiteindelijk geraken ze aan het loket om daar te horen vragen (minstens acht op de tien gevallen): ‘Quelle carte désirez-vous?’ En de nieuw ingeweken Vlaming, die van al die zaken niets afweet, omdat hij spijtig genoeg niet werd voorgelicht, zal in de meeste gevallen in het Nederlands antwoorden dat het hem om het even is. Vanzelfsprekend zal bij dergelijk antwoord onmiddellijk een franstalige identiteitskaart aan de betrokken echtgenoten worden afgegeven en van dat ogenblik af zijn de nieuw ingewekenen in 95% van de gevallen voor onze gemeenschap verloren. Dat ik overdrijf? Ziehier enkele statistische gegevens waaruit voldoende deze onrechtvaardige, deze onmogelijke, toestand zal blijken: voor de eerste zes maanden van 1966 werden te St.-Joost-ten-Node op 2.315 afge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
L'agglomération bruxelloise doit être accueillante à tous les Belges et les bourgmestres et chefs des groupes P.L.P entendent bien qu'il en soit ainsi. leverde identiteitskaarten er 23 in het Nederlands ingevuld, voor St.-Gillis bedroeg dat in 1964 slechts 74 op 5069 en in 1965 was dat te Ukkel amper 17 op ongeveer 5000 i.k. Kan men zich een valser beeld voorstellen? Maar laten wij niet vergeten dat, vanaf het ogenblik waarop men de franstalige i.k. in handen heeft, men in het Frans in de bevolkingsregisters is ingeschreven en dat vanaf dat moment alle mededelingen, briefwisseling, P.V.'s, aanvragen van allerlei aard, enz., in het Frans zullen toekomen en met alle andere diensten zal daarover in het Frans gekorrespondeerd worden, met vanzelfsprekend al de nefaste gevolgen daaraan verbonden... Indien onze nieuwe inwijkelingen katoliek zijn, zullen ze eventueel in kontakt komen met de geestelijkheid en zullen ze zich in de meeste gevallen niet van de indruk kunnen ontdoen dat ook het parochiaal leven hoofdzakelijk, en in sommige parochies bijna volledig, franstalig geschiedt. Het Davidsfonds, gewest Brussel, gaf in augustus 1966 een brochure uit getiteld: ‘Het taalgebruik in de parochies van de Brusselse Agglomeratie’. Er werden 113 parochiekerken onderzocht aangaande de taal der missen. De toestand in sommige gemeenten kan men niet eens katoliek noemen want bv. te Elsene zijn er op 47 missen slechts 5 in het Nederlands, te St.-Gillis 4 op 25, te Vorst 6 op 37, enz. In gemeenten waar de toestand beter is, zoals bv. te Molenbeek, Jette en Anderlecht, stelt men vast dat het er beter gaat, omdat op de 30 vroegmissen van 6 u., 6.30 u. en 7 u. er eventjes 28 in het Nederlands zijn en 2 in het Frans... Op dergelijke wijze tracht men een betere toestand voor te spiegelen... En ons jong gezin krijgt zijn eerste kind. De moeder gaat naar en kraaminrichting. Nauwelijks heeft het kind de wereld gezien, of men komt vragen welke voornaam het zal krijgen; bij wijze van hulp aan de diensten van de burgerlijke stand, is iemand van de kliniek aangeduid om alle gegevens dienaangaande op te nemen en over te maken aan het gemeentebestuur. Dat dit alles in de meeste klinieken uitsluitend in het Frans geschiedt, zal ik waarschijnlijk niet meer hoeven te zeggen. Het komt zelfs bij de verantwoordelijke persoon of bij de wetsdokter of de direktie niet op, aan de moeder of de vader te vragen of deze de aangifte of de mededelingen soms in het Nederlands zouden willen doen... En in vele gevallen ontsnapt deze ‘bijkomstigheid’ aan de gelukkige moeder en vader of het laat hen in al hun nieuw geluk volledig onverschillig... Het eerste verfransingsproces van het wichtje heeft zich al voltrokken... Eens thuis zal de jonge moeder regelmatig het konsultatiebureau voor zuigelingen willen gaan opzoeken. Hoe is de toestand daar? We nemen even het jaarboek 1966 van Caritas Catholica en we vinden er 54 katolieke consultatiebureaus voor de Brusselse Agglomeratie. Daarvan voeren er 7 de Nederlandse taalrol; maar laten we even nagaan waar die 7 konsultatiebureaus liggen: te Veeweide, Scheut, Haren, Neder-over-Humbeek, Ganshoren (2) en Evere, dus allemaal nog in het meer Vlaams gebleven randgebied. Ziet U onze jonge moeder reeds naar het ander uiteinde van de stad trekken met haar baby? (Zou U het doen?) Ze zal dus maar naar de dichtsbij gelegen franstalige konsultatiebureau gaan... En wat waar is voor Caritas Catholica, is ook waar, en in nog ergere mate soms, voor de gemeentelijke of andere private konsultatiebureaus. Na enkele tijd zal de moeder opnieuw haar werk hervatten want haar kraamverlof is voorbij. Ze zal nu eens moeten uitzien naar een kinderkribbe om er haar kindje gedurende de dag te plaatsen. En opnieuw begint het Vlaams drama. In Brussel-Hoofdstad zijn er, volgens hetzelfde jaarboek van Caritas Catholica, 7 katolieke kinderkribben en alle 7 zijn uitsluitend franstalig... De gemeentelijke kinderkribben zijn officieel tweetalig en, eerlijk gezegd, er is soms personeel dat als goed tweetalig kan doorgaan. Het is echter de gewoonte dat er alles in het Frans gebeurt en U kan zich wel voorstellen dat men niet weet of men met een Vlaams of een Frans wichtje te doen heeft. Daarom geschiedt er maar alles in het Frans en uitgerekend in deze kinderkribbe is het, dat het kindje de allereerste kiemen van de verfransing ondergaat, want daar begint het zijn eerste woordjes te stamelen. Eens de kinderkribbe ontgroeid moet er wel willens nillens uitgekeken worden naar een peuterschool (van 1 tot 3 jaar). En opnieuw zal zich dezelfde moeilijkheid voor de moeder voordoen; ze wenst deze zo dicht mogelijk bij haar thuis te vinden, onverschillig welke er de voertaal is, want voor haar komt het er over het algemeen slechts op aan tijd te winnen. Veel keus voor peutertuinen zal er wel niet zijn, want volgens Caritas Catholica zijn er 16 voor gans de Agglomeratie en daarvan 2 met Vlaamse taalrol, waarvan dan nog één met franstalige opvoeders... Voor Brussel-Hoofdstad zijn er amper twee gemeentelijke peutertuinen met Nederlands als voertaal nl. te St.-Joost en te St.-Lambrechts-Woluwe. Staatspeutertuinen bestaan er nog steeds niet... Waar moet de jonge moeder dan haar kind plaatsen, denkt U? U hebt het ongetwijfeld geraden... Intussen is het kind 3 jaar geworden en moet er een kleuterschool gezocht; nogmaals doet zich dezelfde moeilijkheid voor. Terwijl de gemeentebesturen ervoor gezorgd hebben, dat er in alle wijken van de gemeente franstalige wijkscholen werden opgericht met een kleuterafdeling, beschikken de Vlamingen, als het wél gaat, over één enkele jongens- en meisjesschool. En opnieuw gebeurt wat zich sinds jaar en dag te Brussel voordoet; het kindje van 3 jaar zal naar de dichtsbijliggende kleuterschool worden gestuurd en, wegens de overvloed aan wijkscholen, zal dat in veruit de meeste gevallen in een franstalige kleuterschool zijn... Het zal er verblijven tot zijn zes jaar. Thuis | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doen de Brusselse gemeentebesturen hun plicht niet, dan moeten de Vlaamse verenigingen iets doen. Deze mooi uitgegeven en praktische brochure wordt door het Centraal Secretariaat der Vlaamse Verenigingen van Etterbeek aan elke nieuwe inwoner, uit Vlaanderen afkomstig, toegezonden. Dit voorbeeld zou in alle Brusselse gemeenten moeten gevolgd worden. In het telefoonregister, dat de brochure bevat, worden de volgende richtlijnen aan de ‘nieuwkomers’. gegeven: Spreek uw taal: NEDERLANDS! Algemeen Beschaafd Nederlands Steeds overal A.B.N. Hebt U een nederlandstalige identiteitskaart? EIS tweetalige reklamefolders! Spreek uw taal keurig! Nederlands bij uw handelaar! Spreek uw taal op het gemeentehuis Stuur uw kind naar de Vlaamse school! Eis nederlandstalige formulieren op het gemeentehuis! Steun het Vlaamse Verenigingsleven.
zal het enkel 's avonds en 's zondags zijn, maar gedurende de dag, als het speelt en spreekt, is het bij anderstaligen. Kunt U begrijpen dat dergelijke kinderen na zes jaar geen Vlaamse kinderen meer zijn? Geen enkele taalinspekteur kan dat nog beweren en... in bijna al de gevallen zal het kind in kwestie, gezien het nu toch goed Frans spreekt, verder naar die school blijven gaan, maar voortaan naar de lagere afdeling. De verfransingscyclus is intussen volledig geworden... Er zijn echter, gelukkig maar, nog ouders die zich de moeite getroost hebben hun kinderen in het Nederlands op te voeden. Op zekere dag vraagt een van deze kinderen om bv. muzieklessen te mogen volgen of ander kunstonderricht. Weet U dat ze dat niet eens kunnen in de hoofdstad? Er zijn 17 muziekscholen of akademies en allemaal hebben ze een Frans taalstelsel. Er zijn 12 kunstonderrichtinstituten en daarvan is alleen het St.-Lukas-instituut nederlandstalig. Interesseert U soms dergelijk vernietigend lijstje? Op 29 november 1966 werd het officieel door de Minister van Nationale opvoeding bekendgemaakt als gevolg op een parlementaire vraag. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Plastische KunstenElsene: Nationale Hogere school voor Architectuur en Beeldende Kunsten Brussel: Kon. Akademie voor Schone Kunsten Anderlecht: School voor tekenen en sierkunsten Elsene: Kunstschool Etterbeek: School voor Kunsten en Ambachten Molenbeek: Akademie voor Tekenen en Sierkunsten St.-Gillis: Akademie voor Schone Kunsten Ukkel: School voor Teken- en Schilderkunst St.-Joost: School voor schone kunsten Watermaal: Akademie voor Teken- en Sierkunsten Woluwe: School voor Teken- en Schilderkunst | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
MuziekonderwijsBrussel: Muziekkonservatorium Anderlecht: Muziekakademie
En wat dan met de kinderen uit Vlaamse gemeenten uit de Brusselse omgeving, die eventueel een kunst- of muziekschool zouden willen bezoeken? Wat wél mogelijk is voor de omgeving van de steden in Vlaanderen, is niet mogelijk voor de kinderen en jonge lui rond Brussel... Moet de Vlaming dan gestraft worden, omdat hij te Brussel of in de omgeving van Brussel woont en leeft? Maar intussen hebben we even het jonge gezin uit het oog verloren, dat zich in Brussel is komen vestigen. Ook de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De voorstellen van de Brusselse P.V.V. zijn de ‘laatste nationale kans’. jonge vader heeft een en ander meegemaakt... Reeds meerdere malen moest hij om de ene of andere reden naar het gemeentehuis gaan. Hij heeft gepoogd, niettegenstaande hij een franstalige identiteitskaart bezit zijn zaken bij de chef in het Nederlands af te handelen, omdat hij die taal nu eenmaal beter kent. Wat kwam hij er berooid uit! Bijna geen enkele van die heren kon hem in een deftig Nederlands te woord staan, de meesten schenen hem zelfs niet eens te begrijpen. En verwondert U dat, vriendelijke lezer, wanneer U even de volgende statistiek zult gelezen hebben? Bij het hoger gemeentelijk personeel in sommige van de 19 gemeenten van de Brusselse agglomeratie was de toestand op 1-1-66 als volgt (vanaf afdelingschef en hoger):
Hoe wilt U dan dat de Vlamingen in dergelijke omstandigheden degelijk te woord zouden worden gestaan? Men zal dan ook gemakshalve, om toch niet te veel tijd te verliezen, om zijn eigen ruiten niet in te slaan en niet als ekstremist te worden verdacht of, wat ook wel gebeurt, om niet te worden uitgescholden, naar het Frans overschakelen... En dan zegt men in alle ernst dat de verfransing van Brussel onontkoombaar is... Onze nieuwe inwoners kwamen ook reeds een paar maal in kontakt met het Brussels Justitiepaleis. Ze waren toch zo verbaasd wanneer ze vaststelden dat ze ook dààr hoofdzakelijk, om niet te zeggen uitsluitend, Frans hoorden. Er wordt toch zeker ook nog voor andere gebieden gewerkt dan voor Brussel, vroegen ze zich af. Ze kenden echter de statistiek niet, welke senator Custers op 5 april 1966 in de senaat bekendgemaakt heeft en waaruit de onrechtvaardige toestand blijkt. nl.
Aangezien onze jonge huisvader een intelligente man is, heeft hij ook reeds vaak in de dagbladen een en het ander gelezen over die fameuze taalwetten. Zoveel kent hij er nu wel van, dat hij heeft vastgesteld dat gans die wetgeving gebaseerd is op twee hoekstenen nl. de Vice-Gouverneur van Brabant en de Vaste Kommissie voor Taaltoezicht. Wat hij evenwel niet begrijpt, is het feit dat van hogerhand niet alles wordt gedaan wat maar enigszins mogelijk is om het gezag van die mensen en die organen zo groot en zo sterk mogelijk te maken. Integendeel, hij stelt vast dat bepaalde adviezen van de VKT louter als adviezen worden behandeld en dat men er geen rekening mede houdt; hij stelt eveneens vast dat een Vice-Gouverneur gewoonlijk over het hoofd wordt gezien, niet geraadpleegd wordt door de overheid en zelfs vaak in het ongelijk wordt gesteld. Neen, hij begrijpt dat allemaal niet goed en intussen blijft men te Brussel maar de taalwetten ongestraft saboteren, durven bv. bepaalde schepenen in funktie, in volle gemeenteraadzitting, verklaren dat ze voortaan geen enkel dossier meer in het Nederlands zullen afhandelen zolang de Voer niet teruggekeerd is bij Luik. En dergelijke heren worden niet eens tot de orde geroepen, van een straf durven we niet spreken... O ja, zo stellen de nieuwe ingewekenen te Brussel heelwat vast en ondergaan ze allerlei drukkingen, te beginnen met de buurman en de winkelier tot en met de werkgever. Verder hoort en ondergaat hij dagelijks de minachting, die heelwat Brusselaars voor het Vlaams en de Vlamingen hebben. Zo kon hij bv. op 2 december jl. nog in een weekblad, dat op meerdere tienduizenden eksemplaren wordt verspreid (Vlan), het volgende lezen: ‘Le flamand n'est qu'un patois de paysans; il est intolérable qu'on prétende l'imposer aux gens qui n'en veulent pas et le mythe de la terre flamande est du pur grotesque’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Meer zelfbewustzijnOm nu aan vele van deze ergerlijke toestanden een einde te maken is er m.i. slechts één middel: de Vlamingen uit Vlaanderen zelf moeten zich aan Brussel gaan interesseren. Het zijn niet die enkele honderden Vlaamse vechters uit de hoofdstad, die het tij kunnen doen keren. Wat zij kunnen is een kleine dam opwerpen om het verfransingsproces tegen te houden en dit mits zich dag in, dag uit in te spannen en heel wat ondank en verwijten op de hals te halen. Daarom is het dat we méér en méér op een bewust Vlaanderen onze hoop gaan stellen, een Vlaanderen dat eindelijk begint in te zien dat het oneerlijk is iedere dag en ieder jaar dergelijke aderlating voor de eigen Vlaamse gemeenschap te Brussel te moeten ondergaan. Brussel moet gewaarworden, moet ondervinden dat de Vlamingen uit Vlaanderen zelf niet alleen in hun eigen taal wensen behandeld te worden maar dat ze eisen, dat in de hoofdstad van een tweetalig land, dat inderdaad een trefpunt van de beide kulturen zou moeten zijn, de Vlamingen in alles het recht op pariteit hebben. Ze moeten te Brussel aanvoelen, dat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze mastodont is het Justitiepaleis waar, onder Vlaams oogpunt, nog heelwat moet rechtgetrokken worden. Cliché C.G.T. Foto Ponein.
de Vlamingen uit Vlaanderen in hun eigen hoofdstad elk onthaalregiem resoluut verwerpen, maar integendeel werkelijke medezeggingschap en gelijkberechtiging eisen. Alléén op het ogenblik dat Brussel werkelijk zal ondervinden - en niet uit kranteartikels of slogans - dat het niet meer om loze dreigementen gaat, zullen de leiders van de hoofdstad zich misschien rekenschap gaan geven van het gevaar dat Brussel als hoofdstad bedreigt. Wij geven het volmondig toe: aan heelwat Vlamingen uit de hoofdstad kan zeer veel laksheid, gebrek aan moed en zelffierheid verweten worden. Maar hoe staat het met de Vlamingen die regelmatig of slechts nu en dan eens naar Brussel komen? Gedragen deze zich zoveel moediger en meer fier? Graag zou ik, om te eindigen, een citaat willen aanhalen uit het decembernummer van het maandblad ‘De Nieuwe Boodschap’, uitgegeven door de paters Jezuïeten. Dat is een heel nieuw geluid, iets wat enkele jaren geleden heel zeker niet mocht geschreven worden en waarschijnlijk dat men toen niet eens dàcht het te schrijven: ‘De Vlamingen hebben zich nu eenmaal niet laten verfransen, wat hun goed recht was. Een tijdlang kon men omtrent het resultaat van hun streven sceptisch staan, en kon een intellectuele en sociale elite te goeder trouw van oordeel zijn dat ze de Vlamingen geen betere dienst kon bewijzen dan hun, in plaats van ze met hun dialecten te laten zitten, een cultuurtaal, het Frans, mee te geven. Maar deze tijd is voorbij. Op een gegeven ogenblik kan het zelfs zo ver komen dat deze elite niet alleen meer het goed recht van de Vlaamse taalstrijd moet erkennen, maar ook de plicht heeft zich bij dit streven aan te sluiten. M.a.w. hoewel een taal op zich zelf iets relatiefs is, kan het in een gegeven situatie onchristelijk zijn zich op taalgebied van het gemeenschappelijk streven van het volk waartoe men behoort, te distanciëren of ertegen in te gaan. Beweringen als “ik ben voor alles Belg” of “ik moet vooral aan de toekomst van mijn kinderen denken” of “als christen sta ik daarboven” zijn alibi's waardoor men zich aan een onprettige verplichting wil onttrekken’. Wat een fantastische uitspraak... Mochten deze woorden door vele Vlamingen gelezen, gekend en overwogen worden en, vooral, mocht de elite toch inzien dat het vandaag noch min noch meer een plicht is zich bij de Vlaamse ontvoogdingsstrijd aan te sluiten. Wat onze gewone doorsnee Vlaamse mensen, zowel te Brussel als in Vlaanderen zelf, nog al té zeer ontberen, is het goede voorbeeld van haar eigen elite. Deze steun en dat voorbeeld heeft ons jarenlang ontbroken omdat ze, op enkele uitzonderingen na, niet bestond. Thans moet dat tekort dubbel en dik worden ingelopen. En mag ik misschien nog een gans bijzonder woord tot de dames richten? Ik durf gerust te verklaren dat een mooi geklede dame, die zich te Brussel in een deftig Nederlands uitdrukt, meer invloed heeft dan 1.000 Vlamingen die naar een Mars op Brussel komen. Waarom? Omdat men in Brussel nog steeds niet gewoon is mooi geklede dames te zien, die zich van een deftig Nederlands bedienen. Door zó op te treden, telkens wanneer de Vlaming te Brussel is, zult U op de beste manier helpen om de atmosfeer en de mentaliteit in de hoofdstad te helpen verbeteren en daardoor zult U niet alleen ons, Brusselse Vlamingen, maar tevens gans de Vlaamse gemeenschap waardevol helpen. Is dat niet de moeite waard? Vergeet het dan a.u.b. niet! S. Szondi Gemeenteraadslid te Etterbeek |